ECLI:NL:GHARL:2023:7619

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
200.299.487
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een nalatenschap en ongerechtvaardigde verrijking in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van [erflater], die op 27 maart 2018 is overleden. De erfgenamen, waaronder [appellante] als executeur, [appellant1], [appellant2] en [naam2], zijn in geschil over de wijze van verdeling van de nalatenschap, die onder andere een woning, grond en bankrekeningen omvat. Het hof heeft de zaken 200.299.487 en 200.300.025 samengevoegd en op 10 januari 2023 een mondelinge behandeling gehouden. De rechtbank had eerder in een vonnis van 2 juni 2021 de wijze van verdeling gelast, maar de erfgenamen waren het niet eens over de toedeling van de woning aan [appellant1] voor een bedrag van € 365.000. Het hof oordeelt dat de erfgenamen de woning niet rechtsgeldig aan [appellant1] hebben toegedeeld, omdat [naam1], een van de erfgenamen, niet heeft ingestemd met deze toedeling. Het hof vernietigt de eerdere beslissingen van de rechtbank over de toedeling van de woning en gelast een nieuwe verdeling, waarbij rekening wordt gehouden met de actuele waarde van de woning op de sterfdag van [erflater]. De kosten van de notariële tussenkomst en de taxatie komen voor rekening van de nalatenschap. Het hof bepaalt dat de verdeling moet plaatsvinden ten overstaan van notaris [naam14] in [plaats1].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummers gerechtshof: 200.299.487 en 200.300.025
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 232394)
arrest van 12 september 2023
in de zaken van
[appellante]in haar hoedanigheid van executeur ten behoeve van de
gezamenlijke erfgenamen van
[erflaatster] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
hierna: [appellante] en [erflaatster] ,
advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert,
en:
[appellant1],
die woont in [woonplaats2] ,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
hierna: [appellant1] ,
advocaat: mr. M. Veurman,
en
[appellant2]in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van mevrouw
[naam1]
,
die woont in [woonplaats1] ,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
hierna: [appellant2] en [naam1] ,
advocaat: mr. R.F.A. Rorink,
en
[naam2] ,
wonende te [woonplaats1] ,
hierna: [naam2] ,
niet verschenen,
[naam3] ,
wonende te [woonplaats2] ,
hierna: [naam3] ,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep in beide zaken

1.1
De zaken 200.299.487 en 200.300.025 betreffen beiden de verdeling van de nalatenschap van [erflater] tussen de erfgenamen. Het hof heeft rolvoeging van deze zaken bepaald.
1.2
Naar aanleiding van het arrest van 2 augustus 2022 heeft op 10 januari 2023 een mondelinge behandeling in beide zaken bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). [appellant1] heeft voor de mondelinge behandeling nog de producties J-O (in zaak 200.299.487) en de producties H-M (in zaak 200.300.025) overgelegd. Dit zijn dezelfde producties maar in elke zaak anders geletterd. Het hof heeft akte verleend van het overleggen van deze producties. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen in beide zaken.

2.De kern van de zaak

2.1
Op 27 maart 2018 is [erflater] (hierna: [erflater] ) overleden. Hij heeft zijn zussen [erflaatster] , [naam1] en [naam2] en zijn neven [appellant1] en [naam3] als zijn erfgenamen achtergelaten. De zussen [erflaatster] , [naam1] en [naam2] zijn ieder voor 1/4e erfgenaam; de neven [appellant1] en [naam3] ieder voor 1/8e.
2.2
Tot de nalatenschap behoren:
  • de woning aan de [adres] te [woonplaats2] en de daarbij horende grond (groot 1.79.49 hectare; hierna: de woning)
  • een perceel grond genaamd " [naam5] ", aan de [adres] te [woonplaats2] (groot 1.48.20 hectare)
  • bankrekeningen bij de Rabobank
  • [nummer1] ,
  • [nummer2] ,
  • een auto merk Suzuki, type Jimny, (hierna: de auto),
  • inboedel.
2.3
Met het oog op het verkrijgen van een (hypothecaire) financiering is de woning op 23 april 2018 in opdracht van [appellant1] door Van Egmond Makelaardij & Taxaties getaxeerd op een marktwaarde van € 375.000. De woning is vervolgens op 8 mei 2018 in opdracht van [appellant1] en [naam6] door Landerijenbureau Kromhof-Pullen BV getaxeerd op een marktwaarde van € 365.000. Doel van deze taxatie was het vaststellen van de marktwaarde in verband met een eventuele verkoop vanwege het overlijden van de eigenaar.
2.4
[naam2] en haar zoon [naam6] hebben kort na overlijden van [erflater] een bezoek gebracht aan notariskantoor Oude [naam14] in [de gemeente] . Zij hebben een bespreking gehad met kandidaat-notaris [naam7] . Zij heeft op 26 april 2018 aan alle erfgenamen – met uitzondering van [naam1] – een brief gestuurd met uitleg over de afwikkeling van de nalatenschap. In die brief staat dat [naam2] en haar zoon [naam6] de kandidaat-notaris hebben gevraagd een verklaring van erfrecht af te geven en hebben gezegd dat [naam6] samen met [appellant1] de verdere afwikkeling van de nalatenschap wil regelen. Bij de brief aan elk van de erfgenamen – met uitzondering van [naam1] – is een (onderhandse akte van) volmacht gevoegd waarin de betreffende erfgenaam aan [naam6] en [appellant1] een algemene volmacht geven hen te vertegenwoordigen bij de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap. [erflaatster] , [naam2] en [naam3] hebben vervolgens in mei 2018 deze algemene volmacht aan [appellant1] en [naam6] gegeven. In deze onderhandse akte verklaren zij ook dat zij de nalatenschap van [erflater] zuiver aanvaarden. Namens [erflaatster] heeft [appellante] deze volmacht op 17 december 2018 ingetrokken. [appellante] was daartoe bevoegd, omdat [erflaatster] haar in een levenstestament van 11 december 2017 een algemene volmacht had gegeven.
2.5
De kandidaat-notaris schrijft in haar brief van 26 april 2018 ten aanzien van [naam1] het volgende:
“ Aan de overige erfgenamen heb ik ook een verklaring toegezonden met daarin opgenomen een volmacht aan u en uw neef. Dit met uitzondering van uw oudste tante, mevrouw [naam1] , waarvoor eerst nog een bewind moet worden aangevraagd bij de Rechtbank. Naar ik heb begrepen zullen haar kinderen dit traject op korte termijn in gang zetten. Als dit is afgehandeld zal ik de bewindvoerder van uw tante eveneens de benodigde stukken ter ondertekening toezenden. Na ontvangst van alle getekende verklaringen (dus ook die van de bewindvoerder van uw tante) en het doorlopen van de administratieve procedure bij de Rechtbank voor wat betreft het bewind zal ik u beiden een afschrift van de verklaring van erfrecht doen toekomen.”
2.6
Over alle goederen van [naam1] is op 25 oktober 2018 een bewind ingesteld met [appellant2] als bewindvoerder. Namens [naam1] is de nalatenschap op 1 februari 2019 beneficiair aanvaard. De nalatenschap moet worden vereffend volgens de regels van de wet (afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 BW).
2.7
[appellant1] is eind 2018 in de woning gaan wonen en is deze gaan verbouwen. Mr. Rorink heeft op 17 december 2018 namens [appellant2] en [naam1] een brief gestuurd aan [appellant1] en [naam6] . In deze brief staat:
“ U heeft kennelijk de afgelopen maanden een u welgevallig voorschot genomen op de verdeling van de nalatenschap van wijlen de heer [erflater] . Immers, bij toeval vernamen enkele kinderen van mijn cliënte dat de heer [appellant1] thans kennelijk doende is zijn intrek te nemen in de boerderij en landerijen staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats2] . Vanaf de buitenzijde bezien heeft het er alle schijn van dat het boeren woonhuis inmiddels volledig is gestript, en de boerderij zal worden verbouwd als woning van de heer [appellant1] . Kennelijk heeft hij de roerende zaken behorende tot de nalatenschap onder zich genomen.
(…)
Mijn cliënte wil er geen misverstand over laten bestaan dat uw optreden niet de instemming heeft van mijn cliënte. Bij deze stel ik u beiden aansprakelijk voor alle schade die mijn cliënte lijdt door uw handelen of nalaten waar het haar belangen betreft. Zij stemt beslist niet in met het slopen en verbouwen, en ook niet de bewoning van het boerderijtje door de heer [appellant1] dan wel welke persoon/personen dan ook, vooruitlopend op de nog te effectueren boedelscheiding. Namens cliënte sommeer ik de heer [appellant1] alle bouwwerkzaamheden onmiddellijk te staken en gestaakt te houden, in afwachting van de boedelscheiding. Het is u niet toegestaan het huis te gaan bewonen, al omdat mijn cliënte dat niet toestaat. Voor zover u belangstelling heeft om het boerderijtje in eigendom te verwerven, staat het u vrij een bod te doen dat mijn cliënte op waarde zal laten toetsen. Vervolgens zal zij als erfgename haar mening geven. Maar op voorhand dient u er vanuit te gaan dat alle investeringen die u mogelijk gedaan heeft of doet voor uw eigen rekening en risico zijn. Mocht blijken dat de sloop en verbouw waardeverminderend uitpakt, dan dient u de schade te vergoeden.
Op voorhand is mijn cliënte niet bereid akkoord te gaan met de waardering als opgenomen in de bovengenoemde globale beschrijving van de nalatenschap. Cliënte meent dat alle vermogensbestanddelen behorende tot de nalatenschap gewaardeerd dienen te worden op een reële prijs. Zo de erfgenamen geen overeenstemming kunnen bereiken over waardering en onderlinge verdeling dienen de onroerende en roerende zaken te worden getaxeerd door een onafhankelijke taxateur en verkocht te worden aan de meestbiedende. Het is cliënte bekend dat het boerderijtje een aanmerkelijk hogere waarde zou kunnen hebben dan. De door u opgevoerde € 365.000,--, vanwege de mogelijkheden die de zogenoemde Rood voor Rood regeling biedt.”
2.8
[erflaatster] is op 18 januari 2019 overleden. [appellante] is executeur in haar nalatenschap.
2.9
De erfgenamen zijn het niet eens geworden over de verdeling van de nalatenschap. [appellant1] heeft de andere erfgenamen gedagvaard en de rechtbank gevraagd de wijze van verdeling te gelasten (de procedure in conventie). Ook [appellant2] en [appellante] hebben de rechtbank gevraagd de wijze van verdeling van de nalatenschap te gelasten (de procedure in reconventie).
2.1
De rechtbank heeft in het vonnis van 2 juni 2021 de wijze van verdeling van de nalatenschap gelast als volgt:
“3.1. gelast de verdeling van de nalatenschap van [erflater] onder de voorwaarde dat
de erfbelasting wordt voldaan en partijen tot vereffening zijn overgegaan;
3.2.
deelt aan [appellant1] toe voor een bedrag van € 365.000,00:
de woning en ondergrond staande en gelegen aan [adres] te [woonplaats2] , percelen
kadastraal bekend gemeente [de gemeente] , sectie C, nummer 10478, en gemeente
[de gemeente] , sectie C, nummer 11299;
3.3.
veroordeelt gedaagden in conventie tot het leveren van de woning aan [appellant1] ;
3.4.
veroordeelt [appellant1] met ingang van 1 september 2018 tot de datum van
levering van de woning aan [appellant1] tot betaling aan de nalatenschap van:
- alle kosten van de woning als bedoeld in overweging 2.30.
- een gebruiksvergoeding voor de woning van € 608,33 per maand als bedoeld in overweging 2.31;
3.5.
bepaalt dat de kosten van de taxatie door Makelaar Kromhoff Pullen uit de
nalatenschap dienen te worden voldaan;
3.6.
bepaalt dat het perceel ‘ [naam5] ’ wordt verkocht aan [naam8] , bij partijen
wel bekend, voor € 80.000,00 onder de bepaling dat de netto-opbrengst wordt verdeeld over de erfgenamen naar rato van ieders aandeel in de nalatenschap;
3.7.
veroordeelt gedaagden in conventie tot het leveren van het perceel [naam5] aan
[naam8] ;
3.8.
deelt de op de door [appellant1] opgestelde lijst genoemde goederen toe aan de
bewindvoerder [naam1] en executeur [erflaatster] zonder verrekening van de waarde
op voorwaarde dat de goederen binnen 1 maand na de datum van dit vonnis worden
opgehaald. Als de goederen niet binnen die termijn worden opgehaald worden ze aan
[appellant1] toegedeeld zonder verrekening van de waarde;
3.9.
deelt de auto merk Suzuki, type Jimny, kenteken [kenteken] toe aan [appellant1]
tegen betaling van € 7.900,00 aan de nalatenschap;
3.10.
gelast de verdeling van de saldi van:
- bankrekening Rabobank [nummer1] en
- bankrekening Rabobank [nummer2] ,
in die zin dat, nadat aan dit vonnis is voldaan en alle kosten van de nalatenschap zijn
betaald, het saldo naar rato van ieders erfdeel over de erfgenamen wordt verdeeld;
3.11.
verklaart dit vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
3.12.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.13.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.”
2.11
De bedoeling van het principaal hoger beroep van [appellante] in de zaak 200.299.487 en het principaal hoger beroep van [appellant2] in de zaak 200.300.025 is dat het hof de onderdelen 3.2, 3.3, 3.5-3.7 en (alleen voor [appellante] ) 3.9 vernietigt en zal bepalen dat de woning en [naam5] worden verkocht voor de hoogst mogelijke koopprijs.
2.12
De bedoeling van het incidenteel hoger beroep van [appellant1] in de zaak 200.299.487 en in de zaak 200.300.025 is dat het hof:
  • aan [appellante] dan wel [appellant2] een dwangsom oplegt voor de verplichtingen in 3.3 en 3.7
  • onderdeel 3.4 wat de gebruiksvergoeding betreft vernietigt
  • onderdeel 3.12 vernietigt en [appellante] en [appellant2] veroordeelt in de proceskosten
  • de kosten van rov. 2.30 vaststelt op € 11.156,39
  • voor het geval de woning moet worden verkocht bepaalt dat uit de opbrengst eerst € 120.220 dan wel € 79.783 aan [appellant1] wordt betaald.
2.13
De voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel heeft op 9 mei 2022 alle partijen veroordeeld mee te werken aan de uitvoering van het bestreden vonnis van 2 juni 2021. Tegen dat vonnis van de voorzieningenrechter is hoger beroep ingesteld. Partijen hebben vervolgens in een notariële akte van 6 juli 2022 de woning geleverd aan [appellant1] tegen een waarde van € 365.000.

3.Het oordeel van het hof

principaal hoger beroep van [appellante] in zaak 200.299.487
principaal hoger beroep van [appellant2] in de zaak 200.300.025
onderdeel 3.2-3.3 van het bestreden vonnis
3.1
Voor de beoordeling van een groot deel van de bezwaren van [appellante] en [appellant1] tegen de beslissing van de rechtbank over de toedeling van de woning aan [appellant1] voor € 365.000 is het nodig de stellingen van [appellant1] daarover te beoordelen. Die stelling komt in de kern erop neer dat alle erfgenamen zijn overeengekomen de woning aan [appellant1] toe te delen voor € 365.000. [appellante] en [appellant2] betwisten dat.
3.2
Op de mondelinge behandeling bij het hof heeft [appellant1] over de gang van zaken rond de verdeling het volgende verklaard:
“ [appellant1] :
Wij hebben met [naam6] en [naam9] de begrafenis geregeld en later hebben wij ook de boerderij opgeruimd. Daar kwam aan de orde dat [naam9] zei dat de boerderij toch verkocht moest worden. Ik had aangegeven dat ik de boerderij graag wilde kopen. Ik kwam daar al mijn hele leven en ik had daar schapen en paarden lopen. Ik had ook gezegd dat ik niet wist of ik het kon betalen en dat ik moest onderzoeken of dat mogelijk zou zijn. Ik heb een financieel expert een rekening laten maken en het taxatiebedrijf Van Egmond Makelaardij & Taxaties een taxatie laten doen. Het klopt dat dit een eigen taxatie was waar ik opdracht voor heb gegeven. Het was een taxatie om te kijken of ik het kon financieren. Ik kon maximaal € 400.000,- krijgen voor de hypotheek. De taxatie kwam uit op € 375.000,- dus dat paste mooi op elkaar en ik wilde de boerderij wel kopen. Er moest nog wel een onafhankelijke taxatie komen en dat heeft [naam6] geregeld. Ik wilde er niets mee te maken hebben. Landerijenbureau Kromhof-Pullen B.V. was een expertisebureau volgens [naam6] en dat heeft hij zelf afgehandeld. Dus ik snap niet dat er wordt gezegd dat het voor mijn eigen financieel gewin zou zijn. [naam6] wist dat ik gespannen was of de taxatie hoger of lager dan € 400.000,- zou uitkomen. Ik was dus dolgelukkig toen de taxatie op € 365.000,- uitkwam.
(…)
[appellant1] :
Er heeft een gesprek plaatsgevonden met [naam9] , [erflaatster] en mijn broer [naam3] . [naam6] heeft contact gehad met [naam10] (hof: een schoondochter van [naam1] ) of het akkoord was en daar is volgens mij ook een akkoord op gekomen. [naam10] zei over de app dat [naam11] ook de boerderij wilde kopen, maar zij was geen erfgenaam en dus had de notaris gezegd dat zij daar geen recht op heeft. [naam10] had toen in de app aangegeven dat de familie [appellant2] eigenlijk niet wilde dat de boerderij aan mij verkocht zou worden. Ik weet niet precies hoe dat gezegd was. De familie [appellant2] was er dus wel van op de hoogte dat het aan mij verkocht zou worden. [naam1] was de erfgenaam en zij was dementerend. Ik kwam als klein kind op de boerderij, maar ik ben er in tijden al niet meer geweest. Ik had niet het gevoel dat het iets zou opleveren als ik bij een dementerend persoon op bezoek zou gaan.
Voorzitter:
Als de kinderen of schoonkinderen van een dementerend persoon iets zeggen, over in dit geval een woning, mag je er dan vanuit gaan dat dat iets is wat [naam1] wil?v
[appellant1] :
Dat denk ik wel.
Voorzitter:
Wat gaf u het idee dat tante [naam1] , die ook erfgename was, akkoord zou zijn met toedeling van de woning ter waarde van € 365.000,- aan u?’
[appellant1] :
Omdat de hele familie [appellant2] het daarmee eens was. Ik weet niet of [naam1] het er mee eens was, ik ben niet bij haar langs geweest. [naam6] was ook niet langs geweest en naar mijn weten ook geen anderen, omdat [naam1] dementerend was.”
3.3
Hieruit leidt het hof af dat vaststaat, ook voor [appellant1] , dat [naam1] zelf niet heeft ingestemd met de toedeling aan [appellant1] van de woning tegen een waarde van € 365.000. [appellant1] zegt dat immers zelf.
3.4
De volgende vraag is of [appellant1] aan mededelingen van (schoon)kinderen van [naam1] het gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen dat [naam1] het wel eens was met de verdeling die [appellant1] voor ogen had. [appellant1] verwijst naar mededelingen die blijken uit app berichten die de rechtbank in het vonnis van 29 april 2020 heeft geciteerd (rov. 2.11-2.13). Het betreft in het bijzonder berichten die zijn gewisseld tussen [naam11] (dochter van [naam1] ) en [naam6] en [naam12] (schoondochter van [naam1] ) en [naam6] .
3.5
De berichten van [naam6] en [naam11] luiden als volgt:
“ [naam6] :
Hey [naam11] . We hebben overleg gehad met fam. [appellant1] en de notaris. Daar de woning
niet te koop staat heeft een bod doen geen zin. Ook is het taxatierapport betaald door de
erfgenamen en dus niet beschikbaar voor derden. Mocht je meer info willen graag contact opnemen met de notaris (… )
[naam11] :
Mijn moeder is toch erfgenaam en zou toch ook het rapport moeten ontvangen?
[naam6] :
Klopt maar zolang de volmacht nog niet geregeld is niet. Rechtbank is er mee bezig begreep ik. Woning is in principe al verkocht aan [appellant1] na overleg met ma en tante [erflaatster] en [naam3] . Voor verdere vragen aub contact zoeken met notaris”
3.6
De berichten van [naam6] en [naam12] luiden als volgt:
“ [naam6] :
Hoi fam. [appellant2] . Kin jij me helpen aan de volledige naam (...) van tante [naam13] ? Voor
de notaris. Het is de bedoeling dat [appellant1] en ik, [naam6] de zaken van
[erflater] afhandelen. Als de familie akkoord gaat tenminste. Hierover komt nog brief van
notaris.
[naam12] :
De volledige gegevens van schoonmoeder zijn: (...) Veel succes met alles! Mocht het
nodig zijn kun je altijd bellen of appen.
[naam6] :
(...) gaan jullie er wel mee akkoord dat wij de zaken afhandelen? Woning moet getaxeerd en verkocht gaan worden. Kom binnenkort wel een keer ff bijpraten ok?
[naam12] :
`k Kan natuurliik niet zelf beslissen, het lijkt mij geen probleem dat jullie het oppakken
maar 'k wil het wel even vragen bij de fam. Ik laat het zo snel mogelijk weten!
[naam12] : (8 april 2018)
(.. . ) morgenavond even bellen? Dan wordt misschien het een en ander ook duidelijk.
[naam6] :
Tuurlijk. Na 1800 uur wel thuis (...)
[naam12] :
Doen we, (... ) tot morgenavond dan.
[naam12] : (17 april 2018)
(.. . )tot op heden nog geen brief ontvangen voor schoonmoeder (...)
[naam6] : (19 april 2018)
Hoi fam. [appellant2] . Brief notaris komt volgende week (... )
[naam6] : (25 april 2018)
Hoi. Notaris vraagt om kopie beschikking rechtbank waaruit blijkt dat je bewindvoerder
van [naam13] bent. (... )
[naam12] :
oke ga ik navragen!
[naam6] :
(...)nog iets van [naam11] gehoord dan? Had haar geappt dat woning niet in verkoop staat.
[naam12] :
Nee, had ik niet gehoord. Maar eigenlijk zijn wij van mening dat het huis gewoon door
[appellant1] moet worden gekocht. En zo denkt de rest ook en dat weet [naam11] . Ze staat dus een beetje alleen hierin.
[naam6] :
Gelukkig maar. Is echt niet persoonlijk maar zo zijn de feiten nu eenmaal.”
3.7
Het hof stelt vast dat uit die berichten niet kan worden afgeleid dat [naam1] het eens is met de verdeling van de woning zoals die [appellant1] en kennelijk ook [naam6] voor ogen stond. De berichten geven ook geen aanknopingspunten voor de stelling van [appellant1] dat de hele familie [appellant2] het daarmee eens was. Het tegendeel is waar. [naam11] denkt er volgens [naam12] immers anders over dan de rest. Daarbij komt dat [appellant1] uit de brief van de kandidaat-notaris van 26 april 2018 wist dat [naam1] deze brief en de daarbij horende volmacht niet had gehad, dat voor haar een bewind zou worden gevraagd en dat deze stukken te zijner tijd aan de bewindvoerder zouden worden gestuurd.
3.8
Dat alles betekent dat, ook als de andere erfgenamen wel deze verdeling zouden zijn overeengekomen, die verdeling nietig is (artikel 3:195 lid 1 BW). De slotsom is dat de erfgenamen de woning niet hebben toegedeeld aan [appellant1] voor € 365.000. Dat betekent dat het oordeel van de rechtbank dat [appellant1] ervan mocht uitgaan dat hij de boerderij mocht overnemen tegen de in 2018 getaxeerde waarde van € 365.000 niet in stand kan blijven (rov. 2.27 van het betreden vonnis) en dat de grieven van [appellante] en [appellant2] die zich richten tegen dit oordeel slagen.
3.9
Het hof zal de onderdelen 3.2 en 3.3 van het eindvonnis daarom vernietigen en opnieuw beslissen over de verdeling van de woning.
Het hof is van oordeel dat met de belangen van [appellant1] enerzijds en de andere erfgenamen anderzijds naar billijkheid rekening wordt gehouden, indien:
  • de verdeling (toedeling aan [appellant1] of verdeling netto-opbrengst na verkoop) plaatsvindt alsof de veranderingen die [appellant1] aan de woning heeft aangebracht er niet zijn. Op deze manier hebben de erfgenamen geen voordeel van de werkzaamheden van [appellant1] en heeft [appellant1] daar geen nadeel van.
  • de actuele waarde van de woning vrij van huur en gebruik en in de staat waarin deze zich op de sterfdag van [erflater] (27 maart 2018) bevond – alle veranderingen die [appellant1] heeft aangebracht weggedacht –wordt vastgesteld; en
  • [appellant1] in de gelegenheid wordt gesteld de woning tegen deze waarde toegedeeld te krijgen tegen vergoeding aan de andere erfgenamen van de (over)waarde.
Maakt [appellant1] van die gelegenheid geen gebruik dan dienen de erfgenamen de netto opbrengst van de woning na verkoop te verdelen.
Het hof zal bepalen dat de verdeling moet plaatsvinden ten overstaan van notaris [naam14] in [plaats1] .
Het hof is van oordeel dat uit de redelijkheid en billijkheid geen andere peildatum dan de actuele waarde, dat is de waarde op de dag van taxatie, voortvloeit. [appellant1] heeft willens en wetens de woning in gebruik genomen terwijl hij wist of in elk geval behoorde te weten dat hij daarvoor niet de instemming van alle andere erfgenamen had. Ook voor de verbouwing van de woning had hij die toestemming niet. Er is dan ook geen reden om de peildatum terug te leggen naar de dag waarop hij die woning in gebruik heeft genomen.
Het hof merkt op dat de erfgenamen ter uitvoering van het vonnis in kort geding van 9 mei 2022 de woning al op 6 juli 2022 aan [appellant1] hebben geleverd. In plaats van toedeling van de woning aan [appellant1] zouden partijen in de notariële akte van ‘verdeling’ dan ook kunnen volstaan met de vaststelling dat deze levering in stand blijft en dat alleen de waarde waartegen de woning in aanmerking moet worden genomen anders is. Is [appellant1] niet in staat de toedeling te betalen, dan moet [appellant1] meewerken aan de verkoop van de woning door de erfgenamen samen en moet hij als eigenaar de verplichting van alle erfgenamen samen tot levering aan een derde die daaruit voortvloeit nakomen.
3.1
Het hof zal de volgende wijze van verdeling gelasten:
De uitvoering van deze verdeling, in het bijzonder de toedeling van de woning aan [appellant1] of de vaststelling dat hij al eigenaar is, dient plaats te vinden bij notariële akte binnen twee maanden na dagtekening van dit arrest. De kosten van de tussenkomst van de notaris en de kosten van levering van de woning komen voor rekening van de nalatenschap.
Partijen dienen binnen drie weken na dagtekening van dit arrest allereerst de actuele waarde vrij van huur en gebruik van de woning te laten bepalen door een Register Makelaar Taxateur Wonen aan te wijzen door partijen samen en bij gebreke van overeenstemming door de notaris. Deze dient bij de waardebepaling uit te gaan van de staat waarin deze zich op de sterfdag van [erflater] (27 maart 2018) bevond, waarbij alle veranderingen die [appellant1] heeft aangebracht zijn weggedacht; en
Binnen drie weken nadat de uitkomst van de taxatie door de notaris aan partijen is bekend gemaakt, dient [appellant1] door tussenkomst van de notaris aan de andere erfgenamen mee te delen of hij toedeling van de woning tegen de getaxeerde waarde en betaling aan de erfgenamen van de (over)waarde wenst.
[appellant1] dient in dat geval tevens door tussenkomst van de notaris aan de andere erfgenamen te overleggen: een onvoorwaardelijke offerte van de ABN AMRO Bank, de RABO Bank of de ING Bank of een andere financier waaruit blijkt dat hij staat is de toedeling te financieren.
Of [appellant1] in staat zal zijn de toedeling te financieren hangt uiteraard af van de waarde die de makelaar/taxateur zal bepalen.
Indien [appellant1] deze toedeling wenst, zullen de erfgenamen vervolgens binnen twee weken nadat [appellant1] dat aan hen heeft meegedeeld bij notariële akte overgaan tot toedeling van de woning aan [appellant1] of tot vaststelling dat de levering in de akte van 6 juli 2022 in stand blijft en dient [appellant1] ter gelegenheid daarvan aan de andere erfgenamen de (over)waarde te betalen via de kwaliteitsrekening van de notaris.
Indien geen toedeling aan [appellant1] plaatsvindt, dienen partijen de woning op de kortst mogelijke termijn te verkopen en de netto opbrengst te verdelen door:
a. gezamenlijk opdracht te geven aan de door hen of - bij gebreke van overeenstemming door de notaris - te benoemen makelaar om de woning aan een derde te verkopen.
b. opdracht te geven een bodemprijs te hanteren en deze zo nodig te verlagen conform de instructie van de makelaar;
c. al datgene te verrichten respectievelijk na te laten wat op instructie van de makelaar noodzakelijk is om tot verkoop en eigendomsoverdracht te komen;
d. mee te werken aan de ondertekening van de verkoopovereenkomst en medewerking te verlenen aan de notariële eigendomsoverdracht;
e. medewerking te verlenen aan de betaling uit de verkoopopbrengst van de daarop vallende kosten, waaronder de makelaarscourtage;
f. gezamenlijk aan de notaris die belast is met de overdracht van de woning opdracht te geven de netto-verkoopopbrengst te verdelen. Daarbij zal de notaris aan de hiervoor bedoelde Register Makelaar Taxateur Wonen de opdracht geven vast te stellen wat de netto-verkoopopbrengst van de woning zou zijn geweest als alle veranderingen die [appellant1] na het overlijden van [erflater] heeft aangebracht worden weggedacht. Is dit lager dan de netto-verkoopopbrengst dan zal de notaris uit die netto-opbrengst eerst het verschil aan [appellant1] uitkeren en wat daarna resteert verdelen over de erfgenamen naar evenredigheid van hun erfdeel. Is dit hoger dan de netto-verkoopopbrengst, dan wordt de netto-opbrengst naar evenredigheid van hun erfdeel verdeeld onder de erfgenamen.
onderdeel 3.5 van het bestreden vonnis
3.11
Het hof is van oordeel dat de kosten van taxatie door Landerijenbureau Kromhof-Pullen BV niet voor rekening van de nalatenschap zijn. De opdracht tot taxatie is gegeven door [appellant1] en [naam6] . Zij waren niet bevoegd om op te treden namens alle erfgenamen. Het hof zal onderdeel 3.5 van het bestreden vonnis vernietigen en de daarbij horende vordering alsnog afwijzen.
onderdeel 3.6-3.7 van het bestreden vonnis (perceel [naam5] )
3.12
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dat de erfgenamen het perceel [naam5] moeten verkopen aan [naam8] voor € 80.000 bekrachtigen. Niet is gebleken dat er een andere koper is die het voor een hoger bedrag wil kopen.
onderdeel 3.9 van het bestreden vonnis (de auto)
3.13
Het hof zal de beslissing van de rechtbank over de toedeling van de auto van [erflater] aan [appellant1] voor € 7.900 bekrachtigen, omdat de rechtbank die waarde heeft gebaseerd op de ANWB koerslijst en [appellante] slechts vraagprijzen voor soortgelijke auto’s overlegt zonder uit te leggen waarom die vraagprijzen relevant zijn voor de waarde van de auto van [erflater] .
3.14
De slotsom van het principaal hoger beroep van [appellante] in zaak 200.299.487 en het principaal hoger beroep van [appellant2] in zaak 200.300.025 is dat de grieven die betrekking hebben op de beslissingen van de rechtbank in 3.2-3.3 en 3.5 van het eindvonnis slagen en de overige grieven falen of niet meer relevant zijn (zoals de grieven van [appellante] over de geldigheid van de volmacht van [erflaatster] ).
incidenteel hoger beroep [appellant1] in beide zaken (200.299.487 en 200.300.025)
grief 1(dwangsom)
3.15
Het hof zal geen dwangsom opleggen aan de andere erfgenamen als zij niet meewerken aan de levering van de woning aan [appellant1] en de levering van [naam5] . De noodzaak daarvoor ontbreekt, omdat niet is gebleken dat de erfgenamen zullen weigeren aan de verdeling zoals die opnieuw in dit arrest zal worden bepaald mee te werken. Grief 1 van [appellant1] faalt.
grief 2 (gebruiksvergoeding) en vermeerdering van eis (kosten woning)
3.16
De rechtbank heeft in 3.4 van het eindvonnis beslist dat [appellant1] aan de nalatenschap een vergoeding moet betalen voor het gebruik van de woning van € 608,33 per maand. [appellant1] bestrijdt die beslissing.
3.17
Op grond van artikel 3:169 BW is iedere deelgenoot, tenzij een regeling anders bepaalt, bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. De deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere deelgenoten gebruikt moet die andere deelgenoten, die aldus verstoken is gebleven van het gebruik en genot, schadeloos stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding. Daarbij dienen de redelijkheid en de billijkheid die de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten beheersen (artikel 3:166 lid 3 BW) tot maatstaf.
3.18
Het hof oordeelt dat in dit geval uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de [appellant1] geen gebruiksvergoeding hoeft te betalen. [appellant1] heeft sinds het overlijden van [erflater] alle lasten van de woning betaald. Niet is gebleken dat een van de andere erfgenamen de woning had willen gebruiken en door het verstoken blijven van dat gebruik schade heeft geleden. Grief 2 slaagt en leidt tot vernietiging van onderdeel 3.4 (tweede gedachtestreepje) en afwijzing van de daaraan verbonden vordering. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat [appellant1] alle kosten van de woning moet dragen (rov. 2.30 en 3.4 eerste gedachtestreepje van het eindvonnis), omdat [appellant1] ook en met uitsluiting van de andere erfgenamen het gebruik van de woning heeft gehad. Het hof zal zijn vordering deze kosten van de woning te fixeren op € 10.850,89 afwijzen.
grief 3 (proceskosten rechtbank)
3.19
Grief 3 van [appellant1] betreft de compensatie van de proceskosten door de rechtbank. Deze grief faalt. Het hof zal deze beslissing bekrachtigen. Gelet op de beslissingen in dit hoger beroep en de beslissingen van de rechtbank is er geen enkele aanleiding de andere partijen te veroordelen in de proceskosten bij de rechtbank. Grief 3 faalt.
vermeerdering van eis facturen en arbeid woning
3.2
[appellant1] vermeerdert zijn eis in hoger beroep en vordert – bij verkoop van de woning aan een derde – van de nalatenschap primair betaling van € 120.220.
Hij berekent dat bedrag als volgt:
facturen € 48.077,85
752 uur arbeid
€ 30.080
Totaal € 79.783 (volgens [appellant1] ; hof telt op tot € 78.157.85)
Hij vraagt primair geen vergoeding van dit bedrag, maar van een bedrag gelijk aan een gedeelte van de huidige waarde van de woning. Dit gedeelte is evenredig aan het door hem bestede bedrag in de waarde van de woning voor deze bestedingen.
Hij rekent als volgt: 79.783/365.000 x 550.000 = € 120.220.
De grondslag van deze vordering is volgens [appellant1] artikel 6:2 BW (de eisen van redelijkheid en billijkheid in de bijzondere omstandigheden van dit geval).
Subsidiair vraagt hij vergoeding van € 79.783 op grond van ongerechtvaardigde verrijking of onverschuldigde prestatie.
3.21
Het hof zal deze vordering afwijzen. Uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid vloeit in dit geval juist niet voort dat [appellant1] vergoeding kan vragen van het geld en de arbeid die hij in de woning heeft gestoken. [appellant1] heeft dat gedaan zonder dat de gezamenlijke erfgenamen daarmee instemden en daarmee voor zichzelf een groot risico genomen. [appellant1] behoorde te weten dat hij eigenmachtig handelde en dat hij zijn geld en arbeid besteedde aan een woning die niet van hem was en waarvan niet zeker was dat die ooit wel van hem zou zijn.
3.22
Dat is ook de reden de vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking af te wijzen. Als in dit geval al sprake is van verrijking en verarming is het in de hiervoor geschetste omstandigheden van dit geval niet redelijk dat de gezamenlijke erfgenamen verplicht zijn de schade die [appellant1] zegt te lijden te vergoeden (artikel 6:212 BW).
3.23
Wat [appellant1] hier precies bedoelt met onverschuldigde betaling is niet heel duidelijk. Hij heeft facturen betaalt, maar die betaling is niet onverschuldigd gedaan, maar op grond van een afspraak met de aannemer en de bouwmarkt. Hij heeft ook arbeid verricht aan de woning. Als de gezamenlijke erfgenamen al als ontvanger van die prestatie zijn aan te merken, geldt de regel van artikel 6:210 lid 2 BW. De aard van deze prestatie sluit ongedaanmaking van de geleverde prestatie (de arbeid) uit. In dat geval kan [appellant1] voor zover dit redelijk is vergoeding van de waarde van die prestatie vragen. Ook hier geldt dat het gelet op de omstandigheden van dit geval niet redelijk is dat de gezamenlijke erfgenamen de waarde van die prestatie aan [appellant1] moeten vergoeden.
3.24
Bovendien geldt het volgende. Het hof heeft bij de verdeling naar billijkheid ermee rekening gehouden dat [appellant1] veranderingen aan de woning heeft aangebracht. Het oordeel van het hof komt erop neer dat de woning in de staat waarin die zich bevond op de sterfdag van [erflater] (27 maart 2018) bij die verdeling in aanmerking wordt genomen. Een waardevermeerdering door de veranderingen die [appellant1] heeft aangebracht komt zowel bij toedeling van de woning aan hem als bij verkoop aan een derde aan hem toe. Op die manier hebben de erfgenamen geen voordeel van de veranderingen die [appellant1] heeft aangebracht en heeft [appellant1] daarvan geen nadeel.
slotsom
3.25
De slotsom van het incidenteel hoger beroep van [appellant1] in beide zaken (zaak 200.299.487 en zaak 200.300.025) is dat grief 2 die betrekking heeft op onderdeel 3.4 tweede gedachtestreepje van het bestreden vonnis slaagt en de overige grieven (met inbegrip van de vermeerderde eisen) falen.
principaal en incidenteel hoger beroep in de zaken 200.299.487 en 200.300.025
3.26
Het hof bepaalt dat elke partij in beide zaken in elk hoger beroep zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) omdat partijen ieder deels gelijk/ongelijk hebben gekregen en ook vanwege de aard van de zaak (familieverhoudingen).
3.27
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
principaal en incidenteel hoger beroep in de zaken 200.299.487 en 200.300.025
4.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 2 juni 2021, behalve de beslissingen 3.2., 3.3., 3.4 (tweede gedachtestreepje) en 3.5.v die hierbij worden vernietigd en beslist als volgt:
4.2
gelast partijen over te gaan tot verdeling van de woning, als hiervoor in rechtsoverweging 3.9-3.10 is bepaald;
4.3
bepaalt dat de verdeling ten overstaan van notaris [naam14] in [plaats1] dient te geschieden;
4.4
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, J.U.M. van der Werff en M.E.L. Klein, en is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.