Uitspraak
[appellante],
bij de rechtbank: eiser,
[geïntimeerde],
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het hof
- het anticipatie-exploot van 6 maart 2023,
3.3. Waar gaat het in deze zaak om?
4.4. De vaststaande feiten
Mr. Thiescheffer, die het beslagrekest had ingediend, met afschrift aan [naam1] , laten weten dat zijn cliënt wenst te kunnen beschikken over het surplus: het deel van de tegoeden dat niet onder het beslag valt. Hij verzocht mr. Thiescheffer te bevestigen dat [appellante] daaraan haar medewerking wilde verlenen door een depotovereenkomst te ondertekenen.
“
Cliënt ziet geen enkele aanleiding om te komen tot het ondertekenen van een depotovereenkomst waarbinnen het in beslag genomen saldo op uw beheerrekening zal worden gestort.”
16 februari 2023 de depotovereenkomst alsnog ondertekend. Er is ook uitvoering gegeven aan de depotovereenkomst.
5.5. De beoordeling van het geschil
5.4 Als het [appellante] , zoals zij stelt, niet duidelijk was wat [geïntimeerde] wilde, was dat haar vanaf 1 februari 2023 wel duidelijk. Mr. Thiescheffer heeft tot 10 februari 2023 niet op het voorstel van de advocaat van [geïntimeerde] gereageerd [1] , en heeft het op 10 februari 2023 ondubbelzinnig van de hand gewezen [2] . Omdat [appellante] niet wilde meewerken aan opheffing van het beslag onder zekerheidstelling, kon [geïntimeerde] alleen de opheffing van het beslag bewerkstelligen door een vordering in kort geding in te stellen. Het hof ziet niet in dat [geïntimeerde] een alternatief had om tot opheffing van het beslag te komen.
6.6. De beslissingHet hof:
veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure bij het hof en stelt deze kosten vast op € 129,14 aan deurwaarderskosten, € 343,- aan griffiegeld en € 1.183,- voor advocaatkosten [5] ;