ECLI:NL:GHARL:2023:7431

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
200.325.046
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en opvoedingsverdeling tussen ouders van minderjarige met begeleiding door GI

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de zorgregeling en de verdeling van de opvoedingstaken tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2019. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaren tegen de huidige regeling die door de rechtbank Gelderland is vastgesteld. De vader, verweerder in hoger beroep, vraagt om uitbreiding van de zorgregeling. De rechtbank had eerder een voorlopige regeling vastgesteld waarbij de minderjarige onder begeleiding van een gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, contact heeft met de vader. De moeder vreest dat de vader niet in staat is om de zorg goed uit te voeren en dat de omgang schadelijk is voor de minderjarige. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de ouders hun standpunten hebben toegelicht. De moeder heeft zes grieven ingediend, voornamelijk gericht op de duur en frequentie van de zorgregeling. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgregeling niet volledig wordt uitgevoerd door personeelsgebrek bij de GI. De jeugdzorgwerker heeft echter verklaard dat het goed gaat met de minderjarige tijdens de omgangsmomenten. Het hof heeft besloten de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen, waarbij de minderjarige minimaal bij de vader verblijft op vrijdag en zondag, met begeleiding van de GI. Het hof benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat er toegewerkt moet worden naar een onbegeleide omgangsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.046
(zaaknummer rechtbank Gelderland 370054)
beschikking van 5 september 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.J.P.C.G. Verheijen te Nijmegen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.J. van Ewijk te Utrecht.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 27 juli 2020, 26 november 2020, 14 januari 2021,
21 januari 2021, 28 juni 2021, 25 april 2022 en 18 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De laatstgenoemde beschikking is ook verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 maart 2023;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Ewijk van 27 juni 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Ewijk van 25 juli 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Ewijk van 1 augustus met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 augustus 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
- de vader bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad);
- twee vertegenwoordigers van de GI.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] (verder: [de minderjarige] ), geboren [in]
2019 te [woonplaats1] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
De vader heeft de Tunesische nationaliteit en de moeder heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.2
Bij beschikking van 27 juli 2020 heeft de rechtbank een voorlopige informatieregeling met betrekking tot [de minderjarige] vastgesteld en de raad verzocht onderzoek te doen naar en te rapporteren en te adviseren over een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] .
3.3
Bij beschikking van 26 november 2020, hersteld bij beschikkingen van 14 en 21 januari 2021, heeft de rechtbank iedere beslissing aangehouden en bevolen dat een DNA-onderzoek door een deskundige wordt gedaan naar de vraag of de vader uit te sluiten valt als verwekker van [de minderjarige] en zo nee, met welke mate van waarschijnlijkheid de vader als de verwekker van [de minderjarige] kan worden beschouwd.
3.4
Bij brief van 19 januari 2021 heeft het [naam1] Ziekenhuis vastgesteld dat de vader met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van [de minderjarige] is.
3.5
Bij beschikking van 2 maart 2021 heeft dit hof de beschikking van 27 juli 2020 bekrachtigd.
3.6
De raad heeft op 17 mei 2021 gerapporteerd en geadviseerd.
3.7
Bij beschikking van 28 juni 2021 heeft de rechtbank als voorlopige regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders en [de minderjarige] vastgesteld dat [de minderjarige] minimaal eenmaal per week gedurende een uur, onder begeleiding van [naam2] contact heeft met de vader, waarbij de frequentie en een eventuele uitbreiding van de omgang door [naam2] kan worden bepaald en een voorlopige informatieregeling vastgesteld en iedere definitieve beslissing ten aanzien van de zorg- en informatieregeling aangehouden.
3.8
De raad heeft op 9 maart 2022 gerapporteerd en geadviseerd.
3.9
Bij beschikking van 25 april 2022 heeft de rechtbank als voorlopige regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders en [de minderjarige] vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
iedere woensdag begeleid gedurende twee uur en eenmaal per twee weken in het weekend gedurende twee uur, waarbij de vader tijdens het contact niet bij [naam2] hoeft te blijven maar onder begeleiding naar buiten kan gaan en/of leuke activiteiten mag ondernemen.
Indien deze regeling naar het oordeel van [naam2] drie maanden goed is verlopen, worden de contacten na de zomervakantie 2022 uitgebreid naar een dagdeel per keer, waarbij het contact niet volledig begeleid wordt, maar deels onbegeleid, en waarbij de mate van begeleiding wordt bepaald door [naam2] . Daarnaast heeft de rechtbank een voorlopige informatieregeling vastgesteld en de raad verzocht aanvullend te rapporteren en te adviseren over de definitieve zorgregeling en informatieregeling en iedere definitieve beslissing over de zorg- en informatieregeling aangehouden.
3.1
De raad heeft op 28 december 2022 gerapporteerd en geadviseerd.
3.11
Bij beschikking van 9 januari 2023 heeft de rechtbank op verzoek van de raad [de minderjarige] met ingang van 9 januari 2023 tot 9 januari 2024 onder toezicht gesteld van de GI.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige] .
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – als regeling voor de verdeling van de zorg-en opvoedingstaken vastgesteld dat [de minderjarige] minimaal op woensdag en zondag voor de duur van vier uur bij de vader verblijft waarbij alleen het eerste en het laatste uur worden begeleid waarbij de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de jeugdbeschermer en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 18 januari 2023. De grieven zien op de duur en frequentie van de zorgregeling. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [de minderjarige] tussen de vader en haar zal zijn dat [de minderjarige] eens in de veertien dagen op zondagochtend gedurende vier uur bij de vader verblijft en dat dit volledig begeleid zal zijn, kosten rechtens.
4.3
De vader voert verweer en hij vraagt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep dan wel haar het verzochte te ontzeggen en bestreden beschikking te bekrachtigen, subsidiair te bepalen dat [de minderjarige] minimaal twee dagdelen (vier uur per keer) per week bij hem verblijft, waarvan één op de zondag, waarbij de mate van begeleiding wordt bepaald door de jeugdbeschermer.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht
5.1
Omdat de moeder en de vader hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om kennis te nemen van onderhavig geschil.
Zorgregeling
5.2
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
5.3
De moeder stelt dat het niet wenselijk is als het contact ook deels onbegeleid zal plaatsvinden omdat de vader tegen dingen aanloopt die hij zelf moet oplossen en daartoe (nog) niet in staat is. De eerste keer dat het deels onbegeleid plaatsvond ging het al mis. [de minderjarige] is onder de ontlasting teruggebracht en [de minderjarige] wilde niet eten. Gelukkig heeft de gezinsvoogd ingegrepen en aangegeven dat de omgang geheel begeleid moet worden omdat de vader nog te weinig inzicht heeft en gestuurd moet worden.
De omgang moet rustig opgebouwd worden. De moeder is tegen een uitbreiding naar vier uren op woensdag en op zondag. Zij heeft desondanks wel haar medewerking verleend.
Dit heeft echter zijn weerslag op [de minderjarige] gehad. Hij heeft ‘s nachts nachtmerries, is niet meer zindelijk en geeft aan niet naar vader te willen. De begeleidster van [naam2] is niet voldoende kundig gebleken. De moeder heeft steeds minder vertrouwen in de begeleiding door [naam2] omdat er steeds andere begeleiders worden ingezet. [de minderjarige] heeft daar last van. Dat is ook door de school vastgesteld. Hij heeft baat bij rust, duidelijkheid en structuur.
De communicatie tussen haar, de gezinsvoogd en [naam2] laat veel te wensen over. Zo was zij niet geïnformeerd dat de omgang op de zondag niet iedere week kan doorgaan omdat [naam2] niet wekelijks beschikbaar is. Hierdoor stond [de minderjarige] te wachten terwijl de vader niet verscheen. De afspraak dat zij op woensdag voorafgaande aan de omgangsregeling te horen krijgt wat de vader op zondag denkt te gaan doen met [de minderjarige] loopt ook niet vlot. Het is niet in het belang van [de minderjarige] indien hij in de meivakantie acht uur onbegeleid omgang met vader zou hebben. Zij heeft geen enkel inzicht hoe de omgangsregeling gaat. De vader heeft weinig kennis en inzicht van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en van de westerse levensstijl. Het belang van [de minderjarige] staat bij het vormgeven van de omgangsregeling voorop. Zij vraagt zich af of de vader wel in het belang van [de minderjarige] handelt. Hij lijkt enkel in zijn eigen belang te handelen. De moeder heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zij op zich niet tegen een zorgregeling is, maar dat zij graag wil dat de vader ook zijn verantwoordelijkheden als vader neemt en meer opvoeding geeft en niet alleen de ‘speeltuinvader’ is. Er moet rust komen voor [de minderjarige] . Zij wil serieus genomen worden in haar zorgen over de gezondheid van [de minderjarige] .
5.4
De vader voert aan dat de moeder hem van meet af aan uit het leven van [de minderjarige] heeft willen bannen. Het traject begeleide omgang via [naam2] heeft er gelukkig voor gezorgd dat de vader eindelijk regelmatig contact heeft met [de minderjarige] . [naam2] is zeer te spreken over het verloop van de omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] . Hij krijgt echter vrijwel altijd commentaar van de moeder dat hij dingen niet goed aanpakt. Hij betwist dat hij [de minderjarige] met een vieze luier heeft afgeleverd bij de moeder. Hij accepteert altijd de regie van de jeugdbescherming. Uitbreiding van de omgangsregeling is in het belang van [de minderjarige] . Daarvoor verwijst de vader naar de verslagen van het verloop van de omgangsregeling om te onderbouwen hoe leuk hij en [de minderjarige] het samen hebben en hoe belangrijk een goed en volwaardig contact met de vader is voor [de minderjarige] . De vader heeft het volste vertrouwen in de begeleiding en inzet van [naam2] . Hij is van mening dat het goed zou zijn dat de omgangsregeling op zondag niet langer begeleid wordt. Dit beperkt de afhankelijkheid van de personele bezetting van [naam2] . De begeleider zou op vrijdagmiddag voorlopig wel kunnen blijven monitoren hoe de omgangsregeling gaat. Dit past binnen het streven naar uitbreiding van de omgangsregeling. Zowel hij als [de minderjarige] zijn aan deze stap toe. Door de felle weerstand van de moeder is een hele dag onbegeleide omgangsregeling in de meivakantie er niet van gekomen. Hij had weinig keus om een andere baan te nemen waardoor de omgang niet meer op woensdag kan plaatsvinden. Het is van belang dat hij in eigen levensonderhoud kan voorzien. Op de mondelinge behandeling bij het hof heeft de vader verklaard dat hij vindt dat de zorgregeling goed verloopt en uitgebreid kan worden naar een onbegeleide regeling. De vader woont momenteel bij iemand in Arnhem bij wie hij een eigen kamer heeft waar hij [de minderjarige] kan ontvangen. Hij wil een grotere rol krijgen in de verzorging van [de minderjarige] .
5.5
Het hof overweegt het volgende. In hoger beroep is gebleken dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling niet volledig wordt uitgevoerd omdat [naam2] vanwege personeelsgebrek de omgang niet altijd kan begeleiden. Op dit moment vindt de zorgregeling in ieder geval eenmaal per twee weken gedurende vier uur onder begeleiding van de gezinsvoogd plaats. De zorgregeling op woensdag wordt in verband met het nieuwe werk van de vader op de vrijdag uitgevoerd.
5.6
De jeugdzorgwerker heeft verklaard dat het goed gaat met [de minderjarige] , ook tijdens de omgangsmomenten. [de minderjarige] is een vrolijk en actief mannetje dat graag bij zijn vader is. Hij heeft een ontwikkelingsachterstand die hij aan het inlopen is. De samenwerking tussen de ouders verloopt echter nog moeizaam. Gebleken is dat de vader ander werk heeft gekregen waardoor de zorgregeling niet meer op woensdag plaatsvindt maar op vrijdag. [naam2] is minder beschikbaar om de zorgregeling te begeleiden waardoor de jeugdzorgwerker nu zelf de omgangsregeling begeleidt op de vrijdag. Zij staat achter de zorgregeling zoals die in de bestreden beschikking is opgenomen. Hoe eerder deze regeling onbegeleid kan plaatsvinden hoe beter.
5.7
De raad heeft geadviseerd om de frequentie en duur van de bij de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling te bekrachtigen en de GI te laten beoordelen hoe de zorgregeling verloopt en deze door de GI te laten uitbreiden als dat kan. De raad ziet dat de band tussen [de minderjarige] en de vader goed is. Het wordt tijd dat de vader [de minderjarige] onbegeleid kan gaan zien zodat het contact ook genormaliseerd wordt. De vader moet een vaderrol en misschien een grotere zorgrol krijgen. Dat is voor [de minderjarige] ook goed. Een belangrijke factor is woonruimte. Zolang de vader nog geen zelfstandige woonruimte heeft kan er nog geen overnachting bij de vader plaatsvinden. De raad heeft nog niet scherp wanneer de zorgregeling naar een reguliere weekendregeling uitgebreid kan worden. Dat moet onder regie van de GI gebeuren en gezien worden als een stip op de horizon.
5.8
Het hof sluit aan bij dit advies van de raad en acht de door de rechtbank vastgestelde duur en frequentie van de zorgregeling op dit moment het meest in het belang van [de minderjarige] . Door geen van partijen is verzocht om een uitgebreidere regeling vast te stellen dan de rechtbank heeft gedaan zodat het hof daar ook niet aan toekomt.
De zorgregeling verloopt nu echter nog deels begeleid in die zin dat het eerste en laatste uur begeleid worden maar het hof is met de raad van oordeel dat onder regie en leiding van de GI zo snel mogelijk toegewerkt dient te worden naar een onbegeleide omgangsregeling. Zolang [de minderjarige] niet naar school gaat zou de GI [de minderjarige] kunnen begeleiden bij het halen en brengen en met ingang van het moment dat [de minderjarige] naar school gaat zou de vader [de minderjarige] kunnen ophalen van school. Als het goed gaat op de vrijdagmiddag met alleen korte begeleiding aan het begin en het eind door de gezingsvoogd zou de omgang op de zondag zonder begeleiding kunnen plaatsvinden en is het doorgaan daarvan niet meer afhankelijk van de beschikbaarheid van [naam2] . Uit de omgangsverslagen blijkt het hof dat de vader oog heeft voor [de minderjarige] en grenzen aangeeft. Daaruit blijkt dat de vader zijn rol als opvoeder serieus neemt. Het is belangrijk dat hij op korte termijn meer ruimte krijgt om die rol te vervullen zodat ook het vertrouwen van de moeder in hem als opvoeder kan toenemen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het belang van [de minderjarige] bij het vormgeven van de zorgregeling voorop staat, dat het aan de jeugdbeschermer is om dit belang te dienen en daar de verdere opbouw van de zorgregeling op af te stemmen. Wanneer de GI vindt dat de zorgregeling nog verder uitgebreid moet worden (bijvoorbeeld naar een reguliere weekendregeling) dan kan de GI zich tot de kinderrechter wenden.
Gelet op het voorgaande beslist het hof het volgende.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het de verdeling van zorg- en opvoedingstaken betreft, vernietigen en een nieuwe zorgregeling vaststellen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, omdat partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het tijdens dat huwelijk geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
18 januari 2023, voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft,
en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader aldus dat [de minderjarige]
minimaal bij de vader verblijft: op vrijdag en zondag telkens voor de duur van vier uur waarbij alleen het eerste en laatste uur worden begeleid en waarbij onder leiding van de GI toegewerkt moet worden naar een volledig onbegeleid contact;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, R. Feunekes en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 5 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.