ECLI:NL:GHARL:2023:8737

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
21-004853-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor meerdere diefstallen met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1975, was eerder veroordeeld voor meerdere diefstallen en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 2 november 2022. Het hof heeft de zaak behandeld op de zittingen van 6 juni 2023 en 3 oktober 2023. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis en oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, maar het hof oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van fietsen en andere goederen, en dat hij een patroon van vermogensdelicten vertoont. De verdachte heeft geen ziekte-inzicht en er is een hoog risico op recidive. Het hof heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de maximale duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de maatschappij en om de verdachte de kans te geven zijn problematiek aan te pakken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004853-22
Uitspraak d.d.: 17 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 2 november 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-078480-22 en 18-145125-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
thans verblijvende in P.I. [plaats] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 juni 2023 en 3 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van de verdachte ter zake het bewezenverklaarde tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren, met aftrek. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.M. Rietveldt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft bij vonnis van 2 november 2022, waartegen het hoger beroep zich richt, de verdachte ter zake hetgeen hem onder parketnummer 18-078480 feit 1 en 2 en parketnummer 18-145125-22 is tenlastegelegd veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-078480-22:
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2022, te [pleegplaats] , althans in de gemeente [gemeente] ,
een fiets, merk: [merk] en/of
een telefoon, merk: [merk] en/of
een ID-kaart en/of
een OV-kaart en/of
een bankpas van de [naam bank] en/of
een bibliotheekkaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2022, te [pleegplaats] , althans in de gemeente [gemeente] ,
een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 18-145125-22 (gevoegd):
hij op of omstreeks 10 juli 2021, te [pleegplaats] , althans in de gemeente [gemeente] ,
een fiets, merk: [merk] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het hof is evenals het openbaar ministerie, en gehoord de conclusie tot referte van de verdediging, van oordeel dat het tenlastegelegde kan worden bewezen op grond van de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-078480-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-145125-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18/078480-22
1.
hij op 28 maart 2022 te [pleegplaats]
een fiets, merk: [merk] , en
een telefoon merk: [merk] , en
een ID-kaart, en
een OV-kaart, en
een bankpas van de [naam bank] en
een bibliotheekkaart,
toebehorende aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 21 maart 2022 te [pleegplaats] een fiets, toebehorende aan [benadeelde 3] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak met parketnummer 18-145125-22 (gevoegd):
hij op 10 juli 2021 te [pleegplaats] een fiets, merk: [merk] toebehorende aan [benadeelde 4] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Het in de zaak met parketnummer 18-078480-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-145125-22 bewezenverklaarde levert op:
telkens: diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte, net als in eerste aanleg, een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren wordt opgelegd, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat dient te worden afgezien van oplegging van de ISD-maatregel en heeft verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden onder toezicht van de reclassering op te leggen. Daartoe heeft de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte reeds anderhalf jaar in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Oplegging van de ISD-maatregel van 2 jaren zou betekenen dat er nog een half jaar resteert, hetgeen naar de mening van de raadsman een zinloze exercitie is. De raadsman heeft aangevoerd dat uit het reclasseringsrapport van 25 september 2023 van Reclassering Nederland een positief beeld van de verdachte naar voren komt, hij een omwenteling heeft doorgemaakt in zijn gedrag en goed contact en omgang heeft met de reclassering.
Oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof is de hierna op te leggen maatregel in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede met de te melden omstandigheden die betrekking hebben op verdachtes recidive en de door hem veroorzaakte maatschappelijke overlast. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen. Hiermee heeft verdachte hinder en overlast bezorgd. Tevens heeft verdachte met zijn handelen een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van anderen getoond.
Het hof heeft kennis genomen van het meest recente reclasseringsrapport van 25 september 2023, opgesteld door [reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerker 2] , respectievelijk als reclasseringswerker en unitmanager verbonden aan Reclassering Nederland. In dit rapport wordt als volgt geconcludeerd:
Betrokkene is een 48-jarige man die in eerste aanleg veroordeeld is inzake (…) diefstallen van een fiets (…). Betrokkene komt vanaf 2016 regelmatig in beeld vanwege vermogensdelicten, er is dan ook sprake van een patroon in het plegen van vermogensdelicten. Hij wordt besproken in het zogenoemde veelplegersoverleg van het Zorg-en-Veiligheidshuis [plaats] te [plaats] en staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger bij het Openbaar Ministerie Noord Nederland.
Betrokkene heeft een positieve ontwikkeling laten zien sinds in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van PI [plaats] . Bij binnenkomst toonde hij veelal verward gedrag, kampte hij met wanen en was er sprake van dreigende agressie jegens zijn omgeving. Dergelijke klachten waren in het verleden nooit eerder behandeld, daar betrokkene iedere vorm van reclasseringsbemoeienis meed. Betrokkene lijkt nu – binnen de structuur en controle van de PI – goed te gedijen. De gestelde diagnose waanstoornis (identiteitswanen) is onder controle door het gebruik van atypische antipsychotica. Tevens is betrokkene al ruim 1.5 jaar abstinent van middelen.
Ondanks bovenstaande ontwikkeling dient de reclassering enkele kanttekeningen uiteen te zetten. Eén van de voornaamste zorgen blijkt de extrinsieke motivatie van betrokkene, die op diverse leefgebieden naar voren komt. Betrokkene slikt op dit moment op vrijwillige basis [anti psychotica ] (anti psychotica). Echter, zijn motivatie voor het slikken van betreffende medicatie is enkel op basis van het gegeven dat hij geen last heeft van negatieve bijwerkingen, evenals het niet terug willen naar een situatie waarin de medicatie onder dwang gegeven wordt. Betrokkene ontkent zelf de werking als antipsychoticum, daar hij zijn diagnose van waanstoornis ontkent. Zowel de behandelaar van het PPC als de casemanager van betrokkene geven aan te betwijfelen of hij bij terugkeer in de maatschappij de medicatie-inname voort zal zetten. Betrokkene vertelt in het verleden geen psychotische klachten te hebben gehad. Een behandeling hiervoor – gepoogd op te starten in de PI – kwam (in combinatie met het disharmonische profiel van betrokkene) hierdoor niet van de grond. Tevens is betrokkene voornemens, wanneer zijn detentie ten einde komt, wederom over te gaan tot het gebruik van middelen.
Het opstarten van een hulpverleningstraject op vrijwillige basis dan wel in een voorwaardelijk kader met bijzondere voorwaarden lijkt op dit moment onhaalbaar gezien de houding en de hoge kans op recidive. Betrokkene heeft zich in het verleden onvoldoende gemotiveerd getoond tot het aangaan van contact c.q. het samenwerken met externe instanties. Wij maken momenteel de inschatting dat er bij betrokkene enkel sprake is van extrinsieke motivatie aangaande behandeling. Gezien de ernst van de co morbide problematiek van betrokkene vinden wij een intensief behandeltraject noodzakelijk waarbij er aandacht komt voor de psychiatrische maar ook verslavingsproblematiek. Het ISD-kader vinden wij het meest passend aangezien bij het afnemen of wegvallen van de motivatie van betrokkene we vanuit dit kader hierop direct kunnen anticiperen en we daarmee delictgedrag voorkomen.
Inschatting risico's
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld.
Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
Toelichting
De OXREC (het actuariële risicotaxatie-instrument dat de reclassering gebruikt als onderdeel van de RISC (…) genereert een hoog risico op algemene recidive en een gemiddeld risico op geweldsrecidive. Het professioneel oordeel van de reclassering sluit hierbij aan.
Betrokkene kent een fors strafblad waarbij hij niet eerder gemotiveerd is geweest voor interventies op vrijwillige basis dan wel in een justitieel kader. Bij betrokkene is tot op heden sprake van een extrinsieke motivatie tot het gebruik van antipsychoticum en abstinentie van middelen, hetgeen samenhangt met zijn delictgedrag. Zowel behandelaar als casemanager van de PPC spreken uit zorgen te hebben over de continuering van beiden in een voorwaardelijk kader. Hiermee stijgt het risico op recidive in vermogensdelicten snel, evenals het onttrekken aan voorwaarden. Het ontbreken van ziekte-inzicht en daarmee de hardnekkigheid van het behandelen hiervan is een risico-verhogende factor. Er is bij betrokkene geen sprake van enige stabiliteit op de verschillende leefgebieden.
Advies over maatregelen en verboden
Het is wenselijk en noodzakelijk dat een ISD-maatregel wordt opgelegd.
Het hof stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat de verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit het op naam van de verdachte staande uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 september 2023 blijkt dat de verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het begaan van onderhavige feiten ten minste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit arrest bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Het hof heeft daarnaast gelet op de ernst en het aantal van de door de verdachte begane strafbare feiten en het eerdergenoemde rapport van Reclassering Nederland – waaruit volgt dat (i) bij de verdachte sprake is van een ernstige problematiek die behandeling in een klinisch kader noodzakelijk maakt en (ii) er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Intensieve hulpverlening en begeleiding van langere duur is nodig om het hoge risico op recidive te ondervangen.
Het hof heeft ter zitting in hoger beroep geconstateerd dat de houding van verdachte ten opzichte van de bewezenverklaarde misdrijven, alsmede bij de beantwoording van de vragen van het hof onderstreept dat verdachte geen ziekte inzicht heeft en niet bereid is om (met zichzelf) afspraken te maken om uiteindelijk tot keuzes te komen waarbij hij geen hinder en overlast veroorzaakt. Verdachte denkt niet dat de medicatie en de structuur die hem in detentie worden geboden aan zijn gedragsverandering ten grondslag ligt. Het hof komt op basis van de rapportages, het verhandelde ter terechtzitting en verdachtes opstelling ter zitting, tot de conclusie dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Er rest naar het oordeel van het hof enkel nog de oplegging van de ISD-maatregel voor de maximale duur van 2 jaren, nu de veiligheid van personen of goederen dit eist en oplegging van de maatregel, naast het beëindigen van de recidive ook tot beveiliging van de maatschappij strekt. Ten aanzien van de voorzichtig positieve wending in het leven van verdachte
in detentieoverweegt het hof dat dit zeker positief is, maar ook zeer pril en kwetsbaar, en dit volledig plaats vindt binnen het opgelegde gestructureerde kader van de detentie. Het hof ziet hierin geen aanleiding af te zien van oplegging van de ISD-maatregel.
Om het recidiverisico bij de verdachte in te tomen en om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal het hof de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
In het voorgaande ligt besloten dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een, geheel voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht, zoals door de raadsman bepleit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-078480-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-145125-22 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-078480-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-145125-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 17 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.