ECLI:NL:GHARL:2023:7836

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
200.326.607
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en duurzame ontwrichting in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen partijen, die in 1976 in Marokko met elkaar zijn getrouwd en beiden de Nederlandse nationaliteit hebben. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de echtscheiding is uitgesproken. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, terwijl de man verweer voert en vraagt om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, of de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank van 5 januari 2023 en constateert dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk dat in Nederland erkend kan worden. Het hof stelt vast dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, aangezien partijen sinds mei 2022 gescheiden leven en er geen contact meer is tussen hen. De man heeft het verzoek tot echtscheiding ingediend en is vastberaden om het huwelijk te beëindigen, terwijl de vrouw nog hoop heeft op herstel.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden komt het hof tot de conclusie dat de grief van de vrouw faalt. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de echtscheiding is uitgesproken. De beslissing is genomen op 19 september 2023 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met de rechters H. Phaff, K.A.M. van Os- ten Have en D.J.I. Kroezen, en griffier mr. K.E. Vaartjes-de Wit.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.326.607
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 539972)
beschikking van 19 september 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S. Benayad te Amsterdam
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. R. Walet te Hoevelaken, gemeente Nijkerk.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 april 2023;
- het verweerschrift met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 juli 2023 plaatsgevonden. Hierbij aanwezig waren:
- de advocaat van de vrouw, en;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2.3
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van het hof ingekomen een brief van mr. Walet van 9 augustus 2023 met producties.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1976 in [plaats1] (Marokko) met elkaar getrouwd.
3.2
De vrouw en de man hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking is, voor zover hier van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
4.2
De vrouw is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief ziet op de uitgesproken echtscheiding. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de echtscheiding.
4.3
De man voert verweer en hij vraagt het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vrouw en de man hebben beiden de Nederlandse nationaliteit. Het hof is bevoegd om te beslissen op de verzoeken van partijen. [1] Partijen hebben geen grieven gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
5.2
Het hof stelt vast, aan de hand van de door de man nagezonden stukken, dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen partijen dat in Nederland erkend kan worden.
5.3
Op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek kan de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten worden uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht.
5.4
Een huwelijk is ‘duurzaam ontwricht’ indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen. Of sprake is van duurzame ontwrichting moet worden beoordeeld naar het tijdstip van de uitspraak oftewel naar het heden. Daarbij is niet beslissend hoe de duurzame ontwrichting is ontstaan maar uitsluitend de vraag óf sprake is van een duurzame ontwrichting.
5.5
Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en overweegt daarover het volgende.
5.6
Het hof is, met de man, van oordeel dat het huwelijk tussen de man en de vrouw duurzaam is ontwricht. Partijen zijn al geruime tijd, sinds mei 2022, uit elkaar en leven sindsdien gescheiden in aparte woningen. Er is geen enkel contact meer tussen de man en de vrouw. Een maand nadat de man de echtelijke woning heeft verlaten, heeft hij het verzoek tot echtscheiding ingediend. De man is in de gehele echtscheidingsprocedure, die nu ruim een jaar lang gaande is, stellig en standvastig geweest in zijn wens om het huwelijk definitief te beëindigen door middel van echtscheiding. Bovendien heeft de man ter zitting van het hof in duidelijke bewoordingen verklaard dat hij, in tegenstelling tot de vrouw, niet wil investeren in herstel van het huwelijk. Hij staat niet open voor suggesties van de vrouw in dit kader. Het hof leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 5 januari 2023, locatie Utrecht, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K.A.M. van Os- ten Have en
D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes-de Wit als griffier, en is op
19 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.artikel 3 lid 1 sub b van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (Brussel II-bis)