ECLI:NL:GHARL:2023:796

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
200.307.349/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind wegens ondoelmatigheid en nieuwe schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat acht jaar geleden was ingesteld over de goederen van de verzoeker, geboren in 1987. De verzoeker, die momenteel gedetineerd is, heeft verzocht om het bewind op te heffen, omdat hij nieuwe schulden heeft gemaakt en de situatie niet stabiel is. De kantonrechter in de rechtbank Overijssel had eerder, op 29 november 2021, het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. De verzoeker heeft in hoger beroep één grief ingediend en verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking.

Het hof heeft vastgesteld dat de voortzetting van het bewind niet langer zinvol is. De verzoeker ervaart grote psychische druk door het bewind, wat zijn leven negatief beïnvloedt. Hij kan geen financiële steun meer bieden aan zijn familie in Afrika en heeft geen duidelijkheid over de duur van het bewind. De bewindvoerder heeft aangegeven dat de situatie van de verzoeker niet stabiel is en dat hij niet in staat is om zijn financiën zelf te beheren. Bovendien is de verzoeker enige tijd in de forensische zorg geweest en heeft hij zich gemeld bij de daklozenopvang.

Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de doelen van het bewind niet meer kunnen worden behaald. Het hof heeft daarom besloten het bewind op te heffen met ingang van 1 februari 2023, zodat de bewindvoerder de eindrekening en -verantwoording kan opmaken. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd en het hof heeft de verzoeker in het gelijk gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.307.349/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 9398306)
beschikking van 26 januari 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J.W.M. Kromme te Ridderkerk.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[de bewindvoerder] B.V.,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 29 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 februari 2022;
  • een brief van de bewindvoerder van 13 december 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 december 2022 plaatsgevonden. Bij deze mondelinge behandeling waren [verzoeker] en zijn advocaat aanwezig. De bewindvoerder was, met bericht vooraf, niet bij de mondelinge behandeling aanwezig.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1987 te [plaats1] .
3.2
Bij beschikking van 10 oktober 2014 heeft de kantonrechter op het verzoek van [verzoeker] een bewind ingesteld over alle goederen die [verzoeker] (zullen) toebehoren, wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en de bewindvoerder als zodanig benoemd.
3.3
Op 16 augustus 2021 heeft [verzoeker] de kantonrechter verzocht het bewind op te heffen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind afgewezen.
4.2
[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bewind alsnog op te heffen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.2
Het hof zal het bewind opheffen, omdat voortzetting daarvan niet langer zinvol is gebleken en zal dat hierna uitleggen. Het bewind is acht jaar geleden uitgesproken en inmiddels ervaart [verzoeker] grote psychische druk door het bewind, onder meer doordat hij sinds het uitspreken van het bewind geen geld meer naar zijn familieleden in Afrika kan sturen. Daarnaast ervaart [verzoeker] druk doordat onduidelijk blijft wanneer het bewind eindigt. [verzoeker] ervaart onder deze omstandigheden dat hij geen perspectief heeft om zijn leven weer op de rit te krijgen. Dat stond al in het beroepschrift en dat heeft [verzoeker] zelf op de mondelinge behandeling ook goed onder woorden gebracht. Het bewind heeft bovendien niet kunnen voorkomen dat [verzoeker] nieuwe schulden heeft gemaakt.
De bewindvoerder heeft aangevoerd dat de situatie van [verzoeker] niet stabiel is en dat niet is gebleken dat [verzoeker] in staat is om zelf zijn financiën te beheren. Ook heeft [verzoeker] enige tijd in de forensische zorg gezeten en heeft hij zich in september 2022 gemeld bij de daklozenopvang van het Leger des Heils. Daarnaast is onduidelijkheid over de verblijfsstatus van [verzoeker] . Op dit moment is [verzoeker] gedetineerd. Als [verzoeker] langer dan drie maanden gedetineerd blijft, is het bewind volgens de bewindvoerder niet langer meer uitvoerbaar.
5.3
Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de doelen van het bewind niet kunnen worden behaald, zodat er geen aanleiding is om - zoals de bewindvoerder heeft voorgesteld - deze beschikking drie maanden aan te houden om te bezien hoe de strafzaak tegen [verzoeker] zich ontwikkelt. Dit leidt tot de conclusie dat het bewind moet worden opgeheven. Het hof zal het bewind opheffen met ingang van 1 februari 2023 zodat de bewindvoerder de eindrekening en -verantwoording tegen die datum kan opmaken.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle van 29 november 2021 en, opnieuw beschikkende:
heft het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] , geboren [in] 1987, met ingang van 1 februari 2023 op;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, Z.J. Oosting en R. Feunekes, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 26 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.