ECLI:NL:GHARL:2023:825

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
ISD P22/245
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ISD-maatregel en beoordeling van de uitzetting van de veroordeelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2022. De zaak betreft de voortzetting van de ISD-maatregel van de veroordeelde, die verblijft in een penitentiaire inrichting. Het hof ontving een notitie van de P.I. Veenhuizen waarin de toets voor de uitzetting van de veroordeelde werd beschreven, evenals de criteria voor de opheffing van de maatregel op basis van artikel 6:2:20 van het Wetboek van Strafvordering.

Tijdens de zitting op 12 januari 2023 werd de advocaat-generaal, mr. A. Kooij, gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsman, mr. F.G.J. Staals. De raadsman pleitte voor opheffing van de ISD-maatregel, stellende dat de veroordeelde zijn verslaving onder controle heeft en gemotiveerd is om terug te keren naar zijn land. De advocaat-generaal daarentegen concludeerde tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank, wijzend op het hoge recidiverisico en het ontbreken van basisvoorwaarden voor een vertrekplan.

Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist en bevestigde de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de voortzetting van ISD-maatregelen en de impact op de openbare veiligheid.

Uitspraak

ISD P22/245
Beslissing d.d. 26 januari 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedatum] 1987,
verblijvende in penitentiaire inrichting
(hierna: P.I.)[locatie] ,
verder te noemen de veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2022,
op het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de
tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(hierna: ISD-maatregel), inhoudende dat voortzetting van die maatregel vereist is.
Het hof heeft gelet op de stukken genoemd in de tussenbeslissing van 20 oktober 2022 en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting op 6 oktober 2022;
- de tussenbeslissing van het hof van 20 oktober 2022;
- een brief van de raadsman aan de P.I. [locatie] van 2 december 2022, met bijlagen;
- een aanvullende rapportage van P.I. [locatie] van 4 januari 2023;
- een notitie van de P.I. [locatie] van 6 januari 2023;
- een e-mailbericht van de raadsman van 9 januari 2023, met bijlagen.
Het hof heeft ter zitting van 12 januari 2023 gehoord de advocaat-generaal mr. A. Kooij en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.G.J. Staals, advocaat te Amsterdam.
Het hof heeft ter zitting als deskundigen gehoord:
- de heer [deskundige] , plaatsvervangend hoofd Detentie en Re-integratie bij P.I. [locatie] ;
- mevrouw [deskundige] (via een videoverbinding), senior casemanager bij P.I. [locatie] .

Overwegingen:

Het hof heeft in zijn tussenbeslissing van 20 oktober 2022 het volgende overwogen:
‘Bij de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat het hof zich onvoldoende acht voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de veroordeelde ingediende beroep. Het hof wenst duidelijkheid te verkrijgen over de toets die door de P.I. wordt doorlopen met betrekking tot de uitzetting van de veroordeelde en de criteria die worden gehanteerd voor de opheffing van die maatregel op grond van artikel 6:2:20 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof zal met dit doel het onderzoek heropenen en het onderzoek voor onbepaalde tijd schorsen, maar voor niet langer dan drie maanden, en de stukken met dit doel in handen stellen van de advocaat-generaal. Het hof zal de advocaat-generaal verzoeken hof tijdig hierover voor de nader te bepalen zitting te informeren.’
Het hof heeft een notitie van P.I. [locatie] van 6 januari 2023 ontvangen waarin wordt beschreven hoe door de P.I. de toets wordt doorlopen met betrekking tot de uitzetting van de veroordeelde en de criteria die worden gehanteerd voor de opheffing van die maatregel op grond van artikel 6:2:20 van het Wetboek van Strafvordering.
Het standpunt van de veroordeelde
De raadsman heeft verzocht de ISD-maatregel op te heffen zodat de veroordeelde kan repatriëren naar [land] . De veroordeelde heeft zijn verslaving zelf onder de knie gekregen. Hij is gemotiveerd om gerepatrieerd te worden naar [land] en er wordt voldaan aan de belangrijkste basisvoorwaarden (ID-bewijs, onderdak, werk en inkomen en een positief ondersteunend sociaal netwerk). Daarnaast is het huidige trajectplan wankel en heeft de veroordeelde er alles aan gedaan om de ISD-maatregel zo goed mogelijk te doorlopen. Dat het traject niet van de grond is gekomen, kan de veroordeelde niet worden verweten. Een langer verblijf in P.I. [locatie] is zinloos.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Er is niet voldaan aan de basisvoorwaarden die gelden voor het inzetten van een concreet vertrekplan met het oog op repatriëring en een goede resocialisatie in [land] . Het recidiverisico is onverminderd hoog vanwege het achterwege blijven van interventies. Opheffing van de ISD-maatregel zal naar verwachting op dit moment leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Voortzetting van de ISD-maatregel is zinvol. De notitie en de aanvullende rapportage van P.I. [locatie] geven geen aanleiding het hof te verzoeken om binnen een bepaalde termijn opnieuw een toetsmoment in te lassen.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2022 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde] .
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels als voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.J. Vos als raadsheren,
en drs. I. van Outheusden en drs. D.M.L. Versteijnen als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman als griffier,
en op 26 januari 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.