ECLI:NL:GHARL:2023:8285

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
200.328.592
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige in het kader van gezinsproblematiek en veiligheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], die in 2015 is geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder, die het gezag over [de minderjarige] heeft, is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 23 maart 2023 de ondertoezichtstelling heeft verlengd tot 4 april 2024. De moeder is van mening dat er geen risicofactoren meer zijn die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) van mening is dat de situatie van de vader, die kampt met verslavingen, en de eerdere conflicten tussen de ouders nog steeds een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van [de minderjarige].

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 september 2023 heeft de GI benadrukt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen. Het hof heeft de argumenten van de moeder en de GI zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft weliswaar stappen gezet in haar opvoedingssituatie, maar de situatie van de vader en de impact daarvan op [de minderjarige] zijn zorgwekkend. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de moeder om de ondertoezichtstelling op te heffen afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.592
(zaaknummer rechtbank Gelderland 415609)
beschikking van 3 oktober 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.L. Vermeer te Rhenen,
en
de gecertificeerde instelling
stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 23 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 juni 2023;
  • het verweerschrift met producties, en
  • een journaalbericht van mr. Vermeer van 31 augustus 2023 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling op 3 augustus 2023 is niet doorgegaan omdat er namens de GI niemand was verschenen. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling op 5 september 2023 alsnog plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
  • een jeugdzorgwerker namens de GI.
De raad voor de kinderbescherming heeft het hof schriftelijk bericht niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling.

3.De feiten

3.1
Uit de relatie van de moeder en [de vader] , verder te noemen: de vader, is [in] 2015 te [plaats1] [de minderjarige] , verder te noemen: [de minderjarige] , geboren. De juridische vader van [de minderjarige] is de echtgenoot van de moeder. Hij woont in Wales, Verenigd Koninkrijk, met hun drie kinderen. De moeder is belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
Bij beschikking van 4 april 2022 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de termijn van een jaar.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd tot 4 april 2024.
4.2
De moeder is het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling en is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met één jaar te verlengen alsnog af te wijzen.
4.3
De GI voert verweer en verzoekt het hof het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, BW kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De moeder kan zich met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] niet verenigen. Volgens de moeder zijn er geen risicofactoren meer in het leven van [de minderjarige] die een ondertoezichtstelling kunnen rechtvaardigen. Dit blijkt uit de verslagen van [naam1] . De Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiding (IAG) die [naam1] heeft ingezet bij haar thuis, is inmiddels afgerond en [de minderjarige] ontwikkelt zich goed. De kinderrechter heeft ten onrechte overwogen dat de positieve ontwikkelingen nog te pril zijn en ook dat er geen aanleiding is om de verlenging van de ondertoezichtstelling in duur te bekorten. Sinds de moeder niet meer met de vader samenwoont (oktober 2022) is er al sprake van verbetering.
5.3
De GI heeft toegelicht dat de jeugdbeschermer is vertrokken en dat de opvolgend jeugdbeschermer binnenkort kennis zal gaan maken met de moeder en [de minderjarige] .
De GI benadrukt dat er incidenten tussen de ouders zijn geweest. [de minderjarige] , die 7 jaar is, is van deze incidenten op de hoogte, ook van de incidenten waar zij niet bij aanwezig was. Volgens de GI is het noodzakelijk dat in de gaten wordt gehouden wat de impact hiervan is op haar ontwikkeling. Nadat de situatie met de vader een tijd rustig was, meldde Veilig Thuis op 4 juli 2023 toch weer een incident met de vader en de politie, waarbij de vader onder invloed was en hij [de minderjarige] bij zich had. Volgens de GI is onduidelijk of de ouders nog een relatie met elkaar hebben, waar de vader woont en of hij hulpverlening voor zichzelf heeft gezocht. Ook is meer inzicht nodig op de wijze waarop de ouders met elkaar afstemmen. De komende periode moeten de ontwikkelingen zeker nog gevolgd en begeleid blijven worden. De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig.
5.4
Het hof is oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en legt hierna uit waarom.
5.5
Vorig jaar is vastgesteld dat [de minderjarige] in haar ontwikkeling werd bedreigd omdat de ouders strijd met elkaar voerden en onvoldoende meewerkten aan het tot stand brengen van een stabiel en veilig opvoedingsklimaat voor [de minderjarige] .
Duidelijk is dat de moeder, nadat zij bij de vader is weggegaan hard aan zichzelf en aan haar eigen opvoedingssituatie voor [de minderjarige] heeft gewerkt. [naam1] heeft IAG ingezet om zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder met de vraag of de moeder voldoende beschikbaar is voor [de minderjarige] en haar voldoende kan begrenzen. In het eindverslag van 31 augustus 2023 vermeldt [naam1] dat de moeder voldoende beschikbaar is voor [de minderjarige] en haar ook wel begrenst. [de minderjarige] heeft een gezellige slaapkamer en er is voldoende speelgoed en ander materiaal voor [de minderjarige] aanwezig om zich goed te kunnen ontwikkelen. De basale zorg voor [de minderjarige] door moeder is goed. [de minderjarige] krijgt ook structuur aangeboden, zij doet het goed op school en heeft daar vriendjes en vriendinnetjes. [de minderjarige] durft nog niet alleen in slaap te vallen, maar zij durft wel meer alleen te zijn en wordt minder vaak wakker. Als risicofactoren wordt onder andere genoemd dat de moeder een beperkt netwerk heeft en [de minderjarige] zich soms nog zorgen maakt over haar moeder als zij ziet dat haar moeder het zwaar heeft. [naam1] concludeert dat er geen zorgen zijn over de fysieke en emotionele veiligheid van [de minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder.
Ten aanzien van de vader ligt de situatie heel anders. De vader kampt met verslaving aan - onder andere - alcohol en softdrugs. In het eindverslag vermeldt de IAG-hulpverlener dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] een tijd lang ontspannen verliep. De vader ondernam regelmatig activiteiten buitenshuis met [de minderjarige] en soms ondernamen de ouders ook samen een activiteit met haar. [de minderjarige] voelde van beide ouders toestemming om bij de andere ouder te mogen zijn en de overdracht verliep ontspannen. Sinds eind juli is de vader evenwel dakloos, waardoor de omgang stagneert. De moeder heeft verteld dat het bergafwaarts gaat met de vader. Half augustus heeft de moeder tegenover de IAG-hulpverlener verklaard dat zij minimale omgang wil tussen de vader en [de minderjarige] , mits de vader therapie gaat volgen voor zijn alcohol- en gameverslaving. De moeder wil dit voorleggen aan een rechter en tot die tijd kan de vader een afspraak met haar maken wanneer hij [de minderjarige] wil zien. [naam1] heeft zorgen over de invloed van de verslechterde situatie met de vader op de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] .
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder verklaard dat de vader in een appartement met vrienden in [plaats1] verblijft en dat hij af en toe bij haar thuis komt.
De vader heeft eerder toegezegd hulpverlening voor zichzelf te gaan zoeken. De vader zou aangemeld zijn bij een instantie, maar de GI en moeder zijn hierover niet geïnformeerd en weten niet welke stappen op dit punt door de vader zijn gezet.
5.6
Het hof is van oordeel dat de situatie van de vader in samenhang met de strijd die de ouders eerder voerden in het bijzijn van [de minderjarige] maakt dat de ondertoezichtstelling moet voortduren. [de minderjarige] is erg geschrokken van het incident tussen de vader en de politie in het bijzijn van [de minderjarige] . Dat was begin juli van dit jaar, dus al voordat de vader dakloos is geworden. Het hof is het met de GI eens dat het verloop van de situatie gemonitord moet worden. De belangen van [de minderjarige] moeten voorop staan en tot nu toe is dat nog niet altijd voldoende gelukt. De GI moet inzicht in de ontwikkelingen houden (ook wat betreft de status van de relatie van de ouders) nu de situatie van de vader is verslechterd. [de minderjarige] heeft al erg veel meegemaakt voor een jong meisje en zij is daardoor zeer kwetsbaar. Voorkomen moet worden dat er weer strijd tussen de ouders ontstaat waarin [de minderjarige] wordt betrokken dan wel dat de omgang niet veilig verloopt. Dat de moeder de ondertoezichtstelling als een stressfactor ervaart maakt dit oordeel niet anders.
5.7
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 23 maart 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, J.B. de Groot en J.U.M. van de Werff, bijgestaan door de griffier, en is op 3 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.