ECLI:NL:GHARL:2023:8632

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
200.330.970
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en gezag over minderjarige in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 5 juni 2023 te vernietigen, waarin de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] heeft uitgesproken. De vader en de raad voor de kinderbescherming hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de vader de ouders zijn van [de minderjarige], die in 2019 is geboren. De vader heeft [de minderjarige] erkend en samen met de moeder is hij belast met het gezamenlijk gezag.

De kinderrechter had eerder al maatregelen genomen, waaronder een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing. Het hof heeft in zijn overwegingen de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] meegewogen, waaronder de angstige en wantrouwende houding van de moeder en de negatieve invloed daarvan op [de minderjarige]. Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen en dat hulpverlening onder regie van de gecertificeerde instelling (GI) vereist is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.970
(zaaknummer rechtbank Overijssel 295996)
beschikking van 10 oktober 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Almelo,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.J.W. Bovenmars-Wilmink te Enschede.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo (verder: de kinderrechter), van 5 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Die beschikking wordt verder ook wel ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 augustus 2023;
  • het verweerschrift van de raad, en
  • het verweerschrift van de vader.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 september 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de advocaat van de moeder;
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • de vader met zijn advocaat, en
  • twee vertegenwoordigers van de GI.
De moeder was niet aanwezig. Haar advocaat heeft namens haar het woord gevoerd.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2019 in [woonplaats1] .
3.2
De vader heeft [de minderjarige] erkend. Bij beschikking van 5 juni 2023 heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, de vader samen met de moeder belast met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] .
3.3
Bij beschikking van 26 november 2019 heeft de kinderrechter [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 10 december 2019. Daarna is [de minderjarige] opnieuw voorlopig onder toezicht gesteld, tot 26 februari 2020.
3.4
Bij beschikking van 18 juli 2023 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee weken, tot 1 augustus 2023, onder aanhouding van iedere verdere beslissing.
3.5
Bij beschikking van 27 juli 2023 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg afgewezen.
3.6
[de minderjarige] woont bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter [de minderjarige] op verzoek van de raad onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 5 juni 2023 tot 5 juni 2024.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] alsnog af te wijzen.
4.3
De raad voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
4.4
De vader voert verweer en vraagt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof is net als de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan een ondertoezichtstelling (artikel 1:255 lid 1 BW). Het hof neemt de overwegingen van de kinderrechter na eigen onderzoek over en maakt die tot de zijne. Dit wil zeggen dat [de minderjarige] onder toezicht gesteld blijft. Het hof voegt daaraan het volgende toe.
5.2
Anders dan de moeder is het hof net als de kinderrechter van oordeel dat [de minderjarige] ernstig werd en wordt bedreigd in haar ontwikkeling en dat die ontwikkelingsbedreiging niet met hulpverlening in een vrijwillig kader kan worden afgewend.
5.3
Uit het raadsrapport van 20 april 2023 komen de volgende zorgen naar voren over de situatie van [de minderjarige] bij de moeder. De moeder is angstig en wantrouwend en zij komt verward over. Zij uit haar angsten ook in het bijzijn van [de minderjarige] , met boosheid en stemverheffing, en zij praat negatief over de vader van [de minderjarige] . Ondanks de bevestigende uitslag van de vaderschapstest is zij niet ervan overtuigd dat de vader daadwerkelijk de vader is van [de minderjarige] . Volgens haar is de vader een dubbelganger. [de minderjarige] heeft geen contact met de vader. Zij kan zich daardoor geen eigen beeld van hem vormen. [de minderjarige] heeft ook weinig contact met de buitenwereld. Er zijn zorgen dat [de minderjarige] te veel wordt belast met de angsten van de moeder en dat zij een vertekend beeld krijgt van de wereld om haar heen. Daarnaast zijn er zorgen over de hechting van [de minderjarige] . [de minderjarige] is onbegrensd in het contact met vreemden: zij zoekt direct contact en nabijheid op. De zorg bestaat dat de moeder door de problemen die zij heeft onvoldoende sensitief kan reageren op [de minderjarige] . Op de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat de moeder het contact tussen [de minderjarige] en de vader nog steeds tegenhoudt en dat [de minderjarige] niet meer naar de kinderopvang gaat, omdat de moeder die opvang heeft stopgezet.
5.4
Om deze ernstige zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] weg te nemen is hulpverlening nodig. Tot nu toe is de hulpverlening in het vrijwillige kader onvoldoende van de grond gekomen. Het hof vindt het daarom noodzakelijk dat de GI in het kader van de lopende ondertoezichtstelling de regie voert over de hulpverlening rondom [de minderjarige] .
Namens de moeder is op de mondelinge behandeling bij het hof naar voren gebracht dat een ondertoezichtstelling averechts werkt, omdat de moeder vanwege haar eigen verleden met de jeugdzorg ‘allergisch is’ voor de GI. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder daarvoor juist hulpverlening nodig, die onder regie van de GI kan worden ingezet. Positief is dat [naam1] wel een ingang heeft bij de moeder. De ondertoezichtstelling is afgezien van genoemde zorgen ook noodzakelijk om het contact tussen de vader en [de minderjarige] tot stand te brengen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Omdat het gaat om een familierechtelijke procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 5 juni 2023;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, H. Phaff en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 10 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.