ECLI:NL:GHARL:2023:7453

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
200.322.804/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over aanneming onder regie en schadevergoeding bij tekortkomingen in de uitvoering van het werk

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, die op 20 mei 2020 en 21 september 2022 zijn uitgesproken. De zaak betreft een aannemingsovereenkomst die [appellante] in juli 2017 heeft gesloten met [naam1] voor de verbouwing van haar woonboerderij. De werkzaamheden zijn echter niet afgerond, wat heeft geleid tot een geschil over de betaling voor het verrichte werk en de schade die [appellante] heeft geleden door tekortkomingen in de uitvoering door Vosbouw, de aannemer die de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Vosbouw is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend.

De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat Vosbouw € 18.551,02 aan [appellante] moet betalen, maar heeft de schadevorderingen van [appellante] afgewezen. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellante] thematisch behandeld en geoordeeld dat het hoger beroep deels slaagt. Het hof heeft vastgesteld dat Vosbouw tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de werkzaamheden niet af te ronden en heeft de schadevergoeding van € 9.297,84 toegewezen. Daarnaast is vastgesteld dat Vosbouw onvoldoende schetsplaten heeft aangebracht en sporen van de kap verkeerd heeft bevestigd, wat heeft geleid tot extra herstelkosten van € 15.114,-.

Het hof heeft de hoofdsom van de vordering van [appellante] vastgesteld op € 42.962,86, vermeerderd met wettelijke rente. Vosbouw is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.322.804/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 125871
arrest van 5 september 2023
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. H. Veldman te Roden,
tegen
S.T. Bouw B.V., h.o.d.n. Vosbouw,
die is gevestigd in Assen,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
Vosbouw,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 20 mei 2020 en 21 september 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de dagvaarding in hoger beroep en de memorie van grieven. Vosbouw is niet verschenen. Tegen haar is om die reden ‘verstek’ verleend.

2.De kern van de zaak

2.1
Deze zaak heeft betrekking op werkzaamheden die Vosbouw in regie voor [appellante] heeft uitgevoerd. Het werk is niet afgerond. De vraag is hoeveel voor het wel verrichte werk betaald moet worden, en of [appellante] schade heeft geleden die Vosbouw moet vergoeden (meerkosten van de afbouw en schade als gevolg van tekortkomingen bij de uitvoering van het werk). Dit geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.,2 [appellante] heeft in juli 2017 een aannemingsovereenkomst gesloten met
[naam1] voor een verbouwing van haar woonboerderij aan de [adres] in [woonplaats1] . Met [naam1] is overeengekomen dat hij de gevels, het dak en de dakconstructie zou vernieuwen. Dit werk is in het najaar van 2017 echter gestagneerd en [naam1] heeft de werkzaamheden aan het dak, dat op dat moment open lag, niet hervat. Doordat [naam1] het dak niet goed had afgedekt met dekkleden, is schade ontstaan aan diverse onderdelen: de spanoplaten op de nieuwe balklaag zwollen door het regenwater en bestaande stucplafonds scheurden en werden nat. Op 21 februari 2018 (zij was toen al voor [appellante] aan het werk; zie hierna) heeft Vosbouw aan [appellante] € 12.112,11 inclusief btw geoffreerd voor het herstel van ‘waterschade door lekkage aan diverse ruimtes in de woning’.
2.3
Op basis van een open begroting met Vosbouw heeft [appellante] afspraken gemaakt over het afmaken van het werk. Vosbouw mocht daarvoor een redelijke prijs berekenen van niet meer dan € 64.593,43. Op 18 december 2017 heeft zij het dak van de woning voorzien van nieuwe dekkleden en op 8 januari 2018 is zij gestart met haar werkzaamheden. Van 12 januari 2018 tot en met 21 februari 2018 heeft zij daarvoor € 49.977,57 in rekening gebracht. Die facturen zijn door [appellante] betaald. Op
1 maart deelde zij Vosbouw echter mee dat ze deze facturen wilde bespreken. Vosbouw is daarna met de werkzaamheden gestopt en heeft die niet meer hervat. Rekeningen van
8 maart 2018 (€ 10.858,12) en 21 maart 2018 (€ 455,86) heeft [appellante] onbetaald gelaten.
2.4
Op 11 december 2018 heeft [appellante] Vosbouw gesommeerd € 39.960,97 te betalen. Die vordering werd daarna onder meer de inzet van het geding bij de rechtbank: Vosbouw heeft in totaal € 61.291,55 gefactureerd, maar had op basis van de eigen begroting hooguit € 31.426,55 kunnen factureren voor het door haar verrichte werk en gebruikte materiaal, aldus [appellante] . Zij heeft echter € 49.977,55 betaald – reden waarom zij bij de rechtbank het verschil van € 18.551,02 als onverschuldigd betaald terugvorderde. In de loop van de procedure bij de rechtbank heeft zij deze vordering op basis van het deskundigenoordeel vermeerderd met € 12.300,08.
2.5
[appellante] heeft verder aangevoerd dat Vosbouw is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis door de werkzaamheden te beëindigen. Als gevolg hiervan zegt [appellante] derden € 36.592,59 te hebben moeten betalen om het werk af te ronden, terwijl die werkzaamheden haar € 27.294,75 zouden hebben gekost als Vosbouw dat zelf had gedaan. Het verschil van € 9.297,84 vordert zij als schadevergoeding. Daarnaast stelt [appellante] schade te hebben geleden doordat het dak tijdens de renovatiewerkzaamheden (ook) door Vosbouw onvoldoende is afgedekt, waardoor waterschade is ontstaan die door Vosbouw zelf is opgenomen, en waarvan de herstelkosten door Vosbouw zelf zijn begroot op € 12.112,11.
2.6
In de loop van de procedure is daar een schadevordering bijgekomen: volgens [appellante] ontbreken op sommige plaatsen koppelplaatjes, zijn de sporen van de kap niet op de juiste wijze aan de muurplaat bevestigd en laat het zich aanzien dat ook de muurplaat niet op juiste wijze aan de vloer is bevestigd. De gevorderde kosten van herstel schat [appellante] op € 15.114,-. Deze eiswijziging is door de rechtbank niet geaccepteerd.
2.7
De rechtbank heeft voor de beoordeling van de wel toegelaten vorderingen de benoeming van een deskundige noodzakelijk geacht. Daarna zijn die vorderingen deels toegewezen: Vosbouw is veroordeeld tot betaling van € 18.551,02, vermeerderd met rente en kosten. Dat is het bedrag dat [appellante] naar het oordeel van de rechtbank voor het geleverde werk teveel heeft betaald, overeenkomstig de oorspronkelijke berekening van [appellante] zelf. De schadevorderingen zijn afgewezen.
2.8
De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen van [appellante] alsnog worden toegewezen. Het door Vosbouw van haar kant gevorderde bedrag van € 11.313,98 met rente en kosten is ook afgewezen, maar die beslissing staat niet ter discussie.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat het hoger beroep deels slaagt. Dat wordt hierna uitgelegd. De grieven zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Begroting van het door Vosbouw verrichte werk
3.2
De door de rechtbank benoemde deskundige heeft de prijs voor de door Vosbouw verrichte werkzaamheden begroot op € 19.126,47. Daar is de rechtbank echter niet van uitgegaan. [appellante] had dit werk zelf namelijk eerder begroot op € 31.426,55 en de deskundige heeft zich uitsluitend gebaseerd op informatie van [appellante] . Waarom die informatie afwijkt van de eerdere uitvoerig gemotiveerde eigen begroting van [appellante] , heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet toegelicht. De rechtbank is daarom uitgegaan van haar eigen eerste begroting.
3.3
In de grieven voert [appellante] aan dat wel moet worden uitgegaan van de bevindingen van de deskundige. In eerste instantie zegt zij als leek de prijs van de níet uitgevoerde werkzaamheden schattenderwijs te hebben bepaald, op basis van de facturen die zij van derden heeft ontvangen,. In het kader van het deskundigenonderzoek is door [appellante] op aanwijzing van de deskundige echter voor een andere benadering gekozen, door een berekening te maken van de werkzaamheden en leveringen die door Vosbouw wél zijn verricht. [appellante] neemt daarbij aan dat de deskundige die berekeningen zal hebben gecontroleerd.
3.4
Het hof volgt [appellante] hierin niet. Zij heeft naar eigen zeggen een waslijst gemaakt van onderdelen van de offerte die niet zijn uitgevoerd en heeft haar eerste berekeningen daarop gebaseerd. Die kwamen uit op een bedrag van € 31.426,55 aan wel verricht werk. Dat bedrag komt nagenoeg overeen met de berekening van de indertijd door haar ingeschakelde deskundige, Bouwkundig Teken- en Adviesbureau Nabring. Diens rekenkundige en uitvoerige uitwerking van wat de uitgevoerde werkzaamheden zouden mogen kosten, komt uit op € 30.366,55. Ook in hoger beroep ontbreekt een afdoende verklaring voor het aanzienlijke verschil tussen enerzijds deze twee afzonderlijke en op gedetailleerde berekeningen gebaseerde totalen en anderzijds de latere berekening van [appellante] , waar de deskundige zich zonder verder inhoudelijk commentaar op heeft gebaseerd. Tegen de achtergrond van de eerste twee berekeningen had van [appellante] dan ook meer toelichting verwacht mogen worden ter verklaring van het verschil.
Het niet verrichte werk: beëindiging in overleg of verzuim van Vosbouw? Meerkosten?
3.5
[appellante] zegt schade te hebben geleden doordat Vosbouw heeft verzuimd het werk af te maken. De rechtbank heeft dat niet aangenomen, omdat zij ervan is uitgegaan dat de overeenkomst door Vosbouw is opgezegd en dat [appellante] daarmee heeft ingestemd. Na een e-mail van Vosbouw van 28 maart 2018 waarin zij aangaf geen verdere werkzaamheden meer te verrichten, heeft [appellante] namelijk niet meer aangedrongen op het afronden van de werkzaamheden door Vosbouw. Alleen in het kader van een minnelijke regeling heeft zij in haar e-mail van 13 april 2018 voorgesteld dat Vosbouw de werkzaamheden zou afronden, maar toen een minnelijke oplossing niet mogelijk bleek, heeft zij het werk door een ander laten verrichten, aldus de rechtbank.
3.6
[appellante] komt tegen deze redenering terecht op: nadat de werkzaamheden door Vosbouw feitelijk waren beëindigd, heeft zij op 28 maart 2018 een eindafrekening gestuurd. Diezelfde dag heeft zij aan [appellante] geschreven dat aan het dak geen afbouwwerkzaamheden meer zouden worden gedaan, aangezien op regiebasis was gewerkt. De aanneming behelsde die afbouw echter wel, zoals DAS namens [appellante] in een reactie van 13 april 2018 ook schreef: “
Cliënte heeft (…) met u afgesproken om het dak af te bouwen op minimalistische wijze, onder andere minus dakramen op de eerste etage, dakisolatie, uitvlakken van de zolder vloer, leggen van dakpannen, leveren en aanbrengen van dakgoten, gootplanken en boeidelen.” DAS constateerde vervolgens dat Vosbouw [appellante] achterliet met een dak dat nog altijd niet volledig gereed was.
3.7
Met deze correspondentie is niet in overeenstemming te brengen dat het werk op dat moment met wederzijdse instemming is beëindigd, zoals Vosbouw heeft aangevoerd. Anders dan Vosbouw in haar mail suggereerde, doet het feit dat het werk op basis van regie is uitgevoerd immers niet af aan haar verplichting dit conform de opdracht af te ronden. Vosbouw had – als dat al haar bedoeling is geweest – evenmin het recht de overeenkomst op te zeggen (artikel 7:764 BW). [appellante] heeft uit de op 28 maart 2018 gedane mededelingen dan ook de conclusie mogen trekken dat Vosbouw in de nakoming van de overeenkomst zou tekortschieten. Dat zij daar op enig moment mee heeft ingestemd, volgt als gezegd niet uit de correspondentie en is verder ook niet onderbouwd. Dat betekent dat verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden (artikel 6:83 sub c BW). De verschuldigdheid en de hoogte van de gevorderde schade van € 9.297,84 is voor het overige niet bestreden. De desbetreffende vordering is om die reden alsnog toewijsbaar.
Waterschade veroorzaakt door Vosbouw?
3.8
De vordering tot vergoeding van de waterschade is afgewezen omdat [appellante] niet had onderbouwd dat die is veroorzaakt door Vosbouw. In de door [appellante] overgelegde nulmeting van 21 december 2017 is wel geconstateerd dat sprake was van waterschade, maar in het rapport wordt opgemerkt dat dit komt doordat de vorige aannemer, [naam1] , voortijdig is gestopt met de werkzaamheden en de dekkleden niet goed had aangebracht. [appellante] heeft geen onderbouwing gegeven voor haar stelling dat Vosbouw de nieuwe dekkleden niet goed heeft aangebracht of anders tekort is geschoten. Daardoor is de waterschade verergerd die in eerste instantie door [naam1] is veroorzaakt, aldus de rechtbank.
3.9
Het bezwaar van [appellante] tegen deze afwijzing honoreert het hof niet. Vast staat immers dat [naam1] aanzienlijke waterschade heeft veroorzaakt waarvoor Vosbouw niet aansprakelijk is. Uit de stellingen van [appellante] blijkt niet dat zij die schade op enig moment heeft laten begroten. Het ligt weinig voor de hand dat Vosbouw op haar verzoek vervolgens wel een offerte maakt voor herstelkosten van nadien door haarzelf veroorzaakte waterschade (omdat ook zij het dak niet goed zou hebben afgedekt). Een deugdelijke verklaring voor het standpunt dat dit wel zo is gelopen, is ook niet gegeven. De offerte zelf biedt aan het standpunt van [appellante] onvoldoende steun, ten eerste omdat niet inzichtelijk of begrijpelijk is dat (hoe) daarin de door [naam1] veroorzaakte schade is uitgezonderd. Volgens Vosbouw heeft die offerte juist betrekking op door [naam1] veroorzaakte schade – de enige en volledige waterschade –, en volgens [appellante] zelf was het ook de bedoeling de door Vosbouw begrote schade bij [naam1] in te dienen. Deze offerte kan ook om die reden niet dienen ter onderbouwing van de vordering tegen Vosbouw: noch van de stelling dat Vosbouw schade heeft veroorzaakt, noch van de hoogte van dergelijke schade. Voor het overige is ook onvoldoende onderbouwd dat Vosbouw (nadere) waterschade heeft veroorzaakt. Bovendien is een en ander gemotiveerd betwist door Vosbouw en is geen specifiek bewijs aangeboden.
Scheurvorming door tekortschieten Vosbouw?
3.1
Tijdens het bezoek van de deskundige aan de woning heeft [appellante] gewezen op scheurvormingen in de buitenmuren en de badkamer op de begane grond. De deskundige heeft toen opgemerkt dat in de constructie van de kap schetsplaten en staalwerk ontbreken in de opleggingen en constructies. Hij vond het normaal dit wel toe te passen. Het ontbreken van deze zaken leidt volgens hem tot scheuren zoals die in de woning aanwezig waren. Deze schade heeft de deskundige bij gebrek aan concrete berekeningen geschat op € 3.500. Zijn advies strekte tot het doen van verder onderzoek.
3.11
Deze aanvullende opmerkingen van de deskundige, en scheuren die ook bij de keuken (dakraam) en bij de cv-kast zouden zijn opgetreden, hebben geleid tot een eisvermeerdering van € 15.114,-. Dat bedrag is begroot door de al genoemde Nabring, die na onderzoek tot de conclusie is gekomen dat op sommige plaatsen koppelplaatjes ontbreken, dat de sporen van de kap niet op de juiste wijze aan de muurplaat zijn bevestigd en dat het zich laat aanzien dat ook de muurplaat niet op juiste wijze aan de vloer is bevestigd. De scheurvorming zou volgens hem kunnen zijn veroorzaakt door een combinatie van factoren: onvoldoende schetsplaten, de wijze van bevestiging van de sporen aan de muurplaat en de onjuiste bevestiging van de muurplaat.
3.12
De rechtbank heeft deze late eisvermeerdering afgewezen. Daartegen verzet [appellante] zich in dit hoger beroep, omdat de eisvermeerdering in het verlengde ligt van het debat dat al was gevoerd en zij ten tijde van de inleidende dagvaarding nog niet met deze gebreken bekend was. Vosbouw heeft er bij de opname volgens [appellante] ook geen bezwaar tegen gemaakt dat de deskundige dit probleem in zijn advies zou betrekken. Vosbouw heeft ook niet op het conceptrapport gereageerd, noch heeft zij een conclusie na deskundigenbericht ingediend.
3.13
Anders dan de rechtbank, acht het hof de eisvermeerdering onder deze omstandigheden toelaatbaar. Vosbouw had immers nog voldoende gelegenheid zich tegen dit verwijt te verzetten, maar heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Bovendien – al zou de eisvermeerdering geacht moeten worden voor het eerst in hoger beroep te zijn gedaan – stelt het hof vast dat in de aan Vosbouw betekende appeldagvaarding de toewijzing is gevorderd van de vordering van [appellante] in de oorspronkelijke conventie als verwoord in de inleidende dagvaarding en de akte houdende vermeerdering van eis. Onder die omstandigheden is de eiswijziging in ieder geval in hoger beroep toelaatbaar (art 353 lid 1 jo art. 130 lid 3 Rv).
3.14
Naar het oordeel van het hof is met de bevindingen van de rechtbankdeskundige en Nabring (en bij gebrek aan betwisting van die bevindingen) komen vast te staan dat Vosbouw onvoldoende schetsplaten heeft aangebracht en sporen van de kap verkeerd heeft bevestigd (geen gebruik van BAT-ankers), en dat de gevorderde schade daarvan het gevolg is (herstelkosten ad € 15.114,-).
De conclusie
3.15
Het hoger beroep slaagt deels. Aan hoofdsom zal worden toegewezen € 42.962,86 (18.551,02 + 9.297,84 + 15.114). Omdat Vosbouw overwegend in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen.
De beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 20 mei 2020 voor zover betreft overweging 4.14 en het daarmee corresponderende deel van overweging 4.10 en bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
vernietigt onderdeel 3.1 van het dictum van het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 21 september 2022 en beslist in plaats daarvan als volgt.
3.1
veroordeelt Vosbouw tot betaling aan [appellante] van € 42.962,86, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling,
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
veroordeelt Vosbouw tot betaling van de volgende proceskosten van [appellante] :
€ 914,18 procedurele kosten
€ 1.183 aan salaris van de advocaat van [appellante] (1 procespunt x appeltarief II)
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, M. Aksu en W.P.M. ter Berg, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
5 september 2023.