ECLI:NL:GHARL:2023:7506

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
21-005459-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van gevangenisstraf voor het overdragen en voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor het samen met een ander overdragen en voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie, evenals het voorhanden hebben van andere vuurwapens en wapens zoals tasers en pepperspray. Het hof bevestigt grotendeels het vonnis van de rechtbank, maar vernietigt het vonnis voor wat betreft de kwalificatiebeslissing van de bewezenverklaarde feiten en de opgelegde straf. Het hof oordeelt dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist, maar voegt enkele verbeteringen toe aan de gronden van de uitspraak. De verdediging had aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte over een sleutel van de woning beschikte, maar het hof concludeert dat er voldoende bewijs is dat de verdachte wel degelijk toegang had tot de woning en dat hij verantwoordelijk was voor de wapens die daar zijn aangetroffen. Het hof legt de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag en een mobiele telefoon, worden aan de verdachte teruggegeven, omdat niet is gebleken dat deze zijn verkregen of gebruikt bij de strafbare feiten. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en komt tot de conclusie dat de opgelegde straf passend is, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005459-22
Uitspraak d.d.: 5 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht , van 14 december 2022 met parketnummer 16-143518-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [geboortedag] 1984,
thans verblijvende in de [PI] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P. van de Kerkhof, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 december 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en grotendeels op goede gronden heeft beslist en zal het vonnis, mede gelet op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, onder aanvulling en verbetering van gronden bevestigen, behalve voor zover het betreft de kwalificatiebeslissing van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde en de aan verdachte opgelegde straf met inbegrip van de beslissing omtrent het beslag. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.
In aanvulling op de bewijsoverwegingen van de rechtbank overweegt het hof het volgende.
Door de verdediging is naar voren gebracht dat uit de stukken niet blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode nog over een sleutel van de woning aan de [adres] in [plaats] beschikte. De verdediging heeft daarbij in het bijzonder gewezen op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] .
Voor wat betreft het verhoor van [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris stelt het hof vast dat hij in zijn verklaring aangeeft dat hij niet weet of verdachte een sleutel had van de woning aan de [adres] . Hij zegt ook dat hij daar uit eigen wetenschap niet over kan verklaren. Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] , welke schriftelijke verklaring door de raadsman als bijlage aan de pleitnota is gehecht, blijkt dat hij vanaf eind november 2020 tot februari 2022 aan de [adres] heeft gewoond en dat hij verdachtes sleutel heeft gekregen toen hij het huurcontract heeft getekend. Aan het einde van de huurperiode heeft hij zijn sleutel aan de huurbaas [naam huurbaas] teruggegeven. In de schriftelijke verklaring van [getuige 3] , die eveneens bij de pleitnota is gevoegd, verklaart [getuige 3] dat hij van oktober tot en met december 2020 in het huis op de [adres] heeft gewoond en dat hij toen de sleutel van verdachte heeft gekregen.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de getuigen, naar wiens verklaringen door de verdediging is verwezen, geen van allen iets hebben kunnen verklaren over de vraag of verdachte over een sleutel beschikte van de woning aan de [adres] in de tenlastegelegde periode.
Daar tegenover staan de verklaringen van [naam huurbaas] , [getuige 4] en [getuige 5] die alle drie juist wel verklaren dat verdachte in die periode een sleutel van de woning aan de [adres] had. Zo heeft [naam huurbaas] op 16 juni 2022 bij de politie verklaard dat hij verdachte een jaar geleden de sleutel van voornoemde woning heeft gegeven en tijdens zijn verhoor zegt hij ook dat verdachte toegang tot de woonkamer heeft. [1] Getuige [getuige 4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte in april of mei 2022 in de woning kwam en dat hij ook een sleutel had. [2] En getuige [getuige 5] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat verdachte de sleutels van de woning van [naam huurbaas] had en de wapens in de woning heeft geplaatst. [3] Daar komt bij dat in voornoemde woning spullen zijn aangetroffen die op naam en adres van verdachte besteld zijn. Zoals door de rechtbank is vastgesteld, is immers achter de haard een doosje met vier boksbeugels is aangetroffen waarop een adressticker was geplakt met verdachte als geadresseerde.
Op grond van het voorgaande komt het hof dan ook tot de conclusie dat verdachte over een sleutel beschikte van de desbetreffende woning in de tenlastegelegde periode.
Het hof stelt hiermee ook vast dat de verklaring van [naam huurbaas] , die volgens de verdediging niet betrouwbaar zou zijn, aansluit bij de verklaringen van de getuigen [getuige 4] en [getuige 5] en bij het aantreffen van het postpakket, en dus ondersteund wordt door overige bewijsmiddelen. Het hof merkt daarbij op dat de verklaring van [naam huurbaas] enkel voor het bewijs wordt gebruikt voor zover die inhoudt dat verdachte een sleutel had van zijn woning en dat verdachte wist dat er achter de open haard een ruimte was.
Het hof verwerpt de verweren van de verdediging op dit punt.
Tenslotte heeft de verdediging in hoger beroep nog benadrukt dat verdachte op diverse momenten niet aanwezig kan zijn geweest rond de voorgenomen pseudokoop op 22 mei 2022 omdat hij in gezelschap van anderen was dan wel in Duitsland zou zijn.
Naar het oordeel van het hof sluit de mogelijke fysieke afwezigheid van verdachte bij de pseudokoop niet uit dat hij daar op afstand aan heeft deelgenomen door bijvoorbeeld via de telefoon contact te onderhouden.
Het hof merkt daarbij op dat verdachte ook bij de eerste pseudokoop die op 10 mei 2022 plaatsvond niet fysiek ter plaatse is geweest, maar – zoals de rechtbank ook heeft vastgesteld – wel betrokken is geweest als medepleger.
Het hof verwerpt ook dit verweer van de verdediging.

Kwalificatie

Het hof zal daarnaast ten aanzien van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde de kwalificatie die ziet op de feiten 1 en 2 verbeteren in die zin dat die als volgt komt te luiden:
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens een beroep heeft gemaakt.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gewezen op de veiligheidsrisico’s die verbonden zijn aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten en daarbij onder andere aangevoerd dat gelet op de uitgangspunten voor strafoplegging bij deze feiten een eis van vier jaren gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest passend is.
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan die door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat naast het feit dat verdachte first offender is, de partiële vrijspraak, de samenloop van enkele feiten en de LOVS-oriëntatiepunten aanleiding geven een lagere straf op te leggen. Daarnaast heeft de verdediging gewezen op de gevolgen van de strafzaak voor verdachte. Zo is hij zijn woning kwijtgeraakt en heeft hij het contact met zijn kinderen verloren.
Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – hetgeen de rechtbank in het vonnis van 14 december 2022 ten aanzien van de strafoplegging heeft overwogen. Het hof neemt deze overweging hieronder cursief over:
Verdachte had (zware) vuurwapens en (bijbehorende) munitie voorhanden en had
daarnaast in een woning diverse stroomstoot- en steekwapens, alsmede meerdere bussen pepperspray en traangas liggen. Door aldus te handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de ongecontroleerde verspreiding van wapens en munitie in de Nederlandse samenleving, wat onaanvaardbare risico's voor de veiligheid van personen met zich brengt. Dergelijk handelen heeft regelmatig bijgedragen aan vuurwapenincidenten, waarbij niet zelden dodelijke slachtoffers te betreuren zijn. Dit leidt tot algemene gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en daar dient dan ook met kracht tegen te worden opgetreden.
Het verhandelen van wapens gebeurde op straat, midden in het centrum van [plaats] , nabij het centraal station. De wapens werden opgeslagen in een woonhuis, midden in de stad, in dezelfde ruimte waarin een hoeveelheid kinderspeelgoed werd aangetroffen, wat duidt op de mogelijke aanwezigheid van (jonge) kinderen in die ruimte. Dat verdachte zich enkel heeft beziggehouden met zijn eigen financiële gewin en zich op geen enkel moment heeft bekommerd om de potentiële gevolgen van zijn handelen, rekent de rechtbank hem aan.
Het hof voegt daar het volgende aan toe.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2023, niet eerder is veroordeeld. Ook heeft het hof gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 30 mei 2023.
Daarnaast heeft het hof ook acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en hetgeen door en namens verdachte door zijn raadsman daarover ter terechtzitting van het hof naar voren is gebracht.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft het hof gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij alleen al voor het voorhanden hebben en overdragen van één automatisch vuurwapen in de openbare ruimte als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden geldt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten in eendaadse samenloop zijn gepleegd. Het hof ziet daarin en in de persoonlijke omstandigheden van verdachte evenwel geen aanleiding om van de oriëntatiepunten af te wijken.
Het hof komt tot de conclusie dat de in eerste aanleg opgelegde straf, die ook in hoger beroep is gevorderd, passend en geboden is. Aan verdachte wordt dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren opgelegd met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

De inbeslaggenomen voorwerpen

Onder verdachte zijn inbeslaggenomen een geldbedrag van € 4.500,-- en een mobiele telefoon.
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van deze voorwerpen, nu het hof niet is gebleken dat deze door middel van de strafbare feiten zijn verkregen dan wel gebruikt zijn bij het begaan hiervan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatiebeslissing van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde, de opgelegde straf en de beslissing met betrekking tot het beslag en doet in zoverre opnieuw recht.
Kwalificeert het onder 1 en 2 bewezenverklaarde zoals hiervoor onder het kopje “Kwalificatie” vermeld.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag (goednummer [nummer] );
- een mobiele telefoon (goednummer [nummer] ).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. T. Bertens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 5 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 5 september 2023.
Tegenwoordig:
mr. A. Van Maanen, voorzitter,
mr. N.M.L. Habich, advocaat-generaal,
mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte op 16 juni 2022, p. 274.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] door de RC op 23 november 2022, p. 2.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] door de RC op 23 november 2022, p. 2.