ECLI:NL:GHARL:2023:8217

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
200.328.990
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheidstoetsing van uithuisplaatsing van minderjarige na niet-uitvoering binnen drie maanden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008, die onder toezicht staat van een gecertificeerde instelling (GI). De moeder van de minderjarige, die het gezag over hem heeft, was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om de GI een machtiging te verlenen voor deeltijd uithuisplaatsing. De kinderrechter had op 5 juni 2023 een machtiging afgegeven die geldig was tot 5 december 2023, maar de GI heeft deze machtiging niet binnen de gestelde termijn van drie maanden gebruikt. Hierdoor is de machtiging vervallen.

De moeder heeft in hoger beroep gevraagd om de beslissing van de kinderrechter te herzien, of om de duur van de machtiging te beperken tot maximaal drie maanden. Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 heeft de minderjarige zijn mening over de machtiging geuit. Het hof heeft vastgesteld dat de GI de machtiging niet heeft uitgevoerd en dat de moeder recht heeft op toetsing van de rechtmatigheid van de machtiging, aangezien deze een inbreuk op haar gezinsleven vormt.

Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat de rechtbank terecht de machtiging tot uithuisplaatsing heeft afgegeven. De zorgen over de minderjarige, zoals zijn schoolgang en sociale ontwikkeling, blijven bestaan, maar de vraag of deze zorgen voldoende grond vormen voor een uithuisplaatsing kan verder in het midden blijven nu de machtiging is vervallen. De moeder heeft inmiddels hulpverlening ingeschakeld en er is een nieuwe school voor de minderjarige gevonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.328.990
zaaknummer rechtbank Gelderland 419525
beschikking van 28 september 2023
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de kinderrechter optrad als belanghebbende,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. C.H.J. Willemsen,
en
de raad voor de kinderbescherming,
die is gevestigd in Arnhem,
en bij de kinderrechter optrad als verzoeker,
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: de raad,
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
die is gevestigd in Arnhem,
en bij de kinderrechter optrad als belanghebbende,
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: de GI.

1.Samenvatting van de beslissing

Aan de GI is een machtiging verleend om [de minderjarige] in deeltijd uit huis te plaatsen.
Het hof vindt dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen en legt hierna uit waarom.

2.De kern van de zaak

2.1.
[de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren [in] 2008, is het kind van de moeder en [de vader] (hierna: de vader).
De moeder heeft het gezag over [de minderjarige] .
[de minderjarige] staat onder toezicht van de GI.
2.2.
De raad heeft de kinderrechter verzocht [de minderjarige] voor een periode van zes maanden uit huis te mogen plaatsen.
De kinderrechter heeft de GI een machtiging gegeven om [de minderjarige] in deeltijd in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van zondagavond tot en met vrijdagmiddag na school uit huis te plaatsen. Die machtiging geldt met ingang van 5 juni 2023 tot 5 december 2023 (beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 5 juni 2023, hierna: de bestreden beschikking).
2.3.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt of de duur van de deeltijd machtiging beperkt tot maximaal drie maanden.
2.4.
Het hof heeft de volgende stukken:
  • het beroepschrift;
  • het verweerschrift van de raad;
  • het journaalbericht van mr. Willemsen van 27 juli 2023 met bijlagen.
2.5.
[de minderjarige] heeft op 28 augustus 2023 gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. Hij heeft verteld wat hij vindt van de afgegeven machtiging tot uithuisplaatsing.
2.6.
De zitting bij het hof was op 31 augustus 2023. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een zittingsvertegenwoordigster van de raad;
  • een zittingsvertegenwoordigster van de GI.

3.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
3.1.
Op de zitting is gebleken dat de GI de afgegeven machtiging niet heeft gebruikt en deze ook niet zou gaan gebruiken voor 5 september 2023. De door de rechtbank afgegeven machtiging tot uithuisplaatsing is vervallen, omdat deze gedurende drie maanden niet is gebruikt. [de minderjarige] woont nog steeds bij de moeder. De moeder heeft er recht op om de rechtmatigheid van de machtiging over de periode van 5 juni 2023 tot 5 september 2023 te laten toetsen omdat het afgeven van de machtiging en het voornemen van de uithuisplaatsing een inbreuk is op haar gezinsleven [1] .
Wat vindt het hof?
3.2.
De beslissing van de kinderrechter zal in stand blijven (worden bekrachtigd).
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing terecht heeft afgegeven. In die tijd ging [de minderjarige] niet naar school, onder andere omdat hij zorgen had over zijn moeder die recent een herseninfarct had gehad, is gediagnosticeerd met MS en niet-aangeboren hersenletsel heeft. Het lukte de moeder niet om [de minderjarige] in beweging te krijgen.
De GI heeft op de mondelinge behandeling laten weten dat de machtiging niet is uitgevoerd omdat zij vertrouwen heeft in de weg die de moeder inmiddels is ingeslagen. De moeder is een goede samenwerking aangegaan met de GI, er is hulpverlening ingeschakeld en de tijdens de ondertoezichtstelling gemaakte afspraken zijn nagekomen. Er zal bij
at.zorgprocesdiagnostiek worden ingezet en ouderbegeleiding voor de moeder.
De zorgen die de raad had om – de schoolgang van – [de minderjarige] zijn nog niet weggenomen, omdat er de eerste periode na de afgegeven machtiging vanwege de zomervakantie geen school was. Inmiddels is er voor [de minderjarige] een nieuwe school gevonden en is hij daar gestart in de week van de mondelinge behandeling bij het hof. Verder heeft de raad nog steeds zorgen over de sociale ontwikkeling van [de minderjarige] , waaronder zijn contact met leeftijdsgenoten en de meer gelijkwaardige relatie die de moeder met [de minderjarige] heeft ontwikkeld waardoor haar gezag over [de minderjarige] is verminderd. Maar nu de machtiging is vervallen kan de vraag of die zorgen op dit moment voldoende grond (zouden) vormen voor een uithuisplaatsing van [de minderjarige] in deze zaak verder in het midden blijven.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 5 juni 2023, voor zover het betreft de daarbij afgegeven machtiging tot uithuisplaatsing.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, H. Phaff en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2023.

Voetnoten

1.Artikel 8 EVRM.