ECLI:NL:GHARL:2023:8631

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
200.327.374
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na scheiding van ouders met minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2014, van ouders die eerder met elkaar getrouwd zijn geweest. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 20 februari 2023, waarin een wijziging van de zorgregeling is vastgesteld. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een zorgregeling op basis van co-ouderschap vast te stellen. De vader, verweerder in hoger beroep, verzoekt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze ongegrond te verklaren.

De mondelinge behandeling vond plaats op 14 september 2023, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld waarbij de moeder en vader om de week zorg voor de minderjarige uitoefenen, met begeleiding van een derde. De moeder heeft in hoger beroep twee grieven ingediend en vraagt om een uitbreiding van de zorgregeling.

Het hof overweegt dat, hoewel de omstandigheden van de moeder zijn verbeterd, de minderjarige in het verleden veel heeft meegemaakt. Het hof is van oordeel dat het belangrijk is dat de minderjarige de kans krijgt om te wennen aan de huidige zorgregeling voordat er verdere wijzigingen worden doorgevoerd. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.374
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 548230)
beschikking van 10 oktober 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.C. Smit te Utrecht,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg te Den Haag.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 februari 2023, uitgesproken onder zaaknummer 548230, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 mei 2023;
- het verweerschrift met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 september 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn met elkaar getrouwd geweest. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2014 in [plaats1] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [de minderjarige] woont bij de vader.
3.2
Bij beschikking van 28 december 2020 heeft de rechtbank de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) vastgesteld:
- de moeder heeft in de ene week van donderdag uit school tot 17.00 uur de zorg voor [de minderjarige] en in de andere week op donderdag na school tot 19.00 uur waarbij [de minderjarige] bij de moeder eet. Deze contacten zijn steeds onder begeleiding van een derde. Daarnaast heeft de moeder [de minderjarige] om de week gedurende het weekend van zaterdag 9.30 uur tot zondag 17.00 uur bij zich, waarbij de moeder met [de minderjarige] bij haar ouders in [plaats1] verblijft. De vakanties verdelen de ouders in onderling overleg.
Deze beschikking heeft het hof bij beschikking van 14 oktober 2021 bekrachtigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige] .
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, met wijziging van de beschikking van 28 december 2020, als zorgregeling vastgesteld:
met ingang van 23 februari 2023
- [de minderjarige] verblijft in de ene week op donderdag uit school tot 17.00 uur bij de moeder en in de andere week op donderdag na school tot 19.00 uur waarbij zij bij de moeder eet. Deze omgangsmomenten worden niet langer begeleid. Ook verblijft [de minderjarige] bij de moeder om het weekend van zaterdag om 09.30 uur tot zondag om 17.30 uur waarbij de moeder met [de minderjarige] bij de grootouders (mz) in [plaats1] verblijft;
Vier weken na 23 februari 2023:
- [de minderjarige] verblijft in de ene week op donderdag uit school tot 17.00 uur bij de moeder en in de andere week op donderdag na school tot 19.00 uur waarbij zij bij de moeder eet. Ook heeft de moeder [de minderjarige] om het weekend van zaterdag om 09.30 uur tot zondag om 17.30 uur. Eenmaal in de vier weken vindt deze omgang in het weekend nog plaats bij de grootouders (mz) in [plaats1] ;
Twaalfweken na 23 februari 2023:
- [de minderjarige] verblijft in de ene week op donderdag uit school tot 17.00 uur bij de moeder en in de andere week op donderdag na school tot 19.00 uur waarbij zij bij de moeder eet. Ook verblijft [de minderjarige] bij de moeder om het weekend van zaterdag om 09.30 uur tot zondag om 17.30 uur.
Zestien weken na 23 februari 2023
- [de minderjarige] verblijft in de week dat zij niet in het weekend naar de moeder gaat op donderdag uit school tot 19.00 uur bij de moeder waarbij zij bij de moeder eet. Ook verblijft [de minderjarige] bij de moeder om het weekend van vrijdag uit school tot zondag om 17.30 uur.
Twintig weken na 23 februari 2023:
- [de minderjarige] verblijft in de week dat zij niet in het weekend naar de moeder gaat op donderdag uit school tot 19.00 uur bij de moeder waarbij zij bij de moeder eet. Ook verblijft [de minderjarige] bij de moeder om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school en [de minderjarige] verblijft de helft van de schoolvakanties bij de moeder.
De rechtbank heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de verzoeken van de ouders voor het overige afgewezen.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissing en is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en haar inleidende verzoek om – kort samengevat – een zorgregeling op basis van co-ouderschap vast te stellen alsnog toe te wijzen. Daarnaast verzoekt de moeder het hof de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De vader voert verweer vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, dan wel het beroepschrift van de moeder ongegrond te verklaren, althans haar verzoeken af te wijzen. Voorgaande met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten, van € 3.630,00 inclusief BTW en € 343,00 griffierecht, in totaal € 3.973,00. Daarnaast vraagt de vader het hof de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.1
Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
5.2
De zorgregeling tussen [de minderjarige] en de moeder is de afgelopen maanden in lijn met de bestreden beschikking stap voor stap uitgebreid onder afbouw van de omgangsbegeleiding. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen laten weten dat dit goed is gegaan en dat de laatste fase inmiddels een aantal weken wordt uitgevoerd. Hoewel het leven van de moeder positief is veranderd, geldt dat [de minderjarige] in het verleden veel heeft meegemaakt. Er moet naar het oordeel van het hof dan ook niet onderschat worden wat een verandering in de zorgregeling voor [de minderjarige] betekent.
Het hof is daarom met de raad van oordeel dat het van belang is dat [de minderjarige] de kans krijgt om te wennen aan de zorgregeling zoals die nu loopt voordat wordt gekeken naar een eventuele (verdere) uitbreiding van die regeling.
5.3
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Zoals de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft benadrukt betekent dat niet dat nu al vaststaat dat een eindfase in de opbouw van de zorgregeling is bereikt.
proceskosten
5.4
De vader verzoekt het hof de moeder te veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Anders dan de vader stelt, is naar het oordeel van het hof geen sprake van nodeloos procederen aan de zijde van de moeder. De moeder heeft in eerste aanleg het inhoudelijk debat tussen de ouders over de zorgregeling voor [de minderjarige] voorgelegd aan de rechter, en de moeder had het recht het oordeel van de rechtbank voor te leggen aan dit hof. Het hof zal het verzoek van de vader om de moeder in de kosten van deze procedure te veroordelen dan ook afwijzen.
5.5
Nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft, zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 februari 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 10 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.