ECLI:NL:GHARL:2023:7594

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
21-004804-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel

In deze jeugdzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf van 100 uren wegens openlijke geweldpleging, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder een verbrijzeld jukbeen en een gebroken oogkas. De feiten vonden plaats op 2 juni 2022, toen de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer op een openbare plaats. Het hof heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat de door de verdachte geschetste versie van de gebeurtenissen niet aannemelijk is geworden. De kinderrechter had eerder een werkstraf van 100 uren opgelegd, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd omdat het niet voldeed aan de wettelijke eisen. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 6.105,27, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004804-22
Uitspraak d.d.: 12 september 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
7 november 2022 met parketnummer 05-183538-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.R. Maarsingh, naar voren is gebracht.
Daarnaast heeft het hof kennis genomen van wat mr. J.L. van Schoonhoven namens de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren heeft gebracht en wat zij in het kader van het spreekrecht namens [benadeelde partij] naar voren heeft gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft verdachte wegens ‘openlijk in vereniging gepleegd geweld tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolgde heeft gehad’ veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De vordering benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 6.105,27.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 2 juni 2022 te [plaats] openlijk,
te weten op/aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of
op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel,
althans enig lichamelijk letsel, te weten een verbrijzeld jukbeen en/of een gebroken oogkas voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair
hij op of omstreeks 2 juni 2022 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten een verbrijzeld jukbeen en/of een gebroken oogkas,
heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 2 juni 2022 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht,
althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 2 juni 2022 te [plaats]
[slachtoffer] heeft mishandeld
door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzeld jukbeen en/of een
gebroken oogkas ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat er geen sprake is geweest van openlijke geweldpleging, nu er twee gevechten zijn geweest, te weten eerst het gevecht tussen aangever en medeverdachte [medeverdachte] , dat is beëindigd door het ingrijpen van verdachte, en vervolgens het gevecht tussen aangever en verdachte, waarbij verdachte zichzelf heeft verdedigd en aangever een klap heeft gegeven die te hard is aangekomen. Verdachte had geen opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Volgens de verdediging dient verdachte dan ook vrijgesproken te worden van zowel het primair tenlastegelegde als het subsidiair tenlastegelegde en het meer subsidiair tenlastegelegde, omdat er enkel sprake is geweest van mishandeling. Echter dient verdachte ook vrijgesproken te worden van deze meest subsidiair tenlastegelegde mishandeling omdat hij twee keer heeft gehandeld uit noodweer. De raadsman verzoekt verdachte integraal vrij te spreken.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de kinderrechter terecht tot een bewezenverklaring is gekomen van het primair tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft daarbij gewezen op de bewijsmiddelen die de kinderrechter heeft gebruikt in het vonnis en de verklaringen van aangever en de getuige [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris. Volgens de advocaat-generaal is het op grond van de verklaringen in het dossier niet aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een noodweersituatie.
Oordeel van het hof
Niet ter discussie staat dat op 2 juni 2022 te [plaats] is gevochten waar aangever, medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en verdachte bij betrokken waren en waarbij verdachte aangever meermalen tegen het gezicht heeft geslagen. De verklaringen van aangever en verdachte stemmen in zoverre overeen.
Over wat hieraan voorafgaand is gebeurd lopen de verklaringen echter (ver) uiteen.
Zo is het volgens verdachte zo gegaan dat aangever [slachtoffer] met [medeverdachte] in gevecht raakte, waarbij [slachtoffer] [medeverdachte] duwde en een klap op zijn gezicht gaf. Verdachte is er toen naartoe gerend en kreeg vervolgens zelf een klap op zijn gezicht van aangever. Verdachte heeft daarop [slachtoffer] teruggeslagen uit zelfverdediging. Toen greep [slachtoffer] [medeverdachte] weer die op de grond viel en probeerde [slachtoffer] (de op de grond liggende) [medeverdachte] tegen zijn hoofd te schoppen. Toen [slachtoffer] achter hen aan bleef komen, heeft verdachte hem nog een paar keer geslagen. In eerste aanleg heeft verdachte ter terechtzitting nog verklaard dat hij door [slachtoffer] werd geslagen toen hij ertussen stond. Hij verweerde zich en [slachtoffer] was toen gevallen. Toen de man steeds terug kwam en de jas van verdachte kapot trok, heeft verdachte hem nog een klap gegeven. Hij heeft de man in totaal drie of vier keer geslagen. In hoger beroep heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zag dat aangever [medeverdachte] een duw en klap gaf, dat [medeverdachte] terugvocht, maar het niet kon winnen. Toen aangever verdachte bij de keel wilde grijpen, heeft verdachte hem geslagen.
De verklaring van verdachte staat wat betreft de feitelijke toedracht van de confrontatie op hoofdpunten haaks op de aangifte zoals die door aangever [slachtoffer] bij de politie is gedaan en op de (vrijwel gelijkluidende) verklaring die [slachtoffer] als getuige ten overstaan van de raadsheer-commissaris op 26 april 2023 heeft afgelegd. Zo heeft aangever tegenover de politie verklaard dat hij een hoop lawaai hoorde en een jongen (naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte] , zoals hiervoor ook weer hierna: [medeverdachte] ) zag lopen, die erg onvast ter been was en een aantal keer struikelde. [medeverdachte] schreeuwde, kwam agressief over en kwam naar aangever toe en wilde hem slaan. Aangever heeft de klap uit verdediging afgeweerd en de jongen teruggeslagen op (waarschijnlijk) de borst. Volgens aangever struikelde [medeverdachte] en aangever voelde ineens aan de linkerkant van zijn gezicht erg veel pijn. Het voelde alsof zijn oog uit elkaar klapte. Aangever draaide zich om en kreeg nog een klap.
Bij de raadsheer-commissaris heeft aangever verklaard dat [medeverdachte] agressief naar aangever toegelopen kwam en aan aangever begon te trekken en te duwen. Uiteindelijk begon de jongen te slaan en toen heeft aangever hem één afwerende soort klap/duw teruggegeven op zijn schouder. De jongen struikelde toen achterover. Toen kreeg aangever een klap van achter tegen zijn hoofd. Die klap kwam niet van [medeverdachte] . Het licht verdween uit zijn oog en toen kreeg hij nog een klap van die andere man (het hof begrijpt: verdachte).
Het hof constateert dat de toedracht zoals deze door [slachtoffer] is geschetst, anders dan de lezing van verdachte, steun vindt in de verklaringen die de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] na het incident bij de politie hebben afgelegd.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat er een vechtpartij ontstond. Een blonde jongen - die getuige lallend op de fiets aan zag komen rijden - en een oudere man raakten in gevecht en de blonde jongen liep op een gegeven moment weg. Een donkere jongen nam het gevecht over en de oudere man viel op een gegeven moment naar beneden en rolde van de wal af.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een oudere man een klap/vuistslag op de schouder van een blonde jongen heeft zien geven. De blonde jongen was samen met een jongen met donker haar aan het schelden en getuige omschreef hem als ‘zichtbaar onder invloed’ onder meer omdat hij onvast ter been was. De jongen deinsde vervolgens naar achteren, de andere jongen kwam aanlopen en sloeg de man terug. Kennelijk was de man door de klap gevallen, want de getuige heeft verklaard “Daarna krabbelde de man weer overeind, waarna de jongen met donker haar vervolgens nog een klap gaf. Getuige hoorde een harde tik, het leek alsof er wat kraakte. De man viel daardoor op de grond en rolde van de wal naar beneden. De jongens gingen hierna weg.”
Het hof hecht weinig geloof aan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . Hij heeft immers aangegeven hij heel erg dronken was en niet meer precies weet hoe de avond is verlopen. Hij heeft pas helder gekregen wat er gebeurd was nadat hij met verdachte heeft gesproken. Deze verklaring ondersteunt de toedracht zoals die door verdachte is geschetst dan ook niet.
Gelet op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , gaat het hof uit van de toedracht zoals die door aangever [slachtoffer] is geschetst. Dat beide getuigen een klein jaar later ten overstaan van de raadsheer-commissaris op onderdelen anders hebben verklaard dan eerder bij de politie, maakt niet dat het hof de inhoud van die eerdere verklaringen in twijfel trekt. In de kern blijven deze getuigen bij hun eerdere verklaring; zo heeft [getuige 1] verklaard dat hij aangever helemaal geen geweld heeft zien gebruiken en [getuige 2] dat aangever een peer terug kreeg, viel en geen geweld heeft gebruikt maar direct (weer) een klap kreeg.
Dit maakt dat er anders dan door de verdediging is bepleit naar het oordeel van het hof geen sprake is geweest van twee aparte incidenten nu de medeverdachte begon met aangever te bedreigen met geweld, aangever hem daarop op zijn schouder/borst heeft geslagen en verdachte zich vervolgens in het gevecht gemengd heeft door aangever verschillende keren (hard) te slaan. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen aangever [slachtoffer] .
Daarnaast is het hof van oordeel dat aangever als gevolg van de geweldshandelingen van verdachte, gelet op de aard van het letsel en gezien de noodzaak en de aard van het medisch ingrijpen en langdurige gevolgen, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij aangever is immers een verbrijzeld jukbeen en gebroken oogkas geconstateerd, waar hij aan geopereerd moest worden. Tot op heden is aangever nog onder behandeling van de chirurg en de tandarts en hij heeft nog steeds last van prikkels, pijn, concentratie- en geheugenproblemen en vermoeidheid als gevolg van het tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks2 juni 2022 te [plaats] openlijk,
te weten op/aan de [straat] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of
op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal (met kracht
)in/op/tegen het gezicht,
althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaamte slaan en/of te stompen, terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel,
althans enig lichamelijk letsel,te weten een verbrijzeld jukbeen en
/ofeen gebroken oogkas voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Door en namens verdachte is aangevoerd dat hij heeft gehandeld uit noodweer nu hij eerst [medeverdachte] heeft moeten helpen tegen het geweld van aangever en vervolgens zichzelf verdedigd heeft tegen aangever.
Vooropgesteld wordt dat van noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, sprake is als het begane feit is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Voor zover het verweer ziet op de eventuele noodzaak tot verdediging van de medeverdachte [medeverdachte] is het hof van oordeel dat uit de verklaringen van aangever en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet is gebleken dat verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van de medeverdachte tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Voor de beoordeling van dit verweer geldt ook dat het hof niet uitgaat van de toedracht zoals die door verdachte is beschreven. Het was juist de medeverdachte die bedreigend was voor aangever.
Voor zover het verweer ziet op de verdediging van verdachte zelf is het hof van oordeel dat de versie van de gebeurtenissen zoals die door verdachte is geschetst niet aannemelijk is geworden. De verklaring van verdachte – kort gezegd dat hij op een gegeven moment ook door aangever werd belaagd – wordt door geen enkele andere verklaring ondersteund, nu het hof, zoals in het voorgaande is uiteengezet, geen geloof hecht aan de verklaring van de medeverdachte.
Het hof verwerpt dan ook het verweer.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de strafoplegging zal bevestigen.
De verdediging heeft zich voor wat betreft een eventuele strafoplegging aangesloten bij de eis van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 2 juni 2022 samen met een ander openlijk geweld gepleegd tegen het slachtoffer. Verdachte heeft hem daarbij meermalen met kracht geslagen, waardoor het slachtoffer breuken in zijn gezicht heeft opgelopen waar hij aan geopereerd moest worden. Zo had het slachtoffer een verbrijzeld jukbeen en een gebroken oogkas en heeft hij een paar weken in het ziekenhuis gelegen. Dergelijk geweld maakt inbreuk op de lichamelijke integriteit en zorgt voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. Dat deze gevoelens nog langere tijd kunnen blijven bestaan blijkt ook uit de slachtofferverklaring zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep is voorgelezen. Daar blijkt onder andere ook uit dat het slachtoffer nog steeds moeite heeft zich te concentreren en vergeetachtig is.
Het hof neemt het verdachte kwalijk dat hij zich agressief en gewelddadig heeft gedragen, terwijl verdachte zich had moeten onttrekken aan de situatie. Daarnaast gaat het om geweld dat op de openbare weg heeft plaatsgevonden en waar diverse mensen getuige van zijn geweest. Daardoor is de openbare orde verstoord en heeft het maatschappelijke onrust en algemene gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
Het hof heeft daarnaast kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 24 juli 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een openlijke geweldpleging. Verdachte heeft daarvoor een leerstraf gekregen die hij met succes heeft afgerond.
Ook heeft het hof gekeken naar de inhoud van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 oktober 2022. In dit advies is onder meer beschreven dat de Raad vooruitgang ziet in de houding en manier van handelen van verdachte. Zo geeft hij openheid en is hij beter in staat naar zijn eigen aandeel te kijken. Uit het onderzoek door de Raad blijkt ook dat de ouders en de werkgever van verdachte betrokken zijn, hetgeen helpt om een eventueel nieuw delict te voorkomen.
Het hof overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS uitgaan van een taakstraf van 40 uren bij openlijke geweldpleging tegen personen bij minderjarigen. Het hof heeft aansluiting gezocht bij dit oriëntatiepunt en neemt daarbij in aanmerking dat sprake is van de strafverzwarende omstandigheid die ziet op de aard en ernst van het letsel bij het slachtoffer.
Alles afwegende en in het bijzonder gelet op de ernst van het feit en de eerdere veroordeling van verdachte voor een geweldsdelict, is het hof van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke werkstraf passend en geboden is. Het hof komt dan ook tot oplegging van een werkstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De voorwaardelijke straf wordt opgelegd als stok achter de deur om ervoor te zorgen dat verdachte niet opnieuw een strafbaar feit pleegt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.105,27. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Voor wat betreft de gevorderde materiële schade (€ 1.105,27) is het hof van oordeel dat deze voldoende onderbouwd is en voor toewijzing vatbaar is.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade (€ 5.000,--) is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden nu hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Zo heeft het slachtoffer een gebroken neus opgelopen en is zijn oogkas verbrijzeld, waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk was. Daarnaast is er sprake van concentratieproblemen en een ernstige aantasting van het veiligheidsgevoel. Het hof zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 5.000,00. Daarbij heeft het hof gelet op de aard en ernst van het letsel, de omstandigheden waaronder dat is toegebracht, de gevolgen hiervan en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor wat betreft de reiskosten naar de advocaat en de rechtbank die door de benadeelde partij zijn gevorderd als proceskosten overweegt het hof dat daarvoor geldt dat zoveel mogelijk aangesloten moet worden bij de civiele proceskostenregeling. Die regeling kent op grond van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen vergoeding voor de door de benadeelde partij gevorderde reiskosten in verband met een bezoek aan onder meer een advocaat. Voor wat betreft de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt teneinde een zitting bij te wonen geldt dat die alleen als proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen indien de benadeelde partij de vordering zelf heeft toegelicht en geen gebruik heeft gemaakt van een gemachtigde. Nu de benadeelde partij zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep zich heeft laten vertegenwoordigen door een gemachtigde die de vordering heeft toegelicht, bestaat geen aanspraak op vergoeding van die reiskosten.
Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor dit gedeelte zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Zoals gebruikelijk is in jeugdstrafzaken wordt aan deze maatregel geen gijzeling verbonden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
50 (vijftig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.105,27 (zesduizend honderdvijf euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 1.105,27 (duizend honderdvijf euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij voor zover die ziet op de proceskosten.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 6.105,27 (zesduizend honderdvijf euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 1.105,27 (duizend honderdvijf euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 2 juni 2022.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. O.G. Schuur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 12 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 september 2023.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. E.A.M. Verheijen, advocaat-generaal,
mr. K. Bektas, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.