ECLI:NL:GHARL:2023:7698

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
21-000625-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting met valse naam en hoedanigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1968, is veroordeeld voor twee gevallen van oplichting. De feiten vonden plaats tussen 27 en 30 januari 2016, waarbij de verdachte zich voordeed als verhuurder van een woning op Marktplaats. De aangevers, [benadeelde 2] en [benadeelde 3], werden door de verdachte bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van € 1.700,- voor huur en borg, terwijl de verdachte niet gerechtigd was om de woning te verhuren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte nauw samenwerkten en dat de oplichting op een vergelijkbare wijze plaatsvond. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor het deel dat betrekking heeft op de vrijspraak van de politierechter. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De straf is mede bepaald door de overschrijding van de redelijke termijn van het proces.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000625-21
Uitspraak d.d.: 13 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere , van 26 januari 2021 met het parketnummer 16-272799-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1968,
wonende te [postcode 1] [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het hoger beroep ter zake van het onder 1 tenlastegelegde;
  • vernietiging van het vonnis van de politierechter;
  • veroordeling van verdachte ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde tot een voorwaardelijke taakstraf van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze in hoger beroep aan de orde is, deze te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, naar voren is gebracht.

De ontvankelijkheid van verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht:
  • verdachte vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit;
  • ter zake van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis;
  • de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] afgewezen;
  • de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, tenlastegelegd dat:
2.
zij in of omstreeks in de periode van 27 januari 2016 tot en met 30 januari 2016 te [pleegplaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van €1700,-, door:
- onder een valse naam een advertentie op markplaats te plaatsen waar de woning op [adres] per direct te huur wordt aangeboden en/of
- een afspraak te maken met [benadeelde 3] en een rondleiding door de woning aan te bieden en/of
- een huurovereenkomst op te stellen en te ondertekenen waarin overeen wordt gekomen de woning te verhuren tegen een huur van €850,- per maand en/of
- een borg te vragen aan de start van de huurovereenkomst van €850,-,
dit terwijl verdachte en/of haar mededader geen eigenaar zijn van voornoemde woning en/of niet gerechtigd zijn om de voornoemde woning te verhuren;
3.
hij in of omstreeks in de periode van 27 januari 2016 tot en met 30 januari 2016 te [pleegplaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van €1700,-, door:
- onder een valse naam een advertentie op markplaats te plaatsen waar de woning op [adres] per direct te huur wordt aangeboden en/of
- een afspraak te maken met [benadeelde 2] en een rondleiding door de woning aan te bieden en/of
- een huurovereenkomst op te stellen en ondertekenen waarin overeen wordt gekomen de woning te verhuren tegen een huur van €850,- per maand en/of
- een borg te vragen aan de start van de huurovereenkomst van €850,- en/of
- twee sleutels van de woning af te geven aan [benadeelde 2] ,
dit terwijl verdachte en/of haar mededader geen eigenaar zijn van voornoemde woning en/of niet gerechtigd zijn om de voornoemde woning te verhuren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde. Hiertoe heeft hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat op basis van de signalementen en de camerabeelden vastgesteld kan worden dat verdachte zich heeft voorgedaan als [valse naam] . Tevens zijn de adressen die verdachte en haar vriend hebben gebruikt te koppelen aan hen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte tijdens de rondleiding in de woning was, dan wel dat zij degene is geweest die de advertentie heeft geplaatst of de huurovereenkomst heeft opgemaakt. Op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat de vrouw op de beelden verdachte is. Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte nauw en bewust samen heeft gewerkt met medeverdachte [medeverdachte] .
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
[benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van oplichting en verklaarde het volgende.
Op 27 januari 2016 zag hij op de site Marktplaats dat een woning voor verhuur werd aangeboden op [adres] te [pleegplaats] . Hij heeft naar aanleiding van deze advertentie een bericht gestuurd via dezelfde site.
Op 28 januari 2016 werd aangever [benadeelde 3] gebeld door een persoon met een vrouwenstem die hem vroeg of hij een afspraak wilde maken voor het huis. Hij hoorde haar zeggen: ‘Wie het eerst komt, wie het eerst maalt.’
Op 29 januari 2016, was aangever [benadeelde 3] bij de woning aan [adres] . Een vrouw maakte de deur open. Zij stelde zich voor als [valse naam] . Hij kan de vrouw als volgt omschrijven:
- vrouw;
- blank;
- ongeveer 55 jaar oud;
- beetje rossig lang haar tot net over de schouder;
- ongeveer 1.75 meter lang;
- slank tot vol postuur.
Zij gaf aangever [benadeelde 3] een rondleiding door de woning. Zij liet hem een contract zien waarin een totaal bedrag stond vermeld van 1.700 euro, 850 euro voor de huur en 850 euro borg. Hij heeft dit bedrag direct contant betaald, waarna hij het betreffende contract heeft ondertekend en hij twee sleutels van de woning overhandigd kreeg. Op 31 januari 2016 was hij bij de woning aangekomen aan [adres] te [pleegplaats] om deze te gaan betrekken. Toen hij echter de deur open deed, zag hij daar een manspersoon die hij kent als [benadeelde 1] , die zei dat aangever [benadeelde 3] was opgelicht. [2]
Ook [benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde het volgende.
Op 27 januari 2016 zag zijn vrouw een advertentie op de website Marktplaats van de woning gelegen op [adres] te [pleegplaats] . Het telefoonnummer dat erbij stond, heeft zijn vrouw toen gebeld. Zijn vrouw werd teruggebeld met dat telefoonnummer. Een vrouw aan de telefoon stelde zich voor als [valse naam] . Ze vertelde dat de woning nog te huur stond. Ze hanteerde het principe wie het eerst komt wie het maalt. Ze hebben toen een afspraak gemaakt voor een bezichtiging.
Op 29 januari 2016 kwamen aangever [benadeelde 2] en zijn vrouw bij de woning [adres] te [pleegplaats] aan. De deur werd opengedaan door een vrouw die zich voordeed als [valse naam] . Hij kan haar als volgt omschrijven:
- postuur: fors;
- lengte: 1.70;
- haar: blond krullend;
- huidskleur: blank;
- afkomst: Nederlands, misschien een klein beetje Indonesisch.
Zij kregen een korte rondleiding van [valse naam] . Daarna liet zij hun een huurovereenkomst zien.
Vervolgens hebben aangever [benadeelde 2] en zijn vrouw op 30 januari 2016 met [valse naam] afgesproken. Zij hebben toen de huurovereenkomst ondertekend. Ze gaf hun twee verschillende sleutels van de woning. Daarna hebben zij het geld betaald, te weten 1.700 euro. Omstreeks 16:00 uur kwamen zij bij [adres] aan. Boven bij de woning werd aangever [benadeelde 2] aangesproken door een man. Hij vertelde dat hij de eigenaar van de woning was. De naam van deze man is [benadeelde 1] . [3]
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij sinds drie jaar woonachtig is op [adres] te [pleegplaats] . Sinds augustus 2015 heeft hij in zijn woning tijdelijk drie mensen laten wonen: een vriend van hem, zijn vriendin en hun zoontje van 11 jaar genaamd [zoontje] . Deze vriend is genaamd [medeverdachte] (medeverdachte). Zijn vriendin is genaamd: [verdachte] (verdachte). [medeverdachte] woonde hier vanaf augustus 2015. Op een gegeven moment hebben verdachte en [zoontje] zich op [adres] te [pleegplaats] ingeschreven. Medeverdachte en verdachte waren de enigen die een sleutel van zijn woning hadden. Daarnaast kon er niemand zijn woning betreden middels een sleutel behalve hijzelf. [4]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft naar aanleiding van de aangifte van aangever [benadeelde 3] onderzoek ingesteld naar het ING bankrekeningnummer dat in de huurovereenkomst stond. Bij de aangifte werd een kopie van de door [valse naam] opgemaakte huurovereenkomst gevoegd. Hierin stond de volgende tekst:
‘De huur wordt elke 1ste van de maand op ING Bank rekening [rekeningnummer] te name van [valse naam] overgemaakt.’
Op 2 februari heeft Recherche [stadsdeel] het rekeningnummer [rekeningnummer] , middels een vordering verstrekking identificerende gegevens bij de ING Bank opgevraagd. Op 15 februari 2016 ontving verbalisant de identificerende gegevens van de ING Bank, zijnde:
‘Betaalrekening [rekeningnummer]
Hr [medeverdachte]
[adres]
[postcode 2] [pleegplaats] ’
Uit onderzoek is gebleken dat dit [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] (medeverdachte) te [geboorteplaats 2] betreft. [5]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van de camera die is gevestigd in de portiek van [adres] bekeken. Op de camerabeelden is een datum en tijdstip vermeld. De camerabeelden beginnen op 28 januari 2016 om 19:00 en eindigen op 29 januari 2016 om 21:00. De camera is gericht op de lift en in de ingang van de trappenhal. Het signalement van de eerste verdachte komt overeen met dat van medeverdachte [medeverdachte] . Het signalement van de tweede verdachte komt overeen met dat van [betrokkene] .
De derde verdachte (hierna: verdachte 3) kan verbalisant als volgt omschrijven:
- vrouw;
- blank;
- zwart haar in een staart;
- gezet/dik postuur;
- zwarte hoge laarzen;
- zwarte lange jas;
- zwart shirt.
De derde verdachte heeft een paar keer van kleding verwisseld. Verbalisant kan de derde verdachte met de andere kledingstukken als volgt omschrijven;
- zwarte laarzen tot knie hoogte;
- zwarte rok;
- zwarte shirt met 2 wit kleurige vlakken op schouder hoogte;
- blond kleurige pruik.
Op de camerabeelden is het volgende te zien:
29-01-2016 08:04:18
Verdachte 3 komt aanlopen. Verdachte 3 heeft een lange zwart kleurige jas aan. Verdachte 3 stapt vervolgens de lift binnen.
Hiervan is een screenshot genomen en toegevoegd bij de fotobijlage onder foto 6.
29-01-2016 08:05:02
Verdachte 1 staat bij de lift met een tas en loopt daarna de lift binnen.
29-01-2016 08:06:31
Verdachte 2 staat voor de lift en loopt de lift binnen.
29-01-2016 09:16:30
De aangever [benadeelde 2] en zijn gezin komen de hal binnen. Zij lopen daarna de lift
binnen.
29-01-2016 09:40:20
De aangever [benadeelde 2] met gezin die komen uit de lift en lopen uit beeld.
29-01-2016 10:58:21
Verdachte 3 komt aanlopen. Verdachte 3 heeft een pruik blond van kleur met een bril op. Verdachte 3 heeft geen jas aan. Verdachte 3 loopt vervolgens de lift binnen.
Hiervan is een screenshot genomen en toegevoegd bij de fotobijlage onder foto 7.
29-01-2016 15:27:15
Verdachte 1, 2 en 3 komen aanlopen. Verdachte 3 heeft nog een pruik op. Verdachte 3 heeft geen bril op en draagt nu een jas. Verdachte 1 en 2 lopen de trappenhal in en lopen vervolgens de trap op. Verdachte 3 blijft voor de lift staan.
Hiervan is een screenshot genomen en toegevoegd bij de fotobijlage onder foto 8 en 9.
29-01-2016 15:30:00
Verdachte 3 stapt de lift binnen.
29-01-2016 15:37:10
Verdachte 1 en 2 komen samen de lift uit en hebben een karretje vol goederen.
Hiervan is een screenshot genomen en toegevoegd bij de fotobijlage onder foto 10.
29-01-2016 19:47:10
Verdachte 2 komt de lift uit lopen met een groot voorwerp is zijn handen. Er zit een doek over het voorwerp wat de verdachte 2 vast houdt. Verdachte 2 loopt vervolgens met de voorwerp uit beeld.
Hiervan is een screenshot genomen en toegevoegd bij de fotobijlage onder foto 11.
29-01-2016 19:49:00
Verdachte 2 en 3 komen in beeld en lopen richting de lift. Verdachte 3 heeft geen pruik op en geen jas aan. Verdachte 2 en 3 en stappen de lift binnen.
Hiervan is een screenshot genomen en toegevoegd bij de fotobijlage onder foto 12.
29-01-2016 19:51:30
Verdachte 1, 2 en 3 komen de lift uitlopen. Ze lopen vervolgens uit beeld.
Hiervan is een screenshot genomen en toegevoegd bij de fotobijlage onder foto 13. [6]
[betrokkene] heeft verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte] op 29 januari 2016 geholpen heeft met het sjouwen van spullen uit een woning op [adres] . Tijdens de verhuizing waren medeverdachte [medeverdachte] , verdachte, hun zoontje en twee andere jongens die hij niet kende aanwezig. [7]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat alleen [benadeelde 1] en zij in het bezit waren van een sleutel van de woning aan [adres] . [8]
Het hof overweegt ten aanzien van feiten 2 en 3 als volgt.
Op de terechtzitting van het hof is niet ter discussie gesteld dat aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 2] zijn opgelicht. Beiden zijn ingegaan op een advertentie op Marktplaats waarbij de woning aan [adres] te [pleegplaats] werd aangeboden door een persoon onder de naam [valse naam] . Deze persoon heeft een geldbedrag ter hoogte van € 1.700,00 van elk van voornoemde aangevers ontvangen voor de borg en huur van de desbetreffende woning, terwijl zij feitelijk niet gerechtigd was om deze te verhuren.
De modus operandi van de oplichting van aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 2] is nagenoeg hetzelfde. Uit hun aangiftes blijkt dat zij beiden verklaren over dezelfde Marktplaatsadvertentie, over een vrouwelijk persoon genaamd [valse naam] en dat deze persoon een vol dan wel een fors postuur had, dat zij van haar op dezelfde dag een rondleiding in de woning hebben gehad, dat zij aan haar hetzelfde bedrag aan borg en huur hebben betaald en dat zij zich van eenzelfde huurcontract bediende. Het hof is dan ook van oordeel dat de aangevers door dezelfde persoon zijn opgelicht.
De volgende vraag die voorligt, is of verdachte de persoon is geweest die zich heeft voorgedaan als [valse naam] . Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt in het bijzonder als volgt.
Uit de omschrijving van de camerabeelden volgt dat drie personen herhaaldelijk op 29 januari 2016 worden waargenomen. Uit de verklaring van [betrokkene] blijkt dat hij op deze dag medeverdachte [medeverdachte] heeft geholpen met het verhuizen van spullen in de woning aan [adres] te [pleegplaats] en dat medeverdachte en verdachte aanwezig waren bij de verhuizing. Deze verklaring vindt steun in de camerabeelden, die laten zien dat op 29 januari 2016 een vrouw meerdere malen in het bijzijn van voornoemde mannen is waargenomen. Het hof is van oordeel dat deze vrouw geen toevallige voorbijganger betreft en dat gelet op de verklaring van [betrokkene] en de camerabeelden verdachte deze persoon is.
Dat verdachte op de dagen waarop de oplichting heeft plaatsgevonden samen met haar zoon in een hotel heeft overnacht en dat zij op die dagen niet bij de woning is geweest, zoals namens verdachte is aangevoerd, acht het hof ongeloofwaardig. Het dossier en het verhandelde op de terechtzitting biedt daartoe in het geheel geen aanknopingspunten. Integendeel, die lezing van verdachte vindt weerlegging in de camerabeelden en de verklaring van [betrokkene] . Het hof merkt hierbij nog op dat verdachte op geen enkele wijze heeft onderbouwd of dat anderszins aannemelijk is geworden dat zij die nachten in een hotel heeft overnacht.
Voorts volgt uit de verklaring van verdachte dat alleen verdachte en [benadeelde 1] in het bezit waren van een sleutel van voornoemde woning. Tevens stond op de huurovereenkomsten, die aangevers van de persoon die zich voordeed als [valse naam] hebben gekregen, voor het ontvangen van de toekomstige huur een bankrekeningnummer vermeld, die op naam van medeverdachte [medeverdachte] stond.
Op grond van het voorgaande – zoals hiervoor beschreven – oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde, het verweer wordt in alle onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat zij:
2.
in de periode van 27 januari 2016 tot en met 30 januari 2016 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 1700,00, door:
- onder een valse naam een advertentie op Marktplaats te plaatsen waar de woning op [adres] per direct te huur wordt aangeboden en
- een afspraak te maken met [benadeelde 3] en een rondleiding door de woning aan te bieden en
- een huurovereenkomst op te stellen en te ondertekenen waarin overeen wordt gekomen de woning te verhuren tegen een huur van € 850,00 per maand en
- een borg te vragen aan de start van de huurovereenkomst van € 850,00,
dit terwijl verdachte en haar mededader niet gerechtigd zijn om de voornoemde woning te verhuren;
3.
in de periode van 27 januari 2016 tot en met 30 januari 2016 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 1700,00, door:
- onder een valse naam een advertentie op Marktplaats te plaatsen waar de woning op [adres] per direct te huur wordt aangeboden en
- een afspraak te maken met [benadeelde 2] en een rondleiding door de woning aan te bieden en
- een huurovereenkomst op te stellen en ondertekenen waarin overeen wordt gekomen de woning te verhuren tegen een huur van € 850,00 per maand en
- een borg te vragen aan de start van de huurovereenkomst van € 850,00 en
- twee sleutels van de woning af te geven aan [benadeelde 2] ,
dit terwijl verdachte en haar mededader niet gerechtigd zijn om de voornoemde woning te verhuren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op telkens:
medeplegen van oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 90 uren subsidiair 45 hechtenis met een proeftijd van twee jaren. Hierbij is rekening gehouden met de ouderdom van de feiten, de gezondheid van verdachte en het feit dat zij na de onderhavige feiten niet in aanraking is gekomen met justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval het hof tot een bewezenverklaring mocht komen, naar voren gebracht dat zij zich kan vinden in de eis van de advocaat-generaal.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat zij zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting. Verdachte heeft twee aangevers bewogen tot afgifte van forse bedragen door zich voor te doen als gerechtigde om de woning te verhuren en deze aan [benadeelde 3] en [benadeelde 2] te verhuren, terwijl de huurovereenkomst die zij hadden afgesloten tot stand was gekomen op basis van door verdachte verstrekte onjuiste informatie, met het risico dat zij op straat kwamen te staan. Verdachte heeft kennelijk gehandeld om er financieel beter van te worden. Het hof merkt bovendien op dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar daden en zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van haar handelen voor de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen.
Het hof heeft acht geslagen op een het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 juli 2023, waarop oude feiten staan waardoor in zoverre geen justitiële antecedenten aanwezig zijn die voor het hof een rol spelen bij het vaststellen van de op te leggen straf.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door de raadsvrouw naar voren gebracht ter terechtzitting van het hof. Verdachte heeft in 2022 een behoorlijke val gemaakt waardoor zij haar bekken en een ruggenwervel heeft gebroken, met als bijwerking een beklemming van zenuwen onder in de rug. Zij is hier (meermaals) aan geopereerd. Voorts heeft verdachte staar waardoor zij met haar linkeroog nauwelijks zicht heeft. Verdachte kan door haar fysieke problemen niet werken.
Voorts houdt het hof bij het bepalen van de straf rekening met het forse tijdsverloop tussen het plegen van de bewezenverklaarde feiten en de einduitspraak in hoger beroep en stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Het hof overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop dat verdachte in verzekering is gesteld op 1 september 2017 en het vonnis van de politierechter dateert van 26 januari 2021. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met een jaar en circa vijf maanden overschreden. Voorts stelt het hof vast dat sinds het instellen van het hoger beroep op 8 februari 2021 door verdachte en het wijzen van dit arrest op 13 september 2023 de redelijke termijn met ruim zeven maanden is overschreden.
Deze overschrijding zal worden verdisconteerd in de op te leggen straf voor de bewezenverklaarde feiten en wordt mede tot uitdrukking gebracht in de strafmodaliteit, te weten een voorwaardelijke taakstraf in plaats van een onvoorwaardelijke taakstraf.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een voorwaardelijke taakstraf van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces voor feit 1 gevoegd met een vordering tot vergoeding van de schade ten bedrage van € 1.803,88 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen.
Verdachte is door de politierechter vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, waardoor verdachte voor dit onderdeel niet kan worden ontvangen in hoger beroep. Daardoor kan ook de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen.
Nu door of namens verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van de schade ten bedrage van € 4.700,00 (bestaande uit € 1.700,00 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.700,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft daarom in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Verdachte heeft het bewezenverklaarde feit samen met iemand anders gepleegd en zij zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Het hof zal daarom bepalen dat wanneer de schadevergoeding door de mededader is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.700,00 (duizend zevenhonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.700,00 (duizend zevenhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 27 (zevenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 30 januari 2016.
Aldus gewezen door
mr. J.A.M. Kwakman, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 13 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar doorgenummerde paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid Midden-Nederland, district [district] , basisteam [stadsdeel] , met dossiernummers PL0900-2016031759, -2016033338 en -2016033516 en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 420.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 156 e.v.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 143 e.v.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 126 e.v.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 319 e.v.
6.Het proces-verbaal van bevindingen inclusief fotobijlagen, p. 165 e.v.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 284-285.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 256 en 340.