In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van partneralimentatie na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die de partneralimentatie van de man met ingang van 27 februari 2023 op nihil heeft gesteld. De man, verweerder in hoger beroep, heeft zijn onderneming beëindigd en stelt dat zijn inkomensverlies niet verwijtbaar is. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de relevante feiten in overweging genomen, waaronder de beëindiging van het huwelijk in 2018 en de afspraken in het echtscheidingsconvenant. Het hof heeft vastgesteld dat de man door medische problemen niet in staat is om zijn oude inkomen te verwerven en dat zijn inkomensverlies niet verwijtbaar is. De vrouw heeft verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, maar het hof heeft geoordeeld dat de man niet in staat is om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. De beslissing van de rechtbank om de partneralimentatie te wijzigen is door het hof bekrachtigd.