In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, die op 20 mei 2020 en 21 september 2022 zijn uitgesproken. De zaak betreft een aannemingsovereenkomst die [appellante] in juli 2017 heeft gesloten met [naam1] voor de verbouwing van haar woonboerderij. De werkzaamheden zijn echter niet afgerond, wat heeft geleid tot een geschil over de betaling voor het verrichte werk en de schade die [appellante] heeft geleden door tekortkomingen in de uitvoering door Vosbouw, de aannemer die de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Vosbouw is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend.
De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat Vosbouw € 18.551,02 aan [appellante] moet betalen, maar heeft de schadevorderingen van [appellante] afgewezen. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellante] thematisch behandeld en geoordeeld dat het hoger beroep deels slaagt. Het hof heeft vastgesteld dat Vosbouw tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de werkzaamheden niet af te ronden en heeft de schadevergoeding van € 9.297,84 toegewezen. Daarnaast is vastgesteld dat Vosbouw onvoldoende schetsplaten heeft aangebracht en sporen van de kap verkeerd heeft bevestigd, wat heeft geleid tot extra herstelkosten van € 15.114,-.
Het hof heeft de hoofdsom van de vordering van [appellante] vastgesteld op € 42.962,86, vermeerderd met wettelijke rente. Vosbouw is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en voor het overige bekrachtigd.