ECLI:NL:GHARL:2023:7507

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
21-005097-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en poging tot zware mishandeling met vrijspraak voor bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor witwassen en poging tot zware mishandeling, terwijl hij vrijgesproken is van twee tenlastegelegde bedreigingen. De zaak betreft een incident op 17 september 2020, waarbij de verdachte een bedrag van ongeveer € 7.000 heeft verworven, waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast heeft de verdachte op 31 maart 2021 geprobeerd een ander zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en een gevangenisstraf van één maand opgelegd, met daarnaast een taakstraf van 120 uren. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en het hof heeft besloten geen bijzondere voorwaarden op te leggen. De vrijspraak voor de bedreigingen is gebaseerd op onvoldoende bewijs, waarbij het hof oordeelt dat de beschrijving in het proces-verbaal van herkenning niet voldoende onderscheidend was om de verdachte te kunnen identificeren. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden die tijdens de zitting naar voren zijn gekomen, en heeft de strafoplegging in overeenstemming met de ernst van de feiten vastgesteld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005097-21
Uitspraak d.d.: 4 september 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord- Nederland van 12 november 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-107094-21 en 18-089262-21, 18-156681-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De vordering strekt tot:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18-107094-21 onder 1 primair tenlastegelegde,
  • bewezenverklaring van in de zaken met parketnummers onder 18-107094-21 onder 1 subsidiair, 18-089262-21 onder 1 primair en 2, en onder 18-156681-21 tenlastegelegde;
  • veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. N.D. Spijker, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van in het de zaken met parketnummers onder 18-107094-21 onder 1 subsidiair, 18-089262-21 onder 1 en 2, en 18-156681-21 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering, meewerkt aan diagnostiek, een intelligentieonderzoek en eventuele behandeling door een door de toezichthouder nader te bepalen zorgverlener, dat verdachte verblijft bij Elker of een andere door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, dat verdachte zich onthoudt van het gebruik van drugs en/of alcohol en meewerkt aan bloedonderzoek of urineonderzoek, dat verdachte zoekt naar een dagbesteding en dat verdachte inzicht en openheid geeft in zijn netwerk.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-107094-21:
1.
hij, op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 7000,00 Euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 7000,00 Euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
1. subsidiair
hij en/of een of meer onbekend gebleven personen, op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 1] , een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 7000,00 Euro), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 7000,00 Euro), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp en/of dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 17 september 2020 te [plaats 1] , meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen meermalen, in ieder geval éénmaal, zijn, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer mee te geven en/of ter beschikking te stellen;
Zaak met parketnummer 18-156681-21:
1.
hij op of omstreeks 7 maart 2021 te [plaats 2] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een mes te pakken en/of
- vervolgens in de richting te lopen van deze [slachtoffer 1] en/of
- vervolgens dit mes in de richting van [slachtoffer 1] te steken, althans dit mes aan [slachtoffer 1] te tonen;
Zaak met parketnummer 18-089262-21:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2021 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand op die [slachtoffer 2] is afgerend, en/of
- achter die [slachtoffer 2] is aan gerend, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een mes in de hand stekende/hakkende/slaande bewegingen richting het bovenlichaam en/of de armen en/of de nek en/of de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 31 maart 2021 te [plaats 2] ,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand op die [slachtoffer 2] af te rennen, en/of
- achter die [slachtoffer 2] aan te rennen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een mes in de hand stekende/hakkende/slaande bewegingen richting het bovenlichaam en/of de armen en/of de nek en/of de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te maken;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2021 te [plaats 2] , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "You will see, I'm gonna kill you, I'm gonna kill your family, wait until I see you again", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Zaak met parketnummer 18-156681-21
In de zaak met parketnummer 18-156681-21 is op 7 maart 2021 aangifte gedaan van – kort gezegd – bedreiging, gepleegd omstreeks 16:30 uur in [straat 1] in [plaats 2] , ter hoogte van [bedrijf 1] . Aangever heeft een signalement verstrekt van de persoon die dit feit zou hebben gepleegd. Het zou gaan om een man, niet ouder dan 20 jaar, rond de 170-180 cm lang, met zwart haar, zonder helm, op een lichtgrijze/metallic-kleurige scooter, in het donker gekleed en met een blauw wegwerpmondkapje op.
Verbalisanten hebben vervolgens camerabeelden van winkels in de nabijheid van de plaats delict opgevraagd.
Uit de verstrekte camerabeelden van [bedrijf 1] volgt dat op 7 maart 2021 omstreeks 16:36 uur een jongen met zwart kort haar, blauw mondkapje, blauwe jas met capuchon, zwarte trainingsbroek met wit logo en witte sportschoenen op een grijze metallic scooter reed, rijdend uit de richting van [straat 2] in de richting van [straat 3]
Uit de door [bedrijf 2] verstrekte camerabeelden volgt dat op 7 maart 2021 omstreeks 16:37 uur een man op een scooter stopte ter hoogte van de [bedrijf 2] in [straat 1] te [plaats 2] . Hij zette zijn contact uit en opende met de sleutel zijn buddyseat. Uit deze buddyseat haalde hij vervolgens een groot (kap) mes, en hield deze in zijn rechter hand vast. De man hield het (kap) mes ter hoogte van zijn middel waarbij de voorkant van het mes in de richting van de aangever wees.
Omschrijving van verdachte:
Licht getinte huidskleur, rond de 180 cm lang, normaal tot slank postuur, donker haar, gezicht bedekt met blauw mondkapje, donkere jas, donkere broek, donkere handschoenen, witte (sport)schoenen en lichtgrijs/metallic-kleurige scooter.
Een verbalisant heeft bij proces-verbaal van 25 mei 2021 gerelateerd dat hij van ‘stills’ van de hiervoor genoemde camerabeelden verdachte heeft herkend. Hij heeft in dit ‘proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar’ gerelateerd dat hij verdachte kent vanuit zijn werkzaamheden en dat hij hem op 27 november 2020 (het hof begrijpt de in dit proces-verbaal éénmaal vermelde datum van 27-11-2021 als een kennelijke verschrijving nu die datum ten tijde van het opmaken van dit proces-verbaal in de toekomst lag) had aangehouden en verhoord. Ook was hij verdachte tijdens zijn werk meerdere keren tegengekomen. Uit het proces-verbaal volgt dat verbalisant verdachte heeft herkend aan de in de aangifte opgenomen omschrijving, zijn postuur en het haar. Hij herkende verdachte aan het totaalbeeld van zijn kenmerken, waarbij de volgende specifieke kenmerken bijdroegen: haar, postuur en kleding.
Bij de beoordeling van de vraag naar de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde is de herkenning door de verbalisant, gedaan op basis van dit beeldmateriaal, van cruciaal belang.
Het hof is van oordeel dat in het proces-verbaal van herkenning dat in deze zaak is opgemaakt een beschrijving is opgenomen die onvoldoende onderscheidend en te algemeen is om verdachte van de stills te kunnen herkennen. De hierin beschreven persoonskenmerken van de afgebeelde persoon ‘postuur’ en ‘haar’ zijn niet nader geduid, waardoor onduidelijk blijft wat voor de herkenning specifieke en onderscheidende kenmerken waren waardoor deze tot stand kwam. Hierbij betrekt het hof dat de verbalisant heeft gerelateerd dat er eerdere contactmomenten met verdachte zijn geweest onder meer tijdens een verhoormoment een half jaar daarvoor, op grond waarvan enige vermelding van onderscheidende uiterlijke kenmerken in de rede had gelegen. Het proces-verbaal van herkenning zal daarom niet voor het bewijs worden gebruikt.
Bij gebreke van overig bewijsmateriaal dat verdachte linkt aan het tenlastegelegde dient verdachte te worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18-156681-21 tenlastegelegde.
Zaak met parketnummer 18-089262-21 onder 2
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-089262-21 onder 2 tenlastegelegde blijkt uit het procesdossier niet ondubbelzinnig dat de bedreigende bewoordingen gericht zijn geweest tegen aangever, zoals tenlastegelegd. De door de politie gehoorde getuigen verklaren op dit punt verschillend. Dit leidt ertoe dat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.

Verweren

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 18-107094-21 onder 1 tenlastegelegde. Zij heeft primair aangevoerd dat verdachte stelt zijn bankpas te hebben verloren en dat hij daarvan aangifte heeft gedaan bij de politie, gemeente dan wel de bankinstelling. Deze verklaring past bij het feit dat na de tenlastegelegde datum geen gebruik meer is gemaakt van de bankrekening, aldus de raadsvrouw.
Daarnaast heeft aangever blijkens de aangifte gesproken met een persoon genaamd ‘ [naam] ’, die accentloos Nederlands sprak. De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte niet accentloos Nederlands spreekt.
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Aangever heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij is op 17 september 2020 gebeld door een persoon die vertelde werkzaam te zijn bij de [bank] . Deze persoon vertelde hem dat er op zijn bankrekening verdachte transacties plaatsvonden. Nadat aangever de verbinding had verbroken heeft hij opnieuw telefonisch met een man gesproken, van wie de stem hetzelfde klonk als de persoon die hij eerder aan de lijn had en [naam] zou heten. Aangever kreeg instructies om zijn betaallimiet te verhogen en moest vervolgens € 7.000 overboeken op de zogenaamde depotrekening. Dit rekeningnummer is [rekeningnummer] ten name van verdachte. Later bleek aangever dat er van zijn rekening € 7.000 is afgeschreven en verdwenen.
Uit de opgevraagde bankgegevens van de rekening van verdachte blijkt dat op 17 september 2020 om 21:06.01 uur een geldbedrag van € 7.000 is overgeboekt op zijn bankrekening. Circa 10 minuten later is middels twee pintransacties een geldbedrag van in totaal € 7.000 van de bankrekening van verdachte opgenomen.
Op grond daarvan acht het hof het vermoeden gerechtvaardigd dat het voorwerp in de tenlastelegging, te weten de gestorte geldbedragen op diens bankrekening, uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Een dergelijke verklaring heeft verdachte niet gegeven. Er bevinden zich in het dossier geen aanwijzingen dat verdachte degene is geweest die aangever heeft gebeld. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft tijdens het politieverhoor op 25 maart 2021 expliciet verklaard dat hij aangifte van vermissing van zijn bankpas heeft gedaan bij het politiebureau aan [straat 4] in [plaats 2] . Verbalisanten hebben naar aanleiding van deze verklaring in de politiesystemen gezocht, maar hebben geen aangifte van vermissing van zijn bankpas aangetroffen. Het hof acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij zijn bankpas heeft verloren en dat hij daarvan aangifte heeft gedaan, daarom ongeloofwaardig.
Het hof leidt uit het voorgaande en de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring dat hij zijn bankrekening niet beschikbaar heeft gesteld aan andere personen, af dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die kort na het overboeken door aangever van een bedrag van € 7.000 op zijn bankrekening dit geldbedrag heeft gepind. Daarmee heeft hij dit geldbedrag verworven en voorhanden gehad.
Gezien het korte tijdsbestek tussen de overboeking door het slachtoffer en de pintransacties, maar ook gelet op het gepinde bedrag, dat exact gelijk is aan het door het slachtoffer overgemaakte bedrag en de slechte financiële situatie van verdachte, acht het hof bewezen dat verdachte minst genomen redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De verweren van de raadsvrouw worden verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-107094-21 primair en in de zaak met parketnummer 18-089262-21 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-107094-21:
1. primair
hij, op 17 september 2020 in [plaats 3] , een voorwerp, te weten geldbedragen (van in totaal ongeveer 7000,00 Euro), heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Zaak met parketnummer 18-089262-21:
1. primair
hij op 31 maart 2021 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
- met een mes in de hand op die [slachtoffer 2] is afgerend, en
- achter die [slachtoffer 2] is aan gerend, en
- meermalen met een mes in de hand stekende/hakkende/slaande bewegingen richting het bovenlichaam en de armen en de nek van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Voor zover de raadsvrouw heeft beoogd een beroep te doen op noodweer dan wel noodweerexces, door aan te voeren dat verdachte zich genoodzaakt voelde om een mes te pakken en aangever hiermee op afstand te houden, overweegt het hof als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat als door of namens de verdachte een beroep is gedaan op noodweer of noodweerexces, de rechter zal moeten onderzoeken of de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer zijn vervuld. Die voorwaarden houden in dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. De vraag of een gedraging geboden is door de noodzakelijke verdediging - waarmee de proportionaliteits- en subsidiariteitseis tot uitdrukking wordt gebracht - van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed leent zich niet voor beantwoording in algemene zin. Bij de beslissing daaromtrent komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval.
Het hof stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof het volgende vast.
De vriendin van aangever had op 21 maart 2021 aan aangever verteld dat zij tijdens het sporten op het sportveld was benaderd door een voor haar onbekende man, naar later bleek verdachte. De dag erna benaderde verdachte haar bij datzelfde sportveld opnieuw. Verdachte vertelde dat hij haar had gefilmd en dat hij het filmpje op Instagram had gezet. Er bleek inderdaad een filmpje op Instagram te zijn geplaatst, maar dat is later verwijderd.
Op 31 maart 2021 is aangever samen met zijn vriendin naar het sportveld gedaan. Ook verdachte verscheen weer op het sportveld. Aangever herkende hem als de persoon van het filmpje op Instagram en hij herkende zijn scooter en tattoo.
Aangever heeft verdachte aangesproken op zijn gedrag en er ontstond een discussie tussen verdachte en aangever. Aangever heeft verdachte tegen het gezicht geslagen. Daarna werd er over en weer geduwd en getrokken en raakten verdachte en aangever met elkaar in gevecht. Ze werden gescheiden door omstanders, waarna de situatie rustiger werd.
Verdachte liep daarna bij aangever weg. Hij liep naar zijn rugtas en pakte daaruit een mes. Verdachte keerde terug naar aangever en heeft met het mes meerdere malen steekbewegingen gemaakt in de richting van aangever.
Het hof stelt vast dat, nadat verdachte en aangever uit elkaar waren gehaald, de situatie rustig was. Gezien deze vastgestelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat er op het moment dat verdachte het mes pakte geen sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding waartegen verdediging van zijn lijf noodzakelijk was. Het bestaan van een noodweersituatie is daarmee niet aannemelijk geworden Het verweer wordt daarom verworpen.
Het in de zaak met parketnummer 18-107094-21 primair bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het in de zaak met parketnummer 18-089262-21 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 17 september 2020 schuldig gemaakt aan witwassen door geldbedragen van zijn bankrekening op te nemen, waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf.
Daarnaast heeft verdachte zich op 31 maart 2021 schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door met een mes in de richting van aangever te steken. Zoals in dit arrest reeds is besproken, was hiervoor het nodige voorgevallen, maar vlak daarvoor was de situatie gede-escaleerd en leek het incident voorbij te zijn. Verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het incident heeft zich bovendien afgespeeld op het sportveld, waar zich op dat moment ook andere sporters bevonden. Zij zijn ongewild getuige geweest van wat zich heeft voorgedaan.
De raadsvrouw heeft oplegging van een taakstraf bepleit en daarnaast bepleit af te zien van oplegging van bijzondere voorwaarden. Toezicht heeft volgens haar weinig toegevoegde waarde en reclasseringscontact zal hoogstwaarschijnlijk moeizaam verlopen, met het risico dat verdachte zich aan het toezicht zal onttrekken.
Het hof komt tot een andere bewijsbeslissing dan de rechtbank en komt daarom tot een andere strafoplegging. Alles overwegende en gezien de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten onherroepelijk tot straffen en/of maatregelen is veroordeeld, acht het hof een taakstraf 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. De voorwaardelijke straf dient de ernst van de feiten te benadrukken, maar verdachte er ook van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Het hof ziet in hetgeen door de reclassering bij rapport van 14 oktober 2021 en de raadsvrouw naar voren is gebracht aanleiding om niet over te gaan tot oplegging van bijzondere voorwaarden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 302 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-156681-21 en in de zaak met parketnummer 18-089262-21 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-107094-21 primair en in de zaak met parketnummer 18-089262-21 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-107094-21 primair en in de zaak met parketnummer 18-089262-21 onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 4 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.