ECLI:NL:GHARL:2023:8740

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
200.325.971/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkomingen en klachtplicht bij de verkoop van jachten met gebreken

In deze zaak hebben twee appellanten hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, waarin zij diverse gebreken aan jachten hebben aangeklaagd die zij van de geïntimeerde, Yachts B.V., hebben gekocht. De belangrijkste klachten zijn dat de jachten niet gemakkelijk in plané zijn te brengen, dat niet is voldaan aan de veiligheidseisen voor de CE-certificaten, en dat er corrosievorming is opgetreden door een gebrek aan galvanische isolatie. De procedure in hoger beroep is gestart na een reeks vonnissen van de rechtbank, waarin de meeste vorderingen van de appellanten zijn afgewezen, met uitzondering van een schadevergoeding van € 1.500 voor tekortkomingen in de gebruikte materialen. De appellanten hebben hun vorderingen in hoger beroep gehandhaafd en zelfs uitgebreid, maar de geïntimeerde is niet verschenen. Het hof heeft geoordeeld dat de bestreden vonnissen in stand blijven, omdat de appellanten niet tijdig hebben geklaagd over de gebreken, waardoor zij hun rechten hebben verwerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de jachten bij de proefvaarten niet voldeden aan de verwachtingen van de appellanten, maar dat zij geen goede verklaring hebben gegeven voor het late klagen. De vorderingen van de appellanten zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.971/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 10007894
arrest van 17 oktober 2023
in de zaak van

1.[appellant1] ,

die woont in [woonplaats1] ,
2. [appellant2],
die woont in [woonplaats2] ,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de kantonrechter optraden als eisers,
hierna samen:
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellant1]en
[appellant2],
advocaat: mr. J.C. Croes te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde] Yachts B.V.,
die is gevestigd in [vestigingsplaats] ,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellanten] hebben hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank
Noord-Nederland, locatie Leeuwarden respectievelijk de kantonrechter in die rechtbank, op
1 september 2021, 1 december 2021, 20 juli 2022, 27 september 2022 en 17 januari 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de dagvaarding in hoger beroep met grieven. [geïntimeerde] is in hoger beroep niet verschenen. Tegen haar is om die reden ‘verstek’ verleend.

2.De kern van de zaak en de vorderingen

Waar gaat het geschil over?
2.1
In deze zaak klagen [appellanten] over diverse gebreken aan de jachten van hetzelfde type die zij ieder van [geïntimeerde] hebben gekocht. De belangrijkste klachten luiden dat de jachten niet gemakkelijk in plané zijn te brengen, dat niet is voldaan aan de veiligheidseisen op grond waarvan de CE-certificaten zijn afgegeven, en dat sprake is van corrosievorming doordat de jachten niet ‘massavrij’ zijn gebouwd. Een en ander heeft de volgende achtergrond.
Vaststaande feiten
2.2
Op 28 september 2009 heeft [geïntimeerde] aan [appellant1] voor € 285.000 inclusief meerwerk een door haarzelf ontworpen en te bouwen jacht verkocht van het type [geïntimeerde] Sport 34-38
( [naam1] ). De proefvaart vond een jaar later plaats, op 14 september 2010. Op 1 oktober 2010 heeft [geïntimeerde] het jacht geleverd. Kort daarna, op 25 november 2010 heeft ook [appellant2] een dergelijk jacht van [geïntimeerde] gekocht (de [naam2] ). Hij heeft daarvoor € 365.396,40 inclusief meerwerk betaald. De proefvaart met dit jacht vond plaats op 20 april 2012. Het werd medio april 2012 geleverd. Het zijn de enige twee jachten van dat type die zijn gebouwd. Voor beide jachten heeft Dutch Marine Inspection B.V. (DMI) op 4 april 2011 een CE-certificaat afgegeven voor ontwerpcategorie B.
2.3
In 2018 is een van de twee motoren van [naam1] kapotgegaan. [appellant1] heeft daarop nieuwe motoren in zijn jacht laten plaatsen. Op 14 december dat jaar heeft hij [geïntimeerde] geschreven dat zijn jacht gebreken vertoonde en dat het om die reden niet beantwoordde aan de koopovereenkomst. [geïntimeerde] is verzocht binnen acht dagen te berichten dat de gebreken door haar erkend werden en dat deze zouden worden hersteld. Aan dit verzoek heeft [geïntimeerde] niet voldaan.
2.4
Op 19 april en 1 mei 2019 heeft ook [appellant2] aan [geïntimeerde] geschreven dat het door hem gekochte jacht gebreken vertoonde. Op 1 mei 2019 sommeerde hij [geïntimeerde] om die uiterlijk
8 mei 2019 te herstellen. Aan deze sommatie is door [geïntimeerde] evenmin voldaan.
2.5
Partijen hebben allen deskundigen geraadpleegd om hun standpunt te onderbouwen. Omdat die deskundigen niet tot een eenduidige conclusie kwamen, heeft de rechtbank op verzoek van [appellant1] op 7 augustus 2020 een voorlopig deskundigenonderzoek naar de jachten bevolen door de heer [naam3] , werkzaam bij Arntz Van Helden in Rotterdam. [naam3] heeft naar aanleiding van zijn onderzoek op 15 april 2021 een voorlopig deskundigenbericht verstrekt. Het deel van het onderzoek dat betrekking heeft op de CE-certificering is uitgevoerd door de heer [naam4] , van Radar Scheepsexperts.
2.6
Op 21 juli 2021 hebben [appellanten] tot zekerheid voor de voldoening van hun vorderingen conservatoir beslag gelegd op een aantal roerende zaken, alsmede derdenbeslagen onder Coöperatieve Rabobank U.A., [geïntimeerde] en [geïntimeerde] Beheer B.V.
2.7
[appellanten] hebben in eerste aanleg een groot aantal vorderingen ingesteld (waarover hierna meer), die de kantonrechter voor het grootste deel heeft afgewezen. Wel is ‘voor recht’ verklaard dat [geïntimeerde] jegens zowel [appellant1] als [appellant2] is tekortgeschoten voor wat betreft het gebruik van messing afsluiters en messing doorvoeren op en onder de waterlijn, met veroordeling van [geïntimeerde] om aan beide partijen € 1.500 aan schade te betalen. Die beslissing staat in hoger beroep niet ter discussie en heeft, naar het hof begrijpt, ten aanzien van de gevorderde schades tot eisverminderingen geleid.
De in eerste aanleg ingestelde vorderingen
2.8
Alles wat [appellanten] verder in eerste aanleg hadden gevorderd en was afgewezen, wordt in dit hoger beroep gehandhaafd. Op diverse punten is echter ook sprake van eisvermeerderingen. In de grieven wordt daarop niet gewezen, laat staan dat duidelijk wordt gemaakt waar deze wijzigingen specifiek op neerkomen. De eisvermeerderingen zullen desalniettemin worden toegelaten, omdat ze voldoende blijken uit de formulering van de vorderingen in dit hoger beroep, en omdat die vorderingen onderdeel uitmaken van de aan [geïntimeerde] betekende appeldagvaarding waarin ook de grieven en de gewijzigde vordering zijn opgenomen [1] .
2.9
In eerste aanleg is ook een vordering van [geïntimeerde] toegewezen: [appellanten] zijn veroordeeld om binnen 14 dagen nadat [geïntimeerde] integraal heeft voldaan aan de toegewezen vorderingen van [appellanten] (de vorderingen in conventie) de ten laste van [geïntimeerde] gelegde beslagen op te heffen. [appellanten] hebben gevorderd dat deze tegenvorderingen
(in de oorspronkelijke reconventie) moeten stranden omdat hun eigen vorderingen zodanig samenhangen met de door [geïntimeerde] ingestelde vorderingen tot onder meer de opheffing van de beslagen, dat [geïntimeerde] alsnog geheel in het ongelijk dient te worden gesteld.
De vorderingen in het hoger beroep
2.1
Het hof zal de vorderingen in het hoger beroep hierna volledig weergeven. De vorderingen luiden als volgt.
Ten aanzien van [appellant1] (appellant sub 1)
Ten aanzien van de motoren
I) Te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] jegens [appellant1] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen inhoudende om motoren te leveren die geschikt zijn om [naam1]
(de boot van [appellant1] ) eenvoudig in plané te brengen en te houden, en [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de dientengevolge geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
2) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 14.500,-- inclusief btw aan
[appellant1] als zijnde een voorschot op de geleden schade vanwege de gebrekkige motoren, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 14 dagen na dagvaarding, dan wel een in goede justitie te bepalen datum, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Ten aanzien van de CE-certificering
Primair
3) [geïntimeerde] te verplichten om uiterlijk binnen 2 dagen na het in deze te wijzen arrest, dan wel
binnen een in goede justitie te bepalen termijn, geheel op kosten van [geïntimeerde] opdracht te
geven aan `naval architect' Trimm Design B.V. te Leeuwarden, dan wel aan een door
Uw Hof te bepalen `naval architect' om conform het oordeel van de deskundige. (zie
productie 7 dagvaarding, bijlage 2, pagina 13) de Post Construction Assessment (PCA)
uit te voeren, zulks onder toezicht van de deskundige de heer [naam4] van
Radar Scheepsexperts, en voorts geheel op kosten van [geïntimeerde] de Post Construction
Assessment te laten controleren door een nader door [appellant1] aan te wijzen Notified
Body, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
4) Indien uit het Post Construction Assessment (PCA) blijkt dat de boot een deugdelijk CE-certificaat voor een categorie B motorjacht kan krijgen naar de op dit moment geldende eisen, [geïntimeerde] te verplichten om geheel op haar kosten indien mogelijk direct, dan wel uiterlijk binnen 14 dagen na afronding van de PCA, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn het herstelwerk uit te (laten) voeren onder toezicht van de heer [naam4] van Radar Scheepsexperts en [geïntimeerde] te verplichten om geheel op haar kosten eveneens direct na afronding van het herstelwerk, dan wel uiterlijk binnen 14 dagen daarna, dan wel binnen een goede justitie te bepalen termijn het CE-certificaat voor de categorie B motorjacht naar de op dit moment geldende eisen af te geven, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
5) Een dwangsom op te leggen van € 1.000,-- per dag /dagdeel dat [geïntimeerde] in gebreke blijft om opvolging te geven aan het gevorderde onder 3) en !o f 4), met een maximum van € 100.000,-- aan te verbeuren dwangsommen, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan dwangsommen, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Subsidiair
6) [geïntimeerde] te verplichten om uiterlijk binnen 2 dagen na het in deze te wijzen arrest, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, geheel op kosten van [geïntimeerde] opdracht te geven aan `naval architect' Trimm Design B.V, te Leeuwarden, dan wel aan een door Uw Hof te bepalen 'naval architect' om conform het oordeel van de deskundige (zie productie 7 dagvaarding, bijlage 2, pagina 13) de Post Construction Assessment (PCA) uit te voeren, zulks onder toezicht van de deskundige de heer [naam4] van Radar Scheepsexperts, en voorts geheel op kosten van [geïntimeerde] de Post Construction Assessment te laten controleren door een nader door [appellant1] aan te wijzen Notified Body, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
7) Indien uit het Post Construction Assessment (PCA) blijkt dat het vaartuig in overeenstemming is te brengen met de eisen waaraan destijds ten tijde van het afgeven van het CE-certificaat is getoetst; [geïntimeerde] te verplichten om geheel op haar kosten indien mogelijk direct, dan wel uiterlijk binnen 14 dagen na afronding van de PCA, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn het herstelwerk uit te (laten) voeren onder toezicht van de heer [naam4] van Radar Scheepsexperts opdat het vaartuig in overeenstemming wordt gebracht met de eisen waaraan destijds ten tijde van het afgeven van het CE-certificaat is getoetst, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
8) Een dwangsom op te leggen van € 1.000; -p er dag /dagdeel dat [geïntimeerde] in gebreke blijft om opvolging te geven aan het gevorderde onder 6) en 1o f 7), met een maximum van € 100.000,-- aan te verbeuren dwangsommen, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan dwangsommen, dan geel een in goede justitie te nemen beslissing;
Meer subsidiair
9) [geïntimeerde] te veroordelen om een bedrag van € 25.000,-- bij wijze van voorschot te betalen
aan [appellant1] ;
In elk geval
10) Voor zover uit de Post Construction Assessment blijkt dat het niet mogelijk is om de boot van een CE-certificaat voor een categorie B motorjacht naar de op dit moment geldende eisen te voorzien, dan wel indien het niet mogelijk is om de boot in overeenstemming te brengen met de CE-eisen die golden op het moment waarop het CE-certificaat destijds werd afgegeven, de schade te vergoeden die [appellant1] daardoor lijdt, heeft geleden en nog zal lijden, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
11) Te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] jegens [appellant1] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen inhoudende om de boot van [appellant1] , [naam1] , te voorzien van een CE-certificaat voor een categorie B motorjacht die afgegeven is op grond van een correcte naleving van de daaraan ten grondslag liggende eisen, dan wel een in goede justitie te geven verklaring voor recht;
Ten aanzien van de overige gebreken
12) Te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] jegens [appellant1] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen inhoudende om de boot van [appellant1] , [naam1] , vrij van gebreken (met uitzondering van de motoren en de CE-certificering) aan [appellant1] op te leveren, en [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de dientengevolge geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
13) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 21.250,00 inclusief btw aan
[appellant1] als zijnde een voorschot op de geleden schade, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 14 dagen na dagvaarding, dan wel een in goede justitie te bepalen datum, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Ten aanzien van de kosten ter vaststelling schade en aansprakelijkheid
14) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan [appellant1] van de kosten ter vaststelling schade en aansprakelijkheid, welke kosten in redelijkheid neerkomen op een bedrag van € 42.441,5 1, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Beslagkosten
15) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan [appellant1] van de kosten van beslaglegging, welke kosten neerkomen op een bedrag van € 1.681,82, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Proceskosten
16) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, daaronder mede begrepen voor zover deze kosten niet als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zouden kunnen worden gezien het door [appellant1] betaalde voorschot voor het voorlopig deskundigenonderzoek ten bedrage van € 12.100,--, alsmede de nakosten;
Ten aanzien van [appellant2] (appellant sub 2):
Ten aanzien van de motoren
17) Te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] jegens [appellant2] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen inhoudende om motoren te leveren die geschikt zijn om de Relief 11
(de boot van [appellant2] ) eenvoudig in plané te brengen en te houden, en [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de dientengevolge geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
18) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 14.500,-- inclusief btw aan [appellant2] als zijnde een voorschot op de geleden schade vanwege de gebrekkige motoren, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 14 dagen na dagvaarding, dan wel een in goede justitie te bepalen datum, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Ten aanzien van de CE-certificering
primair
19) [geïntimeerde] te verplichten om uiterlijk binnen 2 dagen na het in deze te wijzen arrest, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, geheel op kosten van [geïntimeerde] opdracht te geven aan `naval architect' Trimm Design B.V. te Leeuwarden, dan wel aan een door Uw Hof te bepalen `naval architect' om conform het oordeel van de deskundige (zie productie 7 dagvaarding. bijlage 2, pagina 13) de Post Construction Assessment (PCA) uit te voeren, zulks onder toezicht van de deskundige de heer [naam4] van Radar Scheepsexperts, en voorts geheel op kosten van [geïntimeerde] de Post Construction Assessment te laten controleren door een nader door [appellant2] aan te wijzen Notified Body, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
20) Indien uit het Post Construction Assessment (PCA) blijkt dat de boot een deugdelijk CE-certificaat voor een categorie B motorjacht kan krijgen naar de op dit moment geldende eisen, [geïntimeerde] te verplichten om geheel op haar kosten indien mogelijk direct, dan wel uiterlijk binnen 14 dagen na afronding van de PCA, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn het herstelwerk uit te (laten) voeren onder toezicht van de heer [naam4] van Radar Scheepsexperts en [geïntimeerde] te verplichten om geheel op haar kosten eveneens direct na afronding van liet herstelwerk, dan wel uiterlijk binnen 14 dagen daarna, dan wel binnen een goede justitie te bepalen termijn het CE-certificaat voor de categorie B motorjacht naar de op dit moment geldende eisen af te geven, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
21) Een dwangsom op te leggen van € 1.000,-- per dag 1dagdeel dat [geïntimeerde] in gebreke blijft om opvolging te geven aan het gevorderde onder 19) en /of 20), met een maximum van
€ 100.000,-- aan te verbeuren dwangsommen, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan dwangsommen, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Subsidiair
22) [geïntimeerde] te verplichten om uiterlijk binnen 2 dagen na het in deze te wijzen arrest, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn; geheel op kosten van [geïntimeerde] opdracht te geven aan 'naval architect' Trimm Design B.V. te Leeuwarden, dan wel aan een door Uw Hof te bepalen 'naval architect' om conform het oordeel van de deskundige (zie productie 7 dagvaarding, bijlage 2, pagina 13) de Post Construction Assessment (PCA) uit te voeren, zulks onder toezicht van de deskundige de heer [naam4] van Radar Scheepsexperts, en voorts geheel op kosten van [geïntimeerde] de Post Construction Assessment te laten controleren door een nader door [appellant2] aan te wijzen Notified Body, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
23) Indien uit het Post Construction Assessment (PCA) blijkt dat het vaartuig in overeenstemming is te brengen met de eisen waaraan destijds ten tijde van het afgeven van liet CE-certificaat is getoetst, [geïntimeerde] te verplichten om geheel op haar kosten indien mogelijk direct, dan wel uiterlijk binnen 14 dagen na afronding van de PCA, dan wiel binnen een in goede justitie te bepalen termijn het herstelwerk uit te (laten) voeren onder toezicht van de heer [naam4] van Radar Scheepsexperts opdat het vaartuig in overeenstemming wordt gebracht met de eisen waaraan destijds ten tijde van het afgeven van het CE-certificaat is getoetst, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
24) Een dwangsom op te leggen van € 1.000,-- per dag /dagdeel dat [geïntimeerde] in gebreke blijft om opvolging te geven aan het gevorderde onder 22 ) en /o f 23 ), met een maximum van
€ 100.000,-- aan te verbeuren dwangsommen, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan dwangsommen, dan vel een in goede justitie te nemen beslissing;
Meer subsidiair
25) [geïntimeerde] te veroordelen om een bedrag van € 25.000 ,-- bij wijze van voorschot te betalen
aan [appellant2] ;
In elk geval
26) Voor zover uit de Post Construction Assessment blijkt dat het niet mogelijk is om de boot van een CE-certificaat voor een categorie B motorjacht naar de op dit moment geldende eisen te voorzien, dan wel indien het niet mogelijk is om de boot in overeenstemming te brengen met de CE-eisen die golden op het moment waarop het CE-certificaat destijds werd afgegeven, de schade te vergoeden die [appellant2] daardoor lijdt, heeft geleden en nog zal lijden, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, dan wel een door Uw Hof in goede justitie te nemen beslissing;
27) Te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] jegens [appellant2] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen inhoudende om de boot van [appellant2] , de [naam2] , te voorzien van een CE-certificaat voor een categorie B motorjacht die afgegeven is op grond van een correcte naleving van de daaraan ten grondslag liggende eisen, dan wel een in goede justitie te geven verklaring voor recht;
Ten aanzien van de overige gebreken
28) Te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] jegens [appellant2] tekortgeschoten is in de nakoming
van haar verplichtingen inhoudende om de boot van [appellant2] , de [naam2] , vrij van gebreken (met uitzondering van de motoren en de CE-certificering) aan [appellant2] op te leveren, en [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de dientengevolge geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
29) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 16.250,00 inclusief btw aan [appellant2] als zijnde een voorschot op de geleden schade, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 14 dagen na dagvaarding, dan wel een in goede justitie te bepalen datum, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Ten aanzien van de kosten ter vaststelling schade en aansprakelijkheid
30) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan [appellant2] van de kosten ter vaststelling schade en aansprakelijkheid, welke kosten in redelijkheid neerkomen op een bedrag van € 29.653,38, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Beslagkosten
31) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan [appellant2] van de kosten van beslaglegging, welke kosten neerkomen op een bedrag van € 1.681,82, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing;
Proceskosten
32) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de kosten van de e procedure, daaronder mede begrepen voor zover deze kosten niet als kosten er vaststelling van schade en aansprakelijkheid zouden kunnen worden gezien het door [appellant2] betaalde voorschot voor het voorlopig deskundigenonderzoek ten bedrage van € 12.100.--, alsmede de nakosten.”

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat de bestreden vonnissen in stand blijven. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (‘grieven’) van [appellanten] zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Geen bezwaren tegen de vonnissen van 1 september 2021 en 1 december 2021
3.2
[appellanten] hebben onder meer hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in het incident en het vonnis waarin de mondelinge behandeling is bepaald. Tegen die uitspraken zijn echter, voor zover hoger beroep al is toegelaten, geen kenbare bezwaren geformuleerd. Daarom zijn [appellanten] in zoverre niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Het planeren
3.3
Volgens [appellanten] mochten zij er op grond van de gesloten overeenkomsten vanuit gaan dat de jachten - net als de vergelijkbare Bavaria 38 - gemakkelijk in plané konden komen, dus zonder dat de motoren vol zouden hoeven te worden belast. Die motoren waren daarvoor echter niet zwaar genoeg. De deskundige was hier duidelijk over: de motoren moesten lange tijd ‘vol’ worden belast om in plané te kunnen komen, en het bleek niet mogelijk al bij kruistoerentallen plané te halen of te handhaven. Er was dus niet sprake van vaartuigen die eenvoudig en gemakkelijk in plané konden komen en blijven. Bij oplevering hadden de motoren daartoe onvoldoende vermogen. Inmiddels heeft [appellant1] krachtiger motoren laten installeren, waardoor het schip wel met gemak in plané komt.
3.4
Het verweer van [geïntimeerde] luidt onder meer dat [appellanten] hier te laat over hebben geklaagd, waardoor zij hun rechten in verband met het door hen gestelde gebrek hebben verwerkt. Het hof zal dit verweer hierna behandelen, en zal er daarbij veronderstellenderwijs vanuit gaan dat uit de overeenkomsten van partijen inderdaad volgt dat de jachten eenvoudig in plané gebracht moesten kunnen worden.
3.5
Bij een beroep op de klachtplicht ligt het allereerst op de weg van de schuldeiser (in dit geval [appellanten] ) om te stellen en zo nodig te bewijzen dat en wanneer er is geklaagd over gebreken in de geleverde prestatie. Vast staat dat dat in deze zaak in ieder geval is gebeurd eind 2018 ( [appellant1] ) en 2019 ( [appellant2] ), nadat de bakboordmotor van [appellant1] het had begeven en beide schepen aan een deskundigenonderzoek waren onderworpen. Pas op dat moment stellen [appellanten] daadwerkelijk bekend te zijn geweest met dit gebrek. Voordien hebben zij naar eigen zeggen wel meerdere keren in contactmomenten met [geïntimeerde] aangegeven dat de motoren vol belast moesten worden om in plané te kunnen varen. Zij werden dan echter naar hun zeggen steeds door [geïntimeerde] gerustgesteld, zodat zij geen reden hadden om onderzoek te doen. Omdat partijen indertijd op vriendschappelijke voet met elkaar stonden, is daarvan volgens [appellanten] nooit iets op papier gezet. [appellant2] beroept zich er verder op dat hij pas (het hof begrijpt: vol gas) in plané kon varen nadat hij zijn vaarbewijs had gehaald.
3.6
Het hof constateert dat [appellanten] niet hebben onderbouwd dat zij (of een van hen) er al voor 2018 op enig moment bij [geïntimeerde] over hebben geklaagd dat hun schepen niet gemakkelijk in plané waren te brengen. De bewering dat zij voordien meerdere keren hebben aangegeven dat de motoren vol belast moesten worden om dat te bereiken, is daartoe onvoldoende specifiek. Bovendien is hun stelling onverenigbaar met het standpunt dat zij van dit gebrek pas op de hoogte kwamen nadat de bakboordmotor van [appellant1] het had begeven en beide schepen aan een deskundigenonderzoek waren onderworpen. Het moet er daarom voor worden gehouden dat dergelijke klachten [geïntimeerde] pas in 2018 en 2019 bereikten. nadat de door [appellanten] zelf in eerste instantie ingeschakelde deskundige onderzoek had gedaan.
3.7
Het hof houdt het er echter ook voor dat al meteen, tijdens de proefvaarten, voor
[appellanten] duidelijk moet zijn geweest dat de jachten niet eenvoudig – bij kruissnelheid – in plané waren te brengen. [appellanten] hebben niet toegelicht waarom zij daar pas later achter konden komen, en [appellant2] heeft niet toegelicht dat en waarom hij
daartoeover een vaarbewijs diende te beschikken – temeer omdat hij voorafgaand aan de koop van zijn eigen jacht op het jacht van [appellant1] heeft meegevaren. De proefvaarten met beide jachten vonden al plaats in 2010 en 2012. Het duurde dus zo’n zes jaar voordat [geïntimeerde] enige klacht over dit door [appellanten] ervaren probleem bereikte. Op dat moment waren onbestreden al duizenden kilometers met de jachten afgelegd en hadden al diverse modificaties plaatsgehad. In het geval van [appellant1] waren de motoren zelfs al vervangen, zodat met zijn jacht helemaal niet meer was na te gaan of de klacht wel terecht was. Enkele jaren daarvoor, in juli 2015, had hij [geïntimeerde] in een app-bericht nog wel laten weten dat zijn jacht niet meer in plané kwam, maar hij klaagde er (ook) op dat moment niet over dat dit voordien niet gemakkelijk ging - wat wel in de rede zou liggen als hij daarop mocht of meende te mogen rekenen. Bovendien werd deze opmerking gemaakt nadat de vaareigenschappen door de vervanging van de Z-drives in 2012 waren gewijzigd, en staat vast dat het jacht weer in plané kon worden gebracht nadat [appellant1] in 2015 op advies van [geïntimeerde] het onderwaterschip had laten schoonmaken en nieuwe antifouling had laten aanbrengen. Eventuele geruststellende opmerkingen van [geïntimeerde] kunnen niet afdoen aan het feit dat het voor [appellanten] van meet af aan duidelijk moet zijn geweest dat hun jachten niet eenvoudig in plané te brengen waren.
3.8
Voor het late tijdstip van klagen hebben [appellanten] dus geen goede verklaring kunnen geven. Daarbij komt dat [geïntimeerde] door deze gang van zaken (het late klagen) in haar belangen is geschaad, omdat zij er, ter voorkoming van erger, belang bij had om de klachten zo snel mogelijk te onderzoeken en eventuele gebreken te kunnen verhelpen. Zij zou er bijvoorbeeld eerder voor hebben kunnen kiezen de motoren te vervangen en de oude motoren te verkopen. De waarde van de oude motoren zou in dat geval hoger zijn geweest dan de huidige waarde.
3.9
Het hof honoreert gelet op al deze omstandigheden het beroep op schending van de klachtplicht, in het bijzonder gelet op de vele jaren die, terwijl er volop met de jachten werd gevaren, zijn verstreken tussen het moment dat kon worden geklaagd en het moment dat dat daadwerkelijk gebeurde - en omdat [appellanten] geen bijzondere omstandigheden hebben aangevoerd die bij de te maken afweging in hun voordeel zouden moeten meewegen. Er is niets aangevoerd dat tot de conclusie kan leiden dat dit verweer van [geïntimeerde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te achten is.
3.1
De vraag of uit de overeenkomsten volgt dat de jachten eenvoudig in plané gebracht moesten kunnen worden, kan hiermee onbesproken blijven.
De CE-certificering
3.11
Volgens [appellanten] voldeden de jachten van meet af aan niet aan de (veiligheids)eisen voor de verleende CE-certificaten. Naar het oordeel van de kantonrechter is er echter onvoldoende grond om dat aan te nemen, omdat vaststaat dat wel geldige certificaten zijn verleend. Aan de vordering was volgens de kantonrechter onvoldoende duidelijk ten grondslag gelegd dat de eisen die destijds golden voor het verkrijgen van een CE-certificaat, op basis van de overeenkomst ook de eisen waren waaraan [geïntimeerde] in zijn relatie tot [appellanten] diende te voldoen.
3.12
Bij de beoordeling van dit onderdeel van de vordering stelt het hof met de kantonrechter voorop dat indertijd een geldige CE-certificering is afgegeven. Niet is aangevoerd dat deze certificering daarna door toedoen van [geïntimeerde] ongeldig zou zijn geworden. Het belang van [appellanten] bij de gevraagde verklaring voor recht dat de jachten indertijd niet voldeden aan de daarvoor geldende eisen, valt om die reden niet in te zien. Het hof vat het standpunt van [appellanten] echter op als een beroep op non-conformiteit, in die zin dat zij op basis van de afgegeven certificering mochten verwachten dat de jachten daadwerkelijk over de eigenschappen beschikten waaraan bij een dergelijke certificering wordt getoetst. Zij beroepen zich daarbij op het voorlopig deskundigenrapport. Voor zover daaraan onderbouwing is gegeven, zal het hof hierna op die gestelde gebreken ingaan.
3.13
Voor een goed begrip merkt het hof nog wel op dat – als al is bedoeld dat standpunt in te nemen - [appellanten] niet hebben onderbouwd waarom de jachten zouden moeten voldoen aan de strengere eisen die inmiddels voor zo’n certificering zijn gaan gelden. Als hun bewering al klopt dat de noodzaak van een nieuwe certificering is opgekomen door het aanbrengen van modificaties die [appellanten] zelf de afgelopen jaren hebben doorgevoerd, dan komt dat niet voor rekening en risico van [geïntimeerde] . Uitgangspunt is daarentegen ook, dat de koper van een nieuw jacht in beginsel mag verwachten dat daadwerkelijk aan de (veiligheids)eisen is voldaan waarvoor de CE-certificering destijds is afgegeven. In deze zaak is niets aangevoerd dat een uitzondering op dat uitgangspunt rechtvaardigt. Vast staat echter dat tegelijkertijd met beide jachten gedurende een decennium volop is gevaren. Van de hierna te bespreken verwijten kan om die reden een deugdelijke onderbouwing worden verlangd.
Beveiliging tegen overboord vallen
3.14
Volgens [appellanten] hoorden de jachten op basis van de CE-certificering te beschikken over een beveiliging tegen overboord vallen. Op het achterdek van beide jachten staat echter momenteel wel een railing. Bij [naam1] is deze na oplevering geplaatst en bij de [naam2] is deze als optie tijdens de bouw verkocht.
3.15
Het hof stelt vast dat, voor zover al sprake is geweest van een tekortkoming, deze in de tussentijd is weggenomen. Die constatering staat in de weg aan toewijzing van enig onderdeel van de vordering op grond van deze beweerdelijke tekortkoming.
Constructieberekeningen
3.16
De deskundige heeft ‘gerede twijfels’ over de sterkte van de oorspronkelijke constructie van de romp van beide jachten, maar kan op grond van de aangeleverde constructieberekening niet vaststellen of de schepen wel of niet voldeden aan de norm ten tijde van de oplevering. Naar het oordeel van het hof is dit verwijt onvoldoende onderbouwd, omdat niet is aangevoerd
dat(lees: waarom en in hoeverre) de jachten in dit opzicht gebrekkig zijn. De onderbouwing volstaat temeer niet, omdat [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat tijdens de bouw op verschillende tijdstippen inspecties hebben plaatsgevonden. De schade aan [naam1] is deugdelijk hersteld, en de aanpassingen die toen zijn uitgevoerd, zijn bij de bouw van de [naam2] direct meegenomen. Niet is aangevoerd dat nadien andere problemen met betrekking tot de sterkte van de constructie aan het licht zijn gekomen.
Stabiliteitsnormen
3.17
De deskundige heeft opgemerkt dat op basis van de aangeleverde gegevens de jachten niet aan de stabiliteitsnormen voldoen. [geïntimeerde] brengt daartegen in dat de gewichten waarover wordt gesproken veel hoger zijn dan waarmee tijdens de inspectie en de proefvaart is gerekend. Voor de stabiliteit van het vaartuig maakt dit volgens haar echter niet veel uit, en een jacht zal bij een groter gewicht stabieler worden. Door de werf is in ieder geval met het kale casco in de kraan een praktische stabiliteitstest uitgevoerd. Daarbij kwam het schip terug, ook al is met een zeer grote hoek getest (meer dan 90 graden slagzij).
3.18
Naar het oordeel van het hof staat door dit verweer (de vereiste stabiliteit is in de praktijk gebleken) niet vast dat de jachten niet aan de stabiliteitsnormen voldoen. Nader bewijs is er niet van aangeboden.
Handleiding
3.19
In het rapport staat dat een goede handleiding relatief gemakkelijk is te schrijven. Het hof stelt vast dat [appellanten] de handleidingen naar eigen zeggen inmiddels hebben ontvangen. Voor zover sprake was van een tekortkoming, is deze door [geïntimeerde] dus weggenomen. Die constatering staat in de weg aan toewijzing van enig onderdeel van de vordering op grond van deze beweerdelijke tekortkoming.
Corrosievorming door ‘sluiting op de romp’
3.2
Het eerste op de bevindingen van de deskundige gebaseerde verwijt luidt dat de galvanische scheiding op de jachten onvoldoende is uitgevoerd (dat deze niet ‘massavrij’ zijn opgeleverd, waardoor elektrische stroom over de romp kan lopen), en dat dit tot corrosievorming van de aluminium romp en aantasting van het verfsysteem heeft geleid.
[appellanten] hebben zich daarbij in eerste instantie gebaseerd op het voorlopig deskundigenrapport, waarin staat dat het niet waarschijnlijk is dat het schip massavrij is opgeleverd, omdat de DC-massastrip en de laderomvormer bij de bouw dusdanig op het spant zijn gemonteerd dat sprake was van een directe galvanische verbinding tussen de technische installatie en de romp van het schip. Hoewel nadien is onderkend dat die conclusie door de deskundige niet kon worden getrokken, blijkt volgens [appellanten] uit de verrichte metingen wel dat ten tijde van het onderzoek sprake was van sluiting op de romp van de jachten (“Geen meetfout, maar wel een foute conclusie over de wijze van montage van de strip”).
3.21
De kantonrechter heeft de hierop gebaseerde vorderingen afgewezen, omdat [geïntimeerde] heeft gesteld dat de elektrische systemen van de twee jachten op precies dezelfde wijze zijn aangelegd, en in mei 2019 bij een meting is vastgesteld dat het jacht van [appellant2] massavrij was. Verder heeft [geïntimeerde] onweersproken gesteld dat als de jachten bij aflevering niet massavrij waren, de gevolgen daarvan (zoals corrosie) al zichtbaar zouden moeten zijn geweest voordat in 2018 en 2019 werd geklaagd.
3.22
In dit hoger beroep houden [appellanten] vol dat de corrosievorming is te wijten aan het feit dat het elektrische systeem niet ‘zwevend’ is uitgevoerd, en geen scheidingstrafo is aangelegd om de gevolgen daarvan (onvoldoende galvanische scheiding, ofwel het niet massavrij zijn van de jachten) te ondervangen. Dat verwijt is echter door [geïntimeerde] gemotiveerd bestreden en staat om die reden in dit geding niet vast. Er is ook geen bewijs van aangeboden. Het hof somt hieronder voor een goed begrip de argumenten op die aan die betwisting ten grondslag zijn gelegd, en waarmee dit verweer afdoende is onderbouwd:
- de deskundige heeft zelf moeten concluderen dat de eerder door hem geconstateerde oorzaak niet aanwezig is;
- op foto’s is te zien dat het systeem wel zwevend is aangelegd;
- onderzoek in 2012 ( [appellant1] ) gaf juist aan dat de bescherming aan de hoge kant was;
- modificaties (uitbouw motoren) zijn mogelijk de oorzaak van de corrosie;
- bij nameting bleek het jacht van [appellant2] in 2019 massavrij te zijn. De systemen zijn op beide jachten op dezelfde wijze aangelegd;
- gebrekkig onderhoud is mogelijk de oorzaak van de corrosie (het is veruit de meest voorkomende oorzaak). Dat heeft de deskundige niet onderzocht;
- er is vooral sprake van corrosie boven de waterlijn, wat niet voor de hand zou liggen als het niet massavrij zijn van de jachten de corrosie zou hebben veroorzaakt.
- er is een verhoogd risico op corrosie bij veelvuldig varen op zee.
Overige gebreken ( [appellant1] )
3.23
Het bestaan van een aantal hiervoor nog niet besproken beweerdelijke gebreken aan het jacht van [appellant1] heeft de kantonrechter niet willen aannemen. In het vonnis van
27 september 2022 heeft hij overwogen dat [appellanten] ten aanzien van deze gebreken hebben volstaan met verwijzing naar het voorlopig deskundigenrapport en dat [geïntimeerde] ten aanzien daarvan gemotiveerd verweer heeft gevoerd. [appellanten] zijn in de gelegenheid gesteld op die verweren te reageren en de gestelde gebreken nader toe te lichten en te onderbouwen.
3.24
In het vonnis van 17 januari 2023 constateerde de kantonrechter dat [appellanten] in hun akte van 8 november 2022 hadden nagelaten de vordering op dit punt alsnog adequaat toe te lichten en te onderbouwen. Dit onderdeel van de vordering van [appellanten] is daarom afgewezen. De kantonrechter merkte daarbij wel op dat [appellanten] in hun akte van
8 november 2022 meermalen hadden verwezen naar passages uit hun conclusie van antwoord in reconventie en dat die passages betrekking hebben op het geschil in conventie, en niet op het geschil in reconventie. De kantonrechter heeft naar het oordeel van het hof terecht beslist dat die passages bij de beoordeling van het geschil buiten beschouwing moesten blijven, omdat sprake was van een verkapte, ontoelaatbare conclusie van repliek in conventie; de goede procesorde verzette zich er in eerste aanleg tegen dat die passages op basis van de verwijzingen in de akte van 8 november 2022, alsnog in de beoordeling zouden worden betrokken.
3.25
[appellanten] bestrijden dit oordeel ten onrechte, maar betogen naar het hof begrijpt ook dat deze fout - als die al is gemaakt - in ieder geval in hoger beroep is hersteld. Zij verwijzen ter onderbouwing in de memorie van grieven opnieuw naar wat zij hebben aangevoerd in de door de kantonrechter terzijde gestelde conclusie van antwoord in reconventie (voor zover deze betrekking had op de conventie). Aan die verwijzing kan het hof echter geen gevolgen verbinden, omdat die conclusie op dat punt ook in hoger beroep geen onderdeel van het procesdossier uitmaakt. Het hof kan daarom slechts een oordeel vellen op basis van de argumenten die in de grieven en in de wel in eerste aanleg toegelaten processtukken door [appellanten] zijn aangevoerd. De verwijzing naar de conclusie van antwoord in reconventie is dus ook in hoger beroep zonder gevolgen. Met inachtneming hiervan oordeelt het hof over de gebreken als volgt.
- Gecorrodeerd relais
3.26
De deskundige heeft vastgesteld dat het relais dat aan het spant bevestigd was ernstig door corrosie is aangetast. Dat is volgens hem gebeurd nadat de lassen van de boot scheurden en zeewater de boot instroomde. [appellanten] hebben opnieuw volstaan met verwijzing naar het deskundigenrapport en met de opmerking dat evident is dat het matig aanleggen van bekabeling een gebrek is. Omdat de corrosie zich onder de vloer bevindt, is die niet gemakkelijk waar te nemen.
3.27
De grieven bevatten hiermee naar het oordeel van het hof geen argumenten die door de kantonrechter niet al zijn beoordeeld en op goede gronden zijn verworpen.
- Gebrekkige bekabeling van en naar het relais en onvoldoende afgeschermde kabelschoenen
3.28
De deskundige heeft ook melding gemaakt van de gebrekkige aanleg van enkele onderdelen van de jachten (bekabeling relais en kabelschoenen).
3.29
De grieven bevatten opnieuw geen argumenten die door de kantonrechter niet al zijn beoordeeld en op goede gronden zijn verworpen. Het hof voegt daaraan toe dat de kwalificatie ‘matig’ die de deskundige heeft gegeven te vaag en onbepaald is om de conclusie te rechtvaardigen dat de relais niet aan de overeenkomst voldoen.
- losgescheurde rvs-kettingbak
3.3
Het losscheuren van de rvs-kettingbak is volgens de deskundige het gevolg van een te zwakke constructie. Andermaal wordt verwezen naar het voorlopig deskundigenrapport, met de toevoeging dat dit niet mag gebeuren.
3.31
De grieven bevatten op dit onderdeel evenmin argumenten die door de kantonrechter niet al zijn beoordeeld en op goede gronden zijn verworpen. Het hof voegt daar aan toe dat de kwalificatie ‘constructiefout’ na de vele jaren die al waren verstreken ook te vaag en onbepaald is om de conclusie te rechtvaardigen dat de relais niet aan de overeenkomst voldoen.
Bewijsaanbod
3.32
Nu [appellanten] niet aan hun stelplicht hebben voldaan, bestaat geen ruimte voor enige bewijsvoering aan hun kant.
De conclusie
3.33
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellanten] in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof hen veroordelen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden van 1 september 2021 en 1 december 2021;
bekrachtigt de overige vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] tot betaling van de proceskosten van [geïntimeerde] , maar begroot die kosten op nihil;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, I. Tubben en P.S. Bakker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
17 oktober 2023.

Voetnoten

1.Artikel 353 lid 1 jo 130 Rv.