ECLI:NL:GHARL:2023:7835

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
200.325.535
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling tussen ouders in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 september 2023, gaat het om de vaststelling van een zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2019. De ouders, de vader en de moeder, hebben samen het gezag over [de minderjarige], die bij de moeder woont. De rechtbank Gelderland had eerder op 12 januari 2023 een zorgregeling vastgesteld, maar de vader ging in hoger beroep omdat hij het niet eens was met de beslissingen over de zorgregeling en de verdeling van vakanties en feestdagen. De moeder was het eens met de rechtbank en verzocht het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.

Het hof oordeelde dat een co-ouderschapsregeling, zoals door de vader en de raad was voorgesteld, op dat moment niet haalbaar was vanwege de slechte communicatie tussen de ouders en de fysieke afstand tussen hen. De ouders waren niet in staat om constructief samen te werken, wat belastend was voor [de minderjarige]. Het hof besloot de zorgregeling van de rechtbank in stand te houden, maar bepaalde dat de ouder bij wie [de minderjarige] verblijft, verantwoordelijk is voor het vervoer naar de andere ouder of naar school. De verdeling van vakanties en feestdagen werd aangepast aan de voorstellen van de moeder, met als doel de belangen van [de minderjarige] voorop te stellen.

De beslissing van het hof houdt in dat de ouders hun eigen proceskosten dragen en dat de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad is, zodat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er beroep in cassatie wordt ingesteld. Het hof benadrukte het belang van een duidelijke regeling voor het halen en brengen van [de minderjarige] en stelde een concrete verdeling van vakanties en feestdagen vast, waarbij de ouders in goed overleg moeten blijven werken aan de zorg voor hun kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.535
(zaaknummer rechtbank Gelderland 406241)
beschikking van 19 september 2023
in het hoger beroep van:
[verzoeker] (de vader),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. R. Plieger in Arnhem,
en
[verzoekster] (de moeder),
woonplaats: [woonplaats2] ,
advocaat: mr. K. Broere in Arnhem,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
in Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder (de zorgregeling).

2.De feiten

2.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] . Zij is geboren [in] 2019 in [plaats1] . De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2
De moeder heeft een zoon uit een eerdere relatie: [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 in [plaats2] .
2.3
Op 16 december 2022 is [de minderjarige] op verzoek van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) en met instemming van beide ouders onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling loopt nog tot 16 december 2023.

3.De beslissing van de rechtbank

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (verder: de rechtbank), heeft op 12 januari 2023 als zorgregeling vastgesteld dat [de minderjarige] met ingang van de week van 23 januari 2023 bij de vader verblijft:
  • van week 4 tot en met 9: om de week op de vrijdag van 11:00 uur tot 19:00 uur, waarbij een begeleider van [naam1] bij de overdrachtsmomenten op de vrijdag aanwezig is;
  • van week 10 tot en met 14: om de week op de vrijdag van 11:00 uur tot en met zaterdag 19:00 uur, waarbij een begeleider van [naam1] op onverwachtse momenten langskomt bij de vader en [de minderjarige] en waarbij de grootouders (vaderszijde) bij de overdrachtsmomenten komen koffiedrinken;
  • van week 15 tot en met 18: om de week op de vrijdag van 08:30 uur tot en met zondag 19:00 uur, waarbij de begeleiding vanuit [naam1] stopt en waarbij de grootouders (vaderszijde) bij de overdrachtsmomenten komen koffiedrinken;
  • van week 19 tot en met 22: om de week op de vrijdag van 08:30 uur (en later uit school) tot en met maandag 08:30 uur (naar het kinderdagverblijf of later naar school), waarbij de begeleiding vanuit grootouders (vaderszijde) stopt,
waarbij [de minderjarige] tegelijkertijd met [de minderjarige2] in de even weekenden bij de moeder zal verblijven en in de oneven weekenden bij de vader.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen de ouders worden verdeeld. De rechtbank heeft beslist dat de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en de feestdagen ook gelden totdat op een eventueel hoger beroep is beslist (
uitvoerbaar bij voorraad verklaring) en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

4.Het hoger beroep

4.1
De vader is het niet eens met de beslissingen van de rechtbank over de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen. Hij is in hoger beroep gegaan. Hij verzoekt het hof als zorgregeling vast te stellen dat [de minderjarige] :
  • in de oneven weken van donderdagmiddag 15.00 uur (of uit school) tot maandagmorgen 9.00 uur (of naar school) bij hem zal verblijven en in de even weken van donderdagmiddag 15.00 uur (of uit school) tot zaterdagavond 19.00 uur;
  • bij beide ouders de helft van de vakanties en feestdagen zal verblijven en in de zomervakantie twee weken aaneengesloten bij beide ouders,
waarbij de ouder bij wie [de minderjarige] heeft verbleven, als [de minderjarige] bij de andere ouder gaat verblijven, voor het vervoer naar de andere ouder (of school) zal zorgen.
De vader verzoekt het hof in elk geval een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.2
De moeder is het eens met de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling. Zij wil dat het hof de vader niet-ontvankelijk verklaart in zijn verzoeken in hoger beroep, dan wel die verzoeken afwijst. De moeder is het ook eens met de beslissing van de rechtbank om de vakanties en feestdagen bij helfte tussen de ouders te verdelen, maar zij verzoekt het hof om een concrete verdeling vast te stellen overeenkomstig de verdeling die zij voorstelt. Daarnaast vraagt zij het hof een beslissing te nemen over de proceskosten (
‘kosten rechtens’). Het hof vat dit verzoek zo op, dat de moeder het hof vraagt om een proceskostenveroordeling overeenkomstig de wet.
4.3
De GI vindt dat bij het vaststellen van een zorgregeling het belang van [de minderjarige] voorop moet staan, niet de ‘rechten’ van de ouders. Volgens de GI is een zo gelijkmatig mogelijk verdeelde zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] . De GI vindt het redelijk dat de ouders het vervoer van [de minderjarige] in het kader van de zorgregeling ieder voor de helft op zich nemen. De GI ziet geen bezwaren om [de minderjarige] in een vakantie twee weken aaneengesloten bij de vader of de moeder te laten verblijven.
4.4
De raad is in hoger beroep gebleven bij zijn advies van 9 december 2022. De raad heeft het hof geadviseerd om als zorgregeling vast te stellen een tweewekelijkse regeling waarbij [de minderjarige] de ene week van maandag 15.00 uur tot en met woensdag 17.00 uur bij de vader is en de andere week van vrijdag 17.00 uur tot en met woensdag 17.00 uur.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift met een gewijzigd verzoek en bijlagen, van 12 april 2023;
  • het verweerschrift van de moeder met bijlagen;
  • het verweerschrift van de GI met een bijlage, en
  • een formulier van mr. Broere van 11 augustus 2023 met bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 22 augustus 2023. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI en
  • een vertegenwoordiger van de raad.

6.De redenen voor de beslissingen

6.1
Het hof is van oordeel dat de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld moet blijven gelden. Daarnaast zal het hof bepalen dat de ouder bij wie [de minderjarige] verblijft, zal zorgen voor het vervoer van [de minderjarige] naar de andere ouder of naar school. Het hof zal een andere beslissing nemen over de verdeling van de feestdagen en vakanties dan de rechtbank. Het hof stelt een verdeling vast overeenkomstig het voorstel van de moeder. Het hof zal deze beslissingen hierna uitleggen.
De wettelijke bepaling
6.2
Partijen hebben samen gezag en dat betekent onder andere dat zij samen beslissen over de zorgregeling. Een geschil daarover kan op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechter worden voorgelegd (artikel 1:253a lid 1 BW). De rechter neemt een zodanige beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De reguliere zorgregeling
6.3
Het hof vindt dat een co-ouderschapsregeling zoals door de vader is verzocht of door de raad is geadviseerd op dit moment niet aan de orde is. Om een dergelijke regeling goed te kunnen uitvoeren, is het nodig dat ouders de verzorging en de opvoeding van hun kind op elkaar kunnen afstemmen. Als ouders daartoe niet in staat zijn, wordt het kind indirect verantwoordelijk gemaakt voor het overbruggen van de verschillen. Dat is heel belastend voor een kind, omdat het loyaal is naar beide ouders en het beide ouders naar de zin zal willen maken.
Tot nu toe lukt het de ouders niet om op een constructieve manier te overleggen over [de minderjarige] en samen basale afspraken te maken over haar opvoeding en verzorging. De onderlinge verhouding tussen de ouders wordt beheerst door wantrouwen. Zo is de vader ervan uitgegaan dat de moeder [de minderjarige] zonder zijn toestemming heeft ingeschreven op een basisschool, terwijl deze school [de minderjarige] automatisch op de wachtlijst heeft geplaatst omdat haar halfbroer al op die school zit. De ouders reageren telkens hevig op elkaar. Elke vorm van contact tussen de ouders, ook per e-mail, veroorzaakt daardoor stress en spanning. Adviezen van de betrokken jeugdbeschermer aan de ouders om verstandiger met elkaar om te gaan, lijken volgens de jeugdbeschermer ‘tegen dovemansorden te zijn gericht’. De jeugdbeschermer heeft daarom ervoor gekozen om [naam2] ( [naam2] ) op te starten. [naam2] is primair gericht op het verstevigen van de eigen band met het kind, zoals de raad op de zitting bij het hof heeft toegelicht, en niet op een verbetering van de relatie en communicatie tussen de ouders. Het hof heeft dan ook niet de verwachting dat de communicatie tussen de ouders (daardoor) op korte termijn zal verbeteren.
Naast de slechte communicatie tussen de ouders is ook de fysieke afstand tussen hen een belemmerende factor voor een co-ouderschapsregeling. [de minderjarige] gaat binnenkort naar school. Zij zal dan niet alleen voor school, maar ook voor speelafspraakjes, kinderfeestjes en andere sociale activiteiten tussen [woonplaats2] en [woonplaats1] heen en weer moeten reizen. Anders dan de vader en de raad is het hof van oordeel dat dit wel degelijk belastend is voor [de minderjarige] .
6.4
Op de zitting bij het hof is gebleken dat de ouders de zorgregeling die de rechtbank op 12 januari 2023 heeft vastgesteld, uitvoeren en dat die regeling op zichzelf goed verloopt. Beide ouders zijn in feite tevreden over het verblijf van [de minderjarige] bij de andere ouder. De vader heeft verteld dat de weekenden en de vakantieweek waarin [de minderjarige] bij hem was goed zijn verlopen, en de moeder heeft verteld dat, hoewel de wisselmomenten lastig zijn voor [de minderjarige] , zij blij terugkomt als ze bij de vader is geweest. Ook de GI heeft verteld dat het goed gaat met [de minderjarige] en er geen zorgen over haar zijn.
6.5
Vanwege deze redenen vindt het hof dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is. Anders dan de raad heeft geadviseerd, zal het hof de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling daarom in stand laten.
Halen en brengen
6.6
De vader heeft het hof gevraagd te bepalen dat de ouder bij wie [de minderjarige] heeft verbleven, zal zorgen voor het vervoer naar de andere ouder of naar school. Volgens de moeder hebben de ouders nooit discussie over het verdelen van het vervoer en geldt een andere afspraak tussen de ouders: namelijk dat de ouder naar wie [de minderjarige] toegaat, haar ophaalt bij ouder bij wie zij verblijft, tenzij de overdracht plaatsvindt op het kinderdagverblijf (of later: op school). In dat geval brengt de ouder bij wie [de minderjarige] verblijft haar naar het kinderdagverblijf en haalt de ouder bij wie [de minderjarige] verblijft haar daar ook weer op.
6.7
Het hof stelt vast dat de ouders het niet eens zijn over het vastleggen van een afspraak over het halen en brengen van [de minderjarige] . Het is in het belang van [de minderjarige] dat daarover duidelijkheid bestaat. Het hof zal daarom een haal- en brengregeling vaststellen. De moeder heeft geen inhoudelijke bezwaren aangevoerd tegen de door de vader verzochte haal- en brengregeling. Het hof zal daarom bepalen dat de ouder bij wie [de minderjarige] heeft verbleven, verantwoordelijk is voor het vervoer naar de andere ouder, naar het kinderdagverblijf of naar school in het kader van de zorgregeling.
Verdeling van vakanties en feestdagen
6.8
Het hof vindt het verder in het belang van [de minderjarige] dat de verdeling van de vakanties en feestdagen zo concreet mogelijk wordt vastgesteld. De vader heeft geen bezwaar gemaakt tegen het voorstel van de moeder. Het hof zal de verdeling van de vakanties en de feestdagen daarom overeenkomstig dit voorstel vaststellen, met uitzondering van de door de moeder voorgestelde haal- en brengregeling tijdens de vakanties.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.9
Het hof zal de beslissingen over het halen en brengen van [de minderjarige] en over de verdeling van de vakanties en feestdagen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zodat die meteen gelden, ook als beroep in cassatie zou worden ingesteld.
Compensatie proceskosten
6.1
Omdat de vader en de moeder een relatie met elkaar hebben gehad en deze procedure over hun kind gaat, zal het hof bepalen dat zij allebei hun eigen proceskosten dragen.

7.De beslissing

Het hof beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 januari 2023 voor zover die betrekking heeft op de verdeling van de vakanties en feestdagen en, opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de ouder bij wie [de minderjarige] heeft verbleven, verantwoordelijk is voor het vervoer naar de andere ouder, naar het kinderdagverblijf of naar school;
stelt als verdeling van de vakanties vast:
  • herfstvakantie: in 2023 verblijft [de minderjarige] van vrijdag tot en met woensdag 10.00 uur bij de ouder die haar dat weekend heeft en verblijft [de minderjarige] vanaf woensdag 10.00 uur tot maandag naar het kinderdagverblijf bij de andere ouder, vanaf 2024 verblijft [de minderjarige] tijdens de herfstvakantie bij de vader;
  • kerstvakantie: in 2023/2024 verblijft [de minderjarige] in de eerste week bij de moeder, met uitzondering van tweede kerstdag, dan verblijft [de minderjarige] van 10.00 uur tot 10.00 uur de volgende dag bij de vader. [de minderjarige] gaat op 31 december 2023 om 10.00 uur naar de vader, tot en met 8 januari 2024. In de daarop volgende jaren verblijft [de minderjarige] de dag voor kerst vanaf 10.00 uur tot tweede kerstdag 10.00 uur bij de moeder en tweede kerstdag vanaf 10.00 uur tot de dag daarna 10.00 uur bij de vader. [de minderjarige] verblijft met oud en nieuw elk jaar afwisselend bij de ene en bij de andere ouder. De overige dagen in de kerstvakantie verblijft [de minderjarige] in de tweede week bij de ouder bij wie ze oud en nieuw viert en de eerste week bij de andere ouder. De overdracht na de eerste week vindt plaats op zondag 10.00 uur;
  • voorjaarsvakantie: vanaf 2024 verblijft [de minderjarige] in de voorjaarsvakantie bij de moeder;
  • meivakantie: [de minderjarige] verblijft de eerste week bij de ouder die het eerste weekend heeft volgens de normale zorgregeling tot zaterdag na die week 10.00 uur en de tweede week bij de ouder die het tweede weekend heeft volgens de normale planning van zaterdag 10.00 uur tot een week later 10.00 uur, daarna wordt de normale regeling gevolgd;
  • zomervakantie: vanaf 2024 verblijft [de minderjarige] in de eerste week vanaf vrijdag uit school bij de moeder en de vierde week en de vijfde week, en verblijft [de minderjarige] in de tweede en derde week bij de vader en de zesde week tot vrijdag 19.00 uur;
stelt als verdeling van de feestdagen vast:
  • studiedagen, Sinterklaas, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren: de normale regeling loopt door;
  • Vaderdag/Moederdag: indien [de minderjarige] niet al volgens de normale regeling bij de desbetreffende ouder verblijft, is zij vanaf die dag om 10.00 uur tot en met maandag naar kinderdagverblijf/school bij die ouder.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 januari 2023 voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.B. de Groot en H. Phaff, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023.