Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Belanghebbende:
€ 868
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
[Hof: zie 2.2].
[Hof: 2.10]een factuur betreft die [naam14] Stacaravans aan de heer Bajema heeft verstrekt en die door eiser later is voorzien van een adressticker met zijn eigen adres. [naam12] heeft nooit een factuur aan eiser uitgereikt en blijkens de verklaring van [naam14]
[Hof: zie 2.15]dit ook nooit willen doen. Uit de verklaring van [naam14] volgt verder dat er geen overeenkomst tussen hem met de heer Bajema is overgegaan naar eiser en dat ook anderszins er geen overeenkomst tussen eiser en [naam12] tot stand is gekomen ten aanzien van de koop van een stacaravan. De rechtbank acht de verklaring van eiser dat hij op enig moment een overeenkomst met [naam12] heeft gesloten ter zake van de koop van de stacaravan volstrekt ongeloofwaardig.
[Hof: 2.10]vermelde stacaravan heeft eiser nog aangevoerd dat hij in het derde kwartaal van 2019 de omzetbelasting als vooraftrek mocht nemen om vervolgens in het vierde kwartaal deze omzetbelasting weer aan te geven. In het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor bij 3.5. heeft geoordeeld, is van een pleitbaar standpunt volstrekt geen sprake. Omdat verder geen strafverlagende omstandigheden aannemelijk zijn geworden, acht de rechtbank de opgelegde verzuimboetes passend en geboden.”
(Hof: 2.10)vermelde nota van de stacaravan (€ 8.667), omdat volgens verweerder sprake is van opzet dan wel voorwaardelijke opzet. Voorts heeft verweerder de vergrijpboete verhoogd tot 100% wegens strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 8 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (tekst 2021). Verweerder heeft bij het vaststellen van de vergrijpboete rekening gehouden met de reeds ter zake opgelegde verzuimboete van 10% (€ 868), zodat een vergrijpboete van € 7.799 resteert.
[Hof: zie 2.10]was niet op de naam van eiser gesteld en daarmee aan hem uitgereikt. Eiser heeft de adressering van de factuur eigenhandig aangepast, zodat het leek dat deze wel op zijn naam was gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat voor deze handelwijze van eiser geen enkele rechtvaardiging. Uit derdenonderzoek is immers gebleken dat [naam12] geen stacaravan heeft verkocht aan [naam13] of eiser. Gelet op de berichten van eiser aan [naam14] was eiser hiervan ook op de hoogte. Het was eiser dus ook duidelijk dat de factuur van [naam12] nooit voor hem bedoeld kon zijn. Ook overigens is er geen enkele omstandigheid aannemelijk geworden op grond waarvan eiser mocht menen dat hij de factuur die [naam12] had uitgereikt aan [naam13] op zijn naam kon zetten. Door bij de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal desalniettemin de voorbelasting inzake de factuur van [naam12] in aftrek te nemen wist eiser dat daardoor de aanmerkelijke kans bestond dat te weinig belasting zou worden voldaan en door de aangifte op die wijze te doen heeft hij deze kans op de koop toe genomen. Verweerder heeft de vergrijpboete dan ook terecht opgelegd.
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).