In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 september 2023 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 17 januari 2023. De zaak betreft een hoger beroep dat niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2016, waarbij de rechtbank Gelderland op 7 maart 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld, maar dit werd door het Hof niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend, stellende dat er al griffierecht was betaald in een andere procedure bij de 'normale' rechtspraak in Arnhem.
Tijdens de behandeling van het verzet op 29 augustus 2023 is belanghebbende niet verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat het griffierecht binnen vier weken na de mededeling van de griffier betaald moest worden, en dat niet-betaling leidt tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De griffier had belanghebbende eerder gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en herinneringen gestuurd. Het Hof concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het griffierecht wel was betaald en dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat zij in verzuim was. Het verzet is ongegrond verklaard, en het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling.