ECLI:NL:GHARL:2023:8382

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
22/275 en 22/276
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslag IB/PVV over de jaren 2014 en 2015 met betrekking tot de erven van een erflater

In deze zaak gaat het om hoger beroep van de erven van een erflater tegen uitspraken van de rechtbank Gelderland, die eerder de beroepen van belanghebbenden ongegrond verklaarde. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2014 en 2015. De Inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.760 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 520.861 voor 2014, en voor 2015 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.312 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.005.584. De rechtbank heeft de uitspraken van de Inspecteur bevestigd, waarop de belanghebbenden in hoger beroep zijn gegaan.

Tijdens de zitting op 19 september 2023 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de navorderingsaanslag voor 2014 werd verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.760 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000. Voor 2015 werd de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.312 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 453.496. Het Hof heeft de uitspraken van de rechtbank vernietigd en de beroepen gegrond verklaard. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbenden, die in totaal € 3.373,50 bedragen.

De uitspraak is gedaan door de vierde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/275 en 22/276
uitspraakdatum: 3 oktober 2023
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
de erven van [erflater]te
[woonplaats](hierna: belanghebbenden)
tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 13 december 2021, nummers AWB 20/6671 en 20/2077, ECLI:NL:RBGEL:2021:7156 en ECLI:NL:RBGEL:2021:6660, in het geding tussen belanghebbenden
en
de inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbenden is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.760 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 520.861. Bij beschikking is belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de – onder 1.1 genoemde – navorderingsaanslag en beschikking belastingrente gehandhaafd.
1.3.
Aan belanghebbenden is voor het jaar 2015 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.312 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.005.584. Bij beschikking is belastingrente berekend.
1.4.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de – onder 1.3 genoemde – aanslag en beschikking gehandhaafd.
1.5.
Belanghebbenden zijn tegen de – onder 1.2 en 1.4 genoemde – uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.6.
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
1.7.
Partijen hebben nadere stukken ingestuurd.
1.8.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2023. De onderhavige zaken zijn ter zitting gelijktijdig en gezamenlijk behandeld met de zaak van [naam1] , met procedurenummer BK-ARN 22/274, en met de zaken van [naam2] B.V., met procedurenummers BK-ARN 22/277 tot en met 22/281. Daarbij is verschenen en gehoord namens belanghebbenden [naam1] , bijgestaan door hun gemachtigden H.H. van Braak en mr. G. Klaassen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam3] , [naam4] en [naam5] . Van de zitting is een verkort proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Overwegingen

2.1.
Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur met belanghebbenden, [naam1] en [naam2] B.V. een compromis gesloten, zoals vastgelegd in het aangehechte (verkorte) proces-verbaal. Voor zover het compromis ziet op de (gevolgen voor de) onderhavige procedures van belanghebbenden, met betrekking tot de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2014 en de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015, zijn partijen het volgende overeengekomen:
inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2014
- het vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning blijft ongewijzigd;
- de correctie in box 2 in verband met de toename van de rekening-courantschuld van € 520.861 vervalt. De daarmee samenhangende verrekening van geheven dividendbelasting vervalt eveneens;
- in box 2 wordt een uitdeling van € 200.000 in verband met de lening voor inrichting van de eigen woning in aanmerking genomen;
- de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2014 wordt aldus verminderd tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.760 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000 en de beschikking belastingrente wordt dienovereenkomstig verminderd.
inzake de aanslag IB/PVV 2015
- het vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning blijft ongewijzigd;
- de correctie in box 2 in verband met de toename van de rekening-courantschuld van € 352.088 vervalt. De daarmee samenhangende verrekening van geheven dividendbelasting vervalt eveneens;
- de correctie in box 2 van € 200.000 in verband met de lening voor inrichting van de eigen woning vervalt;
- de correctie in box 2 van € 453.496 in verband met de fictieve vervreemding van aandelen in [naam6] B.V. blijft in stand;
- de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 wordt aldus verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.312 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 453.496 en de beschikking belastingrente wordt dienovereenkomstig verminderd.
Voorts zijn partijen overeengekomen dat vergoeding van de proceskosten en van het griffierecht plaatsvindt conform de wettelijke regelingen, zoals vast te stellen door het Hof. Op vergoeding van werkelijke proceskosten wordt geen aanspraak gemaakt.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

3.Griffierecht en proceskosten

3.1.
Nu het Hof de hoger beroepen en de beroepen gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbenden het betaalde griffierecht voor beide fasen te vergoeden.
3.2.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbenden voor de behandeling van de bezwaren, de beroepen en de hoger beroepen hebben moeten maken. Het Hof stelt die kosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de zaken als volgt vast:
inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 (BK-ARN 22/275)
Voor de zaak BK-ARN 22/275 stelt het Hof de kosten vast op € 592 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting) x wegingsfactor 1 x € 296), € 1.674 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 837) en € 1.674 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 837).
Het Hof beschouwt de zaak van belanghebbenden in alle fasen als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit met de zaken ten aanzien van [naam2] BV inzake de naheffingsaanslagen dividendbelasting over de jaren 2014 tot en met 2018 (met procedurenummers BK-ARN 22/277 tot en met 22/281), nu deze zaken door de Inspecteur (bezwaarfase), de Rechtbank (beroepsfase) en het Hof (hoger beroepsfase) gelijktijdig zijn behandeld en rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. Daarbij geldt dat de desbetreffende naheffingsaanslagen niet op één aanslagbiljet zijn vermeld, zodat in bezwaar en beroep sprake is van zes samenhangende zaken, namelijk één inkomstenbelastingzaak en vijf dividendbelastingzaken. Aan belanghebbenden wordt daarom een zesde deel van de proceskostenvergoeding voor het bezwaar en beroep, vermenigvuldigd met factor 1,5 wegens samenhang, toegekend, zijnde € 566,50 (= (€ 592 + € 1.674) x 1,5 / 6). Omdat de Rechtbank de beroepen inzake de naheffingsaanslagen heeft gevoegd, is in hoger beroep sprake van twee samenhangende zaken, zijnde één inkomstenbelastingzaak en één dividendbelastingzaak. Aan belanghebbenden wordt daarom de helft van de proceskostenvergoeding voor het hoger beroep (€ 837), niet vermenigvuldigd met factor 1,5 wegens samenhang, toegekend. De totale proceskostenvergoeding komt daarmee voor belanghebbenden op (€ 566,50 + € 837 = ) € 1.403,50.
inzake de aanslag IB/PVV 2015 (BK-ARN 22/276)
Voor de zaak BK-ARN 22/276 stelt het Hof de kosten vast op € 1.970 (€ 592 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting) x wegingsfactor 1 x € 296), € 1.674 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 837) en € 1.674 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 837), ofwel in totaal op € 3.940 x factor 1 wegens minder dan 4 samenhangende zaken x 1/2). Het Hof beschouwt de zaak van belanghebbenden in alle fasen als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit met de zaak van [naam1] inzake de aanslag IB/PVV 2015 (met procedurenummer BK-ARN 22/274), nu deze zaken door de Inspecteur (bezwaarfase), de Rechtbank (beroepsfase) en het Hof (hoger beroepsfase) gelijktijdig zijn behandeld en rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, van wie de werkzaamheden in elk van beide zaken nagenoeg identiek konden zijn.
3.3.
Het bedrag van de door de Inspecteur te vergoeden proceskosten bedraagt in totaal derhalve (€ 1.403,50 + € 1.970 = ) € 3.373,50.

4.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraken van de Rechtbank,
– verklaart de beroepen bij de Rechtbank gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vermindert de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2014 tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.760 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000,
– vermindert de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.312 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 453.496,
– vermindert de bijbehorende beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.373,50 en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 96 (2 x € 48) in verband met de beroepen bij de Rechtbank en € 136 in verband met de hoger beroepen bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.M. Breij, in tegenwoordigheid van mr. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(G.B.A. Brummer)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 5 oktober 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.