ECLI:NL:GHARL:2023:8381

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
22/274
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015 met compromis ter zitting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015 van belanghebbende, die een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 247.431 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.129.166 had, ongegrond verklaard. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht een verweerschrift indiende.

Tijdens de zitting op 19 september 2023 hebben partijen een compromis gesloten, dat is vastgelegd in een proces-verbaal. Dit compromis houdt in dat het belastbaar inkomen uit werk en woning ongewijzigd blijft, maar dat enkele correcties in box 2 zijn aangepast. De aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 wordt verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 247.431 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 577.078. De beschikking belastingrente wordt dienovereenkomstig verminderd. De Inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal op € 3.940 zijn vastgesteld.

Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. De Inspecteur moet het betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/274
uitspraakdatum: 3 oktober 2023
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 december 2021, nummer AWB 20/6670, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 247.431 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.129.166. Bij beschikking is belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Partijen hebben nadere stukken ingestuurd.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2023. De onderhavige zaak is ter zitting gelijktijdig en gezamenlijk behandeld met de zaken van de erven van [naam1] , met procedurenummers BK-ARN 22/275 en 22/276, en met de zaken van [naam2] B.V., met procedurenummers BK-ARN 22/277 tot en met 22/281. Daarbij is verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigden H.H. van Braak en mr. G. Klaassen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam3] , [naam4] en [naam5] . Van de zitting is een verkort proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Overwegingen

2.1.
Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur met belanghebbende, de erven van [naam1] en [naam2] B.V. een compromis gesloten, zoals vastgelegd in het aangehechte (verkorte) proces-verbaal. Voor zover het compromis ziet op de (gevolgen voor de) onderhavige procedure van belanghebbende, met betrekking tot de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 en de beschikking belastingrente, zijn partijen het volgende overeengekomen:
- het vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning blijft ongewijzigd;
- de correctie in box 2 van € 123.617 ter zake van reguliere voordelen blijft in stand;
- de correctie in box 2 in verband met de toename van de rekening-courantschuld van € 352.088 vervalt. De daarmee samenhangende verrekening van geheven dividendbelasting vervalt eveneens;
- de correctie in box 2 van € 200.000 in verband met de lening voor inrichting van de eigen woning vervalt;
- de correctie in box 2 van € 453.461 in verband met de fictieve vervreemding van aandelen in [naam6] B.V. blijft in stand;
- de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 wordt aldus verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 247.431 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 577.078 en de beschikking belastingrente wordt dienovereenkomstig verminderd;
- vergoeding van de proceskosten en van het griffierecht vindt plaats conform de wettelijke regelingen, zoals vast te stellen door het Hof. Op vergoeding van werkelijke proceskosten wordt geen aanspraak gemaakt.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

3.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep en het beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor beide fasen te vergoeden.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) vast op € 1.970 (€ 592 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting) x wegingsfactor 1 x € 296), € 1.674 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 837) en € 1.674 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 837), ofwel in totaal op € 3.940 x factor 1 wegens minder dan 4 samenhangende zaken x 1/2). Het Hof beschouwt de zaak van belanghebbende in alle fasen als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit met de zaak van de erven van [naam1] inzake de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 (met procedurenummer BK-ARN 22/276), nu deze zaken door de Inspecteur (bezwaarfase), de Rechtbank (beroepsfase) en het Hof (hoger beroepsfase) gelijktijdig zijn behandeld en rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, van wie de werkzaamheden in elk van beide zaken nagenoeg identiek konden zijn.

4.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vermindert de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 247.431 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 577.078,
– vermindert de bijbehorende beschikking belastingrente dienovereenkomstig,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.970, en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 48 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 136 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.M. Breij, in tegenwoordigheid van mr. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(G.B.A. Brummer)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 5 oktober 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.