In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie en de draagkracht van de man. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in 2018 in Oekraïne met de vrouw, verweerster in hoger beroep, getrouwd. Zij zijn de ouders van twee minderjarige kinderen. De rechtbank Overijssel heeft op 10 januari 2023 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de kinderen bij de vrouw zullen wonen. In een latere beschikking van 1 maart 2023 is de kinderalimentatie vastgesteld op € 67,- per kind per maand, met ingang van 17 mei 2022. De man is in hoger beroep gegaan, omdat hij meent dat hij geen draagkracht heeft om deze bijdrage te voldoen. Hij stelt dat hij aanzienlijke schulden heeft en dat hij maandelijks € 300,- aflost op leningen die hij heeft afgesloten. De vrouw betwist dit en stelt dat de man niet heeft aangetoond dat hij niet in staat is om de alimentatie te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 augustus 2023 is de zaak besproken. Het hof heeft geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij niet kan voldoen aan de alimentatieverplichting. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.