ECLI:NL:GHARL:2023:7707

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
22/00713
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 september 2023 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 17 januari 2023. De zaak betreft een hoger beroep dat niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2016, waarbij de rechtbank Gelderland op 7 maart 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld, maar dit werd door het Hof niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend, stellende dat er al griffierecht was betaald in een andere procedure bij de 'normale' rechtspraak in Arnhem.

Tijdens de behandeling van het verzet op 29 augustus 2023 is belanghebbende niet verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat het griffierecht binnen vier weken na de mededeling van de griffier betaald moest worden, en dat niet-betaling leidt tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De griffier had belanghebbende eerder gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en herinneringen gestuurd. Het Hof concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het griffierecht wel was betaald en dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat zij in verzuim was. Het verzet is ongegrond verklaard, en het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/00713
uitspraakdatum:12 september 2023
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het verzet van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 17 januari 2023 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 maart 2022, nummer AWB 20/1393, in het geding tussen belanghebbende
en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amsterdam(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De Inspecteur heeft op 7 februari 2020 uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2016.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 7 maart 2022 ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft het hoger beroep bij uitspraak van 17 januari 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald. De uitspraak is op 18 januari 2023 aangetekend aan belanghebbende verzonden.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof verzet aangetekend. Het verzetschrift is gedagtekend 22 februari 2023 en ter griffie van het Hof ontvangen op 21 februari 2023.
1.5.
Het verzet is ter zitting van het Hof behandeld op 29 augustus 2023 te Arnhem. Belanghebbende is bij aangetekend verzonden brief van 27 juni 2023 aan het adres [adres] , [woonplaats] uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023 om 10.00 uur te Arnhem. Deze brief is blijkens informatie van PostNL op 28 juni 2023 om 9.56 uur bij belanghebbende bezorgd. Voor de ontvangst is getekend. Aan de Inspecteur is ter kennisneming een afschrift van voormelde uitnodigingsbrief gestuurd. Ter zitting is, zonder kennisgeving, namens belanghebbende niemand verschenen.

2.Gronden van het verzet

2.1.
Belanghebbende heeft in het verzetschrift het volgende aangevoerd.
2.2.
Belanghebbende erkent dat er geen griffierecht is betaald, omdat er in deze zaak die ook zou lopen bij de ‘normale’ rechtspraak in Arnhem al griffierecht is betaald. Omdat zij nog steeds wacht op het vervolg daarop, heeft belanghebbende bij het Hof geen griffierecht betaald. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het verzet.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
Het griffierecht dient ingevolge het bepaalde in artikel 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort. Niet-betaling of niet-tijdige betaling van het verschuldigde griffierecht leidt overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:41, zesde lid, van de Awb tot nietontvankelijkverklaring van het hoger beroep, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het hoger beroep in verzuim is geweest.
3.2.
De griffier heeft belanghebbende bij brief van 16 augustus 2022 – verzonden per normale postbestelling – gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en bij aangetekende brief van 14 september 2022 herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht. In die brieven is aan belanghebbende meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de in die brieven vermelde rekening. De griffier heeft belanghebbende er daarbij op gewezen dat bij niet tijdige betaling het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Voor ontvangst van de betalingsherinnering is op 16 september 2022 getekend.
3.3.
Volgens de administratie van de griffie heeft belanghebbende het voor de behandeling van de onderhavige zaak in rekening gebrachte griffierecht van € 136 niet betaald. Belanghebbende heeft haar stelling dat zij wel - zij het bij een ander rechtscollege - heeft betaald niet door overlegging van een bankafschrift of anderszins aannemelijk gemaakt. Voorts heeft belanghebbende geen omstandigheden gesteld op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. Ook overigens is daarvan niet gebleken.
3.4.
Voormeld oordeel brengt mee dat belanghebbende terecht wegens het niet voldoen van het griffierecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep.
3.5.
Op grond van het vorenstaande is het verzet ongegrond.

4.Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

5.Beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Tanghe, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(T. Tanghe)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 14 september 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.