ECLI:NL:GHARL:2023:7435

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
200.328.354
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beslissing van de kinderrechter van de rechtbank Gelderland, die op 17 maart 2023 had besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 25 maart 2024. De moeder verzocht het hof om deze beslissingen te schorsen en de bestreden beschikking te vernietigen, maar trok haar verzoek tot schorsing in tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2023.

Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, niet goed is en dat er sprake is van huiselijk geweld, wat de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigt. De moeder heeft niet aangetoond dat zij in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, en het hof oordeelde dat professionele hulp noodzakelijk is. De GI heeft verweer gevoerd en het hof verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken. Het hof heeft uiteindelijk de bestreden beschikking bekrachtigd, de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de moeder afgewezen.

De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van een veilige omgeving voor de kinderen en de rol van de GI in het waarborgen van hun welzijn. De moeder heeft weliswaar stappen gezet in de richting van hulpverlening, maar het hof oordeelde dat de huidige situatie geen thuisplaatsing van de kinderen mogelijk maakt. De kosten van de procedure worden door elke partij zelf gedragen, zoals gebruikelijk in dergelijke zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.354
(zaaknummer rechtbank Gelderland 416087)
beschikking van 5 september 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.J.R. Roethof te Arnhem,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 17 maart 2023, uitgesproken onder zaaknummer 416087, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 13 juni 2023;
- het verweerschrift met producties.
2.2
[de minderjarige1] heeft haar mening met betrekking tot het verzoek bij brief van 29 juni 2023 kenbaar gemaakt aan het hof.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 8 augustus 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen waren de vader en de raad voor de kinderbescherming niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 in [woonplaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 in [woonplaats1] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.2
Bij beschikking van 25 maart 2022 heeft de kinderrechter [de minderjarige1] en [de minderjarige2] tot 25 maart 2023 onder toezicht gesteld van de GI en de GI gemachtigd [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voor de duur van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen bij de vader.
3.3
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven sinds 12 oktober 2021 bij de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader verlengd tot 25 maart 2024. Deze beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissingen en is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de bestreden beschikking te schorsen tot twee weken na de uitspraak van het hof, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00.
Daarnaast verzoekt de moeder het hof de bestreden beschikking te vernietigen, de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing alsnog af te wijzen, de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de GI te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de bestreden beschikking ingetrokken, zodat dat verzoek van de moeder niet meer door het hof hoeft te worden beoordeeld.
4.3
De GI voert verweer en vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
Het hof zal hierna eerst de verlenging van de ondertoezichtstelling behandelen en daarna de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.

5.De motivering van de beslissing

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1
Ingevolge artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is het hof van oordeel dat, anders dan de moeder aanvoert, de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Het hof zal de bestreden beschikking op dat punt daarom bekrachtigen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
5.3
Het hof is van oordeel dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
De communicatie tussen de ouders is niet goed genoeg. Zo konden de ouders het niet eens worden over het voetballen van [de minderjarige2] en de verdeling van de zorg tijdens de feestdagen. Als gevolg hiervan heeft [de minderjarige2] lang moeten wachten voordat hij met voetbal kon beginnen. Voor beide situaties geldt dat de ouders er samen niet uit kwamen en de GI uiteindelijk de knoop moest doorhakken. Als de communicatie tussen de ouders niet verbetert, bestaat het risico dat de kinderen klem komen te zitten tussen ouders.
Daarnaast heeft er tussen de moeder en de vader van [naam1] , het halfbroertje van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , huiselijk geweld plaatsgevonden. Als gevolg hiervan zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] uit angst voor de vader van [naam1] op momenten bang om bij de moeder te zijn. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is gebleken dat er na de bestreden beschikking opnieuw sprake is geweest van huiselijk geweld tussen de moeder en de vader van [naam1] . Het hof is met de GI van oordeel dat het voor de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen noodzakelijk is dat het patroon van huiselijk geweld wordt doorbroken.
5.4
Gelet op het voorgaande acht het hof professionele en deskundige hulp geboden. Dat hulpverlening in een vrijwillig kader voldoende effect zal hebben is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.
Tot op heden laat de communicatie tussen de ouders te wensen over. Beide ouders zullen zich moeten inzetten om hun onderlinge communicatie te verbeteren.
Daarnaast is de moeder niet in staat gebleken het patroon van huiselijk geweld te doorbreken en de kinderen voldoende te beschermen tegen de (emotionele) gevolgen daarvan. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de vader van [naam1] op verschillende manier contact zoekt met de moeder en dat de moeder niet in staat is daar voldoende weerstand tegen te bieden. Zo heeft de moeder in strijd met de gemaakte veiligheidsafspraken nog steeds contact met de vader van [naam1] . Daarnaast is gebleken dat de vader van [naam1] regelmatig in de buurt van de woning van de moeder wordt gesignaleerd.
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
5.5
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
5.6
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat de gronden voor uithuisplaatsing, anders dan de moeder stelt, nog steeds aanwezig zijn. Het hof zal de bestreden beschikking daarom ook ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bekrachtigen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
5.7
[de minderjarige1] heeft het hof in haar brief laten weten bij de vader te willen blijven wonen. Ook de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat de kinderen bij de vader op de goede plek zitten. Toch handhaaft de moeder haar hoger beroep ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Voor zover de moeder zich op het standpunt stelt dat een uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is omdat zij zich neerlegt bij het verblijf van de kinderen bij de vader, geldt dat zij niet eenduidig is in haar uitspraken over het woonperspectief van de kinderen. Zo stelt de moeder in deze procedure ook dat zij een kans moet de kans krijgen om de zorg voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] weer (deels) op zich te nemen, dat bij een belangenafweging het belang van de kinderen om bij hun moeder op te groeien prevaleert en vraagt de moeder zich af waarom [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet net als hun halfbroertje [naam1] bij haar kunnen wonen.
5.8
Zoals hiervoor al is aangegeven, zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op momenten bang om bij de moeder te zijn en worden zij onvoldoende beschermd tegen de (emotionele) gevolgen van het huiselijk geweld tussen de moeder en de vader van [naam1] .
Daarnaast is gebleken dat de moeder op momenten wordt overvraagd bij de zorg voor alle drie de kinderen. De GI heeft in dat kader onweersproken gesteld de kinderen meerdere keren door de moeder zijn weggestuurd op momenten dat zij te veel stress ervaart en de situatie niet meer overziet. Onder die omstandigheden kan van een thuisplaatsing geen sprake zijn. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben al veel meegemaakt in hun leven en zullen deze ervaringen moeten gaan verwerken. In dat kader heeft de GI laten weten voor beide kinderen speltherapie in te willen zetten. Vervolgens kan worden ingezet op systeemtherapie.
5.9
Hoewel het hof van oordeel is dat de moeder de zorg voor de kinderen op dit moment (nog) niet op zich kan nemen, ziet het hof dat de moeder veel om haar kinderen geeft en zich voor hen inzet. Positief is dat de moeder open staat voor hulpverlening en daaraan meewerkt. Daarnaast is het positief dat zij zich, hoe moeilijk ze dat ook vindt, realiseert dat de kinderen op dit moment bij de vader op de goede plek zitten. Inmiddels heeft de moeder ook een eerste stap gezet in het doorbreken van het patroon van huiselijk geweld door na het laatste voorval van huiselijk geweld aangifte te doen tegen de vader van [naam1] .
Proceskosten
5.1
De moeder heeft het hof verzocht om de GI te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties. Gezien de aard van de zaak is het gebruikelijk dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt. Door de moeder is niet onderbouwd waarom in deze zaak van dat uitgangspunt moet worden afgeweken, zodat het hof dit verzoek van de moeder zal afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 17 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K. Mans en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 5 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.