In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 5 juni 2023 te vernietigen, waarin de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] heeft uitgesproken. De vader en de raad voor de kinderbescherming hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de vader de ouders zijn van [de minderjarige], die in 2019 is geboren. De vader heeft [de minderjarige] erkend en samen met de moeder is hij belast met het gezamenlijk gezag.
De kinderrechter had eerder al maatregelen genomen, waaronder een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing. Het hof heeft in zijn overwegingen de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] meegewogen, waaronder de angstige en wantrouwende houding van de moeder en de negatieve invloed daarvan op [de minderjarige]. Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen en dat hulpverlening onder regie van de gecertificeerde instelling (GI) vereist is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.