In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De ouders, de moeder en de vader, zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige], die geboren is in 2008. De kinderrechter in de rechtbank Overijssel had eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd tot 14 april 2024. De ouders waren het niet eens met deze beslissing en hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure in hoger beroep is gebleken dat de ouders van [de minderjarige] onvoldoende mogelijkheden hebben gekregen om aan te tonen dat zij in staat zijn om voor hun kind te zorgen. De gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verweer gevoerd en gesteld dat de ouders niet de juiste stappen hebben ondernomen om de thuissituatie te verbeteren. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie beschikbaar is over de opvoedvaardigheden van de ouders en dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog steeds noodzakelijk is.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben weliswaar aangegeven dat zij het niet eens zijn met de huidige situatie en de vervolgplek voor [de minderjarige], maar het hof heeft benadrukt dat de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] meer van zijn opvoeders vraagt dan gemiddeld, en dat een terugplaatsing bij de ouders zonder aanvullende informatie niet in het belang van [de minderjarige] zou zijn. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de zorgen over de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van de ouders zwaar hebben gewogen.