ECLI:NL:GHARL:2023:7715

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
200.322.729
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijkse voorwaarden en openbare orde in Iraans recht bij echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de huwelijkse voorwaarden van een Iraans echtpaar dat in Nederland woont. De man en de vrouw, beiden met de Iraanse en Nederlandse nationaliteit, zijn in 2013 getrouwd en hebben een echtscheiding aangevraagd. De rechtbank Gelderland had eerder de echtscheiding uitgesproken en nevenvoorzieningen getroffen, waaronder partneralimentatie en de toepassing van Iraans recht op de huwelijkse voorwaarden. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, met als doel de partneralimentatie te laten afwijzen en te betwisten dat hij zijn vermogen met de vrouw moet delen, zoals bepaald in de huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld om de partneralimentatie te verhogen en de man te verplichten 20 gouden Full Bahar Azadi munten aan haar te geven.

Het hof heeft geoordeeld dat de huwelijkse voorwaarde, die inhoudt dat de man zijn vermogen moet delen met de vrouw als hij de echtscheiding aanvraagt, niet kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. Het hof heeft vastgesteld dat de huwelijkse voorwaarden in overeenstemming zijn met de Iraanse wetgeving en dat de man, door de echtscheiding aan te vragen, instemt met de gevolgen daarvan. De man is verplicht om partneralimentatie te betalen volgens de afgesproken bedragen en de vrouw heeft recht op de 20 gouden munten, die niet vervangen kunnen worden door de geldwaarde. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verzoeken van beide partijen deels toegewezen, waarbij elke partij zijn eigen kosten moet dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummers gerechtshof 200.322.729 en 200.322.731
zaaknummers rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 399983 en 406263
beschikking van 14 september 2023
in de zaak van
[verzoeker] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die een verzoek in hoger beroep doet,
en ook bij de rechtbank optrad als verzoeker,
hierna: de man,
advocaat: mr. B. Anik,
en
[verzoekster] ,
die woont in [woonplaats2] ,
die ook een verzoek in hoger beroep doet,
en bij de rechtbank nevenvoorzieningen heeft verzocht,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. F. van den Heuvel.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 16 november 2022 heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking). Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift,
  • het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep,
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep,
  • journaalberichten van mr. Anik van 21 februari 2023 (productie 11), 4 april 2023 (productie 7) en 14 juli 2023 (producties 12-18),
  • een journaalbericht van mr. Van den Heuvel van 14 juli 2023 (productie 16),
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 27 juli 2023 is gehouden.

2.De kern van de zaak

2.1.
De man en de vrouw zijn [in] 2013 in [plaats1] getrouwd. Zij hebben beiden de Iraanse en de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
De man heeft de rechtbank op 14 februari 2022 verzocht de echtscheiding uit te spreken en nevenvoorzieningen te treffen over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om nevenvoorzieningen te treffen over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk, over de partneralimentatie (€ 650 per maand) en over het gebruik van de gezamenlijke woning en de inboedel.
2.3.
De rechtbank heeft:
echtscheiding tussen partijen uitgesproken (tot stand gekomen op 8 maart 2023);
ten laste van de man aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud toegekend van € 650 per maand voor een termijn van een jaar na de echtscheiding;
bepaald dat op het huwelijksvermogensrecht van partijen het Iraanse recht van toepassing is en dat de huwelijkse voorwaarden moeten worden afgewikkeld zoals in rov. 6.26 is bepaald;
e beslissingen onder b. en c. uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
het meer of anders verzochte afgewezen.
2.4.
De bedoeling van het hoger beroep van de man is dat:
 het verzoek van de vrouw om partneralimentatie alsnog wordt afgewezen;
 voor recht wordt verklaard dat in strijd is met de openbare orde de afspraak van partijen dat de man de helft van het vermogen dat hij tijdens het huwelijk heeft opgebouwd aan de vrouw moet overdragen, mits de vrouw niet degene is die de echtscheiding aanvraagt;
 de man van zijn vermogen niets hoeft te verrekenen of verdelen met de vrouw en als dat wel zo is ook de waardevermeerdering van het vermogen de vrouw moet worden verrekend.
2.6.
De bedoeling van het hoger beroep van de vrouw is dat het hof:
 bij een vernietiging van de beslissing van de rechtbank over de partneralimentatie deze op basis van de alimentatienormen opnieuw vaststelt op € 950 en geen termijn vaststelt;
 bepaalt dat de man in alle gevallen 20 gouden Full Bahar Azadi munten aan haar moet geven en niet de geldswaarde daarvan.

3.Het oordeel van het hof

Partneralimentatie (grief 1 en 2 van de man)
3.1.
De man en de vrouw hebben op de mondelinge behandeling bij het hof afspraken gemaakt over de partneralimentatie. Zij zijn overeengekomen dat de man gedurende een termijn van een jaar na het einde van het huwelijk (8 maart 2023) zal bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw. De man zal aan haar over de periode van 8 maart 2023 tot en met september een bedrag van € 650 per maand uitkeren en daarna de volgende bedragen:
 oktober 2023 : € 550
 november 2023 : € 450
 december 2023 : € 350
 januari 2024 : € 250
 februari 2024 : € 150
 maart 2024 : € 50.
De man zal deze bedragen telkens bij vooruitbetaling voldoen; er vindt geen indexering plaats. Na het verstrijken van een jaar eindigt de verplichting van de man bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw.
Partijen hebben hun oorspronkelijke verzoeken in hoger beroep gewijzigd en hebben het hof gevraagd te beslissen overeenkomstig deze afspraak.
de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk van partijen (grief 3 en 4 van de man)
3.2.
In het ‘Marriage Certificate’, de vertaling in het Engels van de huwelijksakte van partijen (productie 1 bij het verzoekschrift van de man bij de rechtbank) zijn de ‘Terms and conditions’ opgenomen die partijen in verband met hun huwelijk zijn overeengekomen. Onder A staat daar:
“By the marriage contract or another binding contract, the wife set the condition that in case of divorce and if the divorce were not requested by the Wife and if the application for divorce was not due to the Wife's failure in compliance with her marital duties or her maltreatment and misbehaviour as verified by the Court, the Husband will be bound to transfer half of his wealth earned during the married life or its equivalent to his wife as the court may decide.”
3.3.
Partijen zijn het erover eens dat het Iraanse recht van toepassing is op deze huwelijkse voorwaarde. Zij merken deze afspraak aan als een naar Iraans recht geldige ‘huwelijkse voorwaarde’. Zij zijn het er ook over eens dat deze bepaling inhoudt dat de man de vermeerdering van zijn vermogen tijdens huwelijk met de vrouw moet delen. De man stelt dat deze huwelijkse voorwaarde in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft ten onrechte toepassing gegeven aan deze huwelijkse voorwaarde. Hij beroept zich op artikel 10:6 BW: “Vreemd recht wordt niet toegepast, voor zover de toepassing ervan kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.” Als de man de waardevermeerdering van zijn vermogen tijdens huwelijk al met de vrouw moet verrekenen, moet de vrouw ook de waardevermeerdering van haar vermogen tijdens huwelijk met hem verrekenen. De vrouw bestrijdt dat alles.
3.4.
Bij het begrip openbare orde van art. 10:6 BW gaat het om gevallen waarin sprake is van strijd met fundamentele waarden en beginselen van de Nederlandse rechtsorde. Daarbij moet worden onderscheiden tussen de inhoud van het vreemde recht en de gevolgen waartoe toepassing van het vreemde recht in het concrete geval leidt. Van vreemd recht dat naar zijn inhoud in strijd is met de openbare orde, is sprake in gevallen waarin de grenzen van wat naar Nederlandse opvattingen voor een wetgever behoorlijk en geoorloofd is, worden overschreden. Dergelijk vreemd recht kan in Nederland niet worden toegepast, waarbij het niet ter zake doet of het desbetreffende geval enige verbondenheid met Nederland heeft.
Vreemd recht dat niet op zichzelf al naar zijn inhoud onaanvaardbaar is, kan toch buiten toepassing blijven indien toepassing zou leiden tot een gevolg dat naar Nederlandse opvattingen niet kan worden geduld. Bij deze toetsing spelen de omstandigheden van het geval, en met name de betrokkenheid van Nederland, een belangrijke rol. Naarmate de Nederlandse betrokkenheid groter is, zal eerder sprake (kunnen) zijn van strijd met de openbare orde. Van strijd met fundamentele waarden en beginselen van de Nederlandse rechtsorde kan onder meer sprake zijn indien het vreemde recht inbreuk maakt op een van de grondrechten die zijn verankerd in de Grondwet, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Tot die grondrechten behoren het recht op gelijke behandeling, het recht op toegang tot de rechter en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
3.5.
De huwelijkse voorwaarde van partijen houdt in dat aanspraak van de vrouw op de helft van de vermogensvermeerdering tijdens huwelijk van de man – die zij heeft als de man echtscheiding verzoekt – vervalt als zij de echtscheiding verzoekt. De bepaling maakt dus onderscheid tussen de echtgenoten in de fase voor indiening van een verzoek tot echtscheiding en zou kunnen leiden tot een beperking van het recht op toegang tot de rechter. De huwelijkse voorwaarde houdt verder in dat de aanspraak vervalt als de vrouw schuld heeft aan de echtscheiding door te weigeren de huwelijkse verplichtingen na te komen of vanwege immoreel gedrag. Ook in dit opzicht maakt deze bepaling onderscheid tussen de echtgenoten en zou zij kunnen zij leiden tot een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de desbetreffende echtgenoot. De vraag of dat onderscheid en die beperking in deze zaak tot een resultaat leiden dat kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde moet worden beantwoord aan de hand van de feiten en omstandigheden van dit concrete geval, in het bijzonder de mate van betrokkenheid van Nederland hierbij.
3.6.
Het hof stelt vast dat het in deze zaak de man is die echtscheiding heeft verzocht. In dat geval moet hij, anders dan als de vrouw echtscheiding had verzocht, zijn vermogensvermeerdering tijdens huwelijk met haar delen. Partijen hebben met deze afspraak aanvaard dat degene die echtscheiding vraagt een vermogensnadeel kan leiden. Willen zij dat nadeel vermijden, dan moeten zij afzien van het vragen van echtscheiding en afwachten of de andere echtgenoot dat doet. Deze bepaling kan zo bezien de instandhouding van het huwelijk bevorderen. Deze bepaling beschermt de vermogensbelangen van de vrouw als de man echtscheiding vraagt en de vermogensbelangen van de man als de vrouw echtscheiding vraagt of schuld heeft aan de echtscheiding. Het Iraanse huwelijksvermogensrecht kent een wettelijk stelsel van algehele scheiding van goederen. De Iraanse overheid heeft de bepaling die in deze procedure centraal staat opgenomen in de standaard huwelijksakte. Dat maakt het voor aanstaande echtgenoten gemakkelijk deze te ondertekenen. Zij zijn daartoe niet verplicht. Zij kunnen ook afzien van ondertekening; in dat geval geldt de wettelijke scheiding van goederen. Zij kunnen ook andere huwelijkse voorwaarden maken en afspreken dat zij wederkerig elkaars vermogensvermeerdering tijdens huwelijk verrekenen of een beperkte of algehele gemeenschap van goederen invoeren. De ongelijke behandeling van de man bestaat erin dat hij in geen enkel geval aanspraak kan maken op een deel van de vermogensvermeerdering tijdens huwelijk van de vrouw en de vrouw onder bepaalde voorwaarden wel op een deel van zijn vermogensvermeerdering tijdens huwelijk. Als het vermogen van de man tijdens het huwelijk is vermeerderd, heeft hij een financieel nadeel als hij echtscheiding vraagt.
3.7.
Het hof is van oordeel dat deze huwelijkse voorwaarde in dit geval niet (kennelijk) onverenigbaar is met de openbare orde, niet wat de inhoud betreft en ook niet wat de gevolgen daarvan in dit concrete geval betreft.
3.8.
De man woont sinds oktober 1992 in Nederland. De vrouw is na het huwelijk van partijen in 2013 het jaar daarop in april 2014 bij de man in Nederland gaan wonen. De man en de vrouw hebben beiden naast de Iraanse ook de Nederlandse nationaliteit. De man heeft zijn vermogen geheel in Nederland opgebouwd. Het echtscheidingsverzoek is bij de Nederlandse rechter ingediend. Dit alles wijst op een grote betrokkenheid van Nederland. In Nederland is het net als in Iran mogelijk af te spreken dat een echtgenoot bij echtscheiding zijn of haar vermogensvermeerdering tijdens huwelijk met de andere echtgenoot moet delen. Het is ook mogelijk af te spreken dat die verrekening eenzijdig is in die zin dat de ene echtgenoot daartoe wel verplicht is en de andere echtgenoot niet.
3.9.
Dat een echtscheiding in financieel opzicht nadelig is voor de echtgenoot die daarom verzoekt, is niet in strijd met het recht op toegang tot de rechter (artikel 6 EVRM) en niet onverenigbaar met de openbare orde. Zou dit wel het geval zijn, dan zou het praktisch onmogelijk zijn vermogensrechtelijke gevolgen te verbinden aan een echtscheiding. Een echtscheiding heeft vanwege de regels van huwelijksvermogensrecht (verdeling huwelijksgemeenschap; vergoedingsrechten; verrekenbedingen) en echtscheidingsvermogensrecht (partneralimentatie) altijd vermogensrechtelijke gevolgen. Die gevolgen zijn telkens afhankelijk van het huwelijksvermogensregime en de mogelijkheden voor echtgenoten na de echtscheiding te voorzien in het eigen levensonderhoud (partneralimentatie). Dat echtscheiding financieel nadelig kan zijn is ‘all in the game’. Wat voor de ene echtgenoot een nadeel zal zijn, is voor de andere echtgenoot dan een voordeel.
3.10.
Dat echtscheiding in dit geval voor de man financieel nadelig is leidt niet tot strijd met het recht op gelijke behandeling. De man en de vrouw waren geheel vrij om af te spreken wat zij wilden. Zij hadden ook kunnen kiezen voor een scheiding van goederen of een wederzijdse deling of verrekening van de vermogensvermeerdering. Dat hebben zij niet gedaan. Zij hebben gekozen voor een bepaling die naar Iraans recht heel gebruikelijk is en die de instandhouding van het huwelijk beoogt en de vrouw bescherming biedt als de man echtscheiding vraagt. Zou de huwelijkse voorwaarde buiten toepassing blijven, dan zou de vrouw volgens het toepasselijke Iraanse recht geen enkele aanspraak hebben op het vermogen van de man.
3.11.
De man wijst erop dat de vrouw geen verweer heeft gevoerd tegen de echtscheiding en daarmee heeft ingestemd en zelfs met hem een (later afgebroken) mediation-traject voor een regeling van de echtscheiding heeft gevolgd. Dat doet er volgens het hof niet aan af dat het de man is die uiteindelijk de echtscheiding heeft gevraagd.
3.12.
Als de huwelijkse voorwaarde niet onverenigbaar is met de openbare orde moet volgens de man ook de vermeerdering van het vermogen van de vrouw tijdens huwelijk worden verrekend. De man stelt dat de vrouw een appartement in Iran heeft en bank- en spaarrekeningen. De waardevermeerdering tijdens het huwelijk van partijen in de Opbouwspaarrekening van de man die is gekoppeld aan de hypotheek valt volgens de man buiten de verrekening. Hij heeft de premies daarvoor betaald en kan nog niet over deze rekening beschikken. De vrouw bestrijdt dit alles.
3.13.
Het hof gaat aan de stellingen van de man voorbij. Hij heeft niet toegelicht op welke grond de vrouw verplicht is haar vermogensvermeerdering tijdens huwelijk met hem te delen. Dit vloeit niet voort uit het toepasselijke Iraanse recht en ook niet uit de hiervoor al besproken huwelijkse voorwaarde. Ook is niet gesteld dat partijen dat op enig ander moment na de huwelijkssluiting zouden hebben afgesproken. Daarnaast is niet komen vast te staan dat de vrouw vermogen heeft, laat staan dat sprake is van vermogensvermeerdering tijdens huwelijk. Zij betwist de stellingen van de man dat zij in Iran een appartement en spaarrekeningen zou hebben. De man heeft zijn stellingen onvoldoende onderbouwd en toegelicht en voldoet niet aan zijn stelplicht. De stukken die hij heeft overgelegd bevatten geen aanknopingspunten voor de juistheid van zijn stellingen. Zelfs als hij wel aan zijn stelplicht zou hebben voldaan, zou het hof hem niet toelaten zijn stellingen te bewijzen. In hoger beroep zal van een partij die bewijs door getuigen aanbiedt, mogen worden verwacht dat zij voldoende concreet aangeeft op welke van haar stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft. De man heeft dat niet gedaan.
3.14.
De rechtbank heeft berekend dat de vermogensvermeerdering van de Opbouw Spaarrekening van de man ( [nummer1] ) tijdens huwelijk € 31.998 bedraagt. De man stelt dat deze waardevermeerdering niet mag meetellen. De reden die hij daarvoor geeft is dat hij de premies heeft betaald en dat deze rekening is gekoppeld aan de hypothecaire geldlening en hij er nog niet over kan beschikken. Deze redenen zijn niet valide. De afspraak van partijen behelst dat de man de helft van zijn vermogensvermeerdering moet delen met de vrouw. Dat de waarde van de Opbouw Spaarrekening is gestegen doordat de man premies heeft betaald en de omstandigheid dat dit ‘geld’ vast zit en nog niet beschikbaar is, doen er niet aan af dat sprake is van vermogensvermeerdering in de zin van de huwelijkse voorwaarde van partijen.
de 20 gouden Full Bahar Azadi (de grief van de vrouw)
3.15.
De vrouw wil dat de man haar 20 gouden Full Bahar Azadi geeft. Die munten zijn goed verkrijgbaar in Duitsland. Zij neemt geen genoegen met de tegenwaarde in geld van deze munten. De man zegt dat hij deze munten niet heeft en ook niet kan kopen.
3.16.
Artikel 1078 van het Burgerlijk Wetboek van Iran luidt in de Duitse vertaling:
“Zur Brautgabe kann jede Sache bestimmt werden, die einen Vermögenswert hat und als Eigentum erworben werden kann.”
De man en de vrouw hebben in de huwelijksakte (Marriage Certificate, Engelse vertaling) afgesproken:
“MARRIAGE PORTION: One volume of Holy Koran and a pane of minor and a pair of candlesticks received by the wife as acknowledge by her and 20 Full Bahar Azadi gold coins which remain the liability of the husband to submit to the wife at her prompt demand, signed.”
De man is verplicht aan de vrouw op haar eerste verzoek 20 gouden Full Bahar Azadi te geven en kan niet volstaan met de tegenwaarde in geld. Partijen hebben dat niet afgesproken. De vrouw heeft voldoende toegelicht dat het voor de man mogelijk is deze 20 gouden Full Bahar Azadi in eigendom te krijgen. De grief van de vrouw slaagt.
De conclusie
3.17.
Het principaal hoger beroep van de man slaagt deels (grieven 1 en 2) en faalt deels (grieven 3 en 4). Het incidenteel hoger beroep van de vrouw slaagt. Het hof zal beslissen als volgt.
3.18.
Het hof bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) vanwege de aard van de zaak (nevenvoorzieningen bij echtscheiding).
3.19.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
principaal hoger beroep
4.1.
vernietigt onderdeel 8.1. van de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland van 16 november 2022 en beslist:
4.2.
de man moet aan de vrouw over de periode van 8 maart 2023 tot en met september een bedrag van € 650 per maand uitkeren en daarna de volgende bedragen:
 oktober 2023 : € 550
 november 2023 : € 450
 december 2023 : € 350
 januari 2024 : € 250
 februari 2024 : € 150
 maart 2024 : € 50.
4.3.
de man moet deze bedragen telkens bij vooruitbetaling voldoen;
4.4.
de verplichting van de man om bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw eindigt een jaar na echtscheiding (8 maart 2024);
incidenteel hoger beroep
4.5.
vernietigt onderdeel 8.4. van de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland van 16 november 2022 voor zover daarin is bepaald dat de man – als hij na afloop van een termijn van drie maanden na de bestreden beschikking niet in staat is de 20 gouden Full Bahar Azadi af te geven – de waarde van deze munten van € 8.907 aan de vrouw moet betalen en beslist:
4.6.
de man moet aan de vrouw 20 gouden Full Bahar Azadi afgeven;
in principaal en incidenteel hoger beroep
4.7.
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland van 16 november 2022 voor het overige;
4.8.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.9.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.1
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R. Feunekes en E.H. Schijven-Bours en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023.