Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 8 november 2018 te [plaats 2] , een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen, 110 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg en/of 1,4 microgram THC per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
hij op of omstreeks 8 november 2018 te [plaats 2] als bestuurder van een voertuig op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Overcingellaan, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waarbij letsel aan personen is ontstaan.
Beoordeling van het bewijs
Oordeel van het hof
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Bewijsoverweging
Bewezenverklaring
hij op 8 november 2018 te [plaats 2] als bestuurder van een voertuig op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [straatnaam] , geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waarbij letsel aan personen is ontstaan.