ECLI:NL:GHARL:2023:7423

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
200.322.562
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder en mentor in het kader van de zorg voor een betrokkene met een geestelijke of lichamelijke beperking

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de vraag centraal wie de bewindvoerder en mentor van de verzoekster moet zijn. De verzoekster, die onder bewind en mentorschap staat, heeft in hoger beroep de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland aangevochten, waarin de vader en moeder als bewindvoerder en mentor zijn ontslagen en [naam1] is benoemd als opvolgend bewindvoerder en mentor. De verzoekster heeft vier grieven ingediend en verzoekt om de benoeming van andere partijen als bewindvoerder en mentor. De verweerster, een zorginstelling, heeft verweer gevoerd en stelt dat zij bevoegd is om het verzoek tot ontslag in te dienen, gezien de langdurige zorgrelatie met de verzoekster. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg beoordeeld en vastgesteld dat de verzoekster en haar ouders niet op de juiste wijze zijn geïnformeerd over het verzoekschrift van de verweerster, wat in strijd is met de goede procesorde. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat de verweerster ontvankelijk is in haar verzoeken. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen gewichtige redenen zijn voor het ontslag van [naam1] als bewindvoerder en mentor, en heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.562
(zaaknummers rechtbank Gelderland 10189987 BM VERZ 22-7074 en 10190077 MP VERZ 22-2120)
beschikking 5 september 2023
inzake
[verzoekster],
verzoekster,
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. M. van Hunnik te Amersfoort,
en
Stichting [verweerster],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats1] ,
verweerster,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. dr. L.A.P. Arends te Nijmegen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de vader,
en
[de broer],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de broer,
en
[naam1] B.V.,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: [naam1] .

0 Waar het om gaat in deze zaak

In deze zaak gaat het om de vraag wie bewindvoerder over het vermogen van [verzoekster] moet zijn en wie de mentor van [verzoekster] moet zijn.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 november 2022, uitgesproken onder zaaknummer 10189987 BM VERZ 22-7074 en de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 november 2022, uitgesproken onder zaaknummer 10190077 MP VERZ 22-2120 (verder ook te noemen: de bestreden beschikkingen).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift van [verzoekster] met producties, ingekomen op 10 februari 2023;
- het verweerschrift van [verweerster] ;
- een standpuntstuk van [naam1] ;
- een reactie op het standpuntstuk van de vader van 7 april 2023; en
- een journaalbericht van mr. Van Hunnik van 3 juli 2023 met een wijziging van het verzoek.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 juli 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- [verzoekster] , bijgestaan door mr. Van Hunnik;
- twee vertegenwoordigers van [verweerster] , bijgestaan door mr. Arends;
- de moeder; en
- twee vertegenwoordigers van [naam1] .

3.De feiten

Bewind
3.1
Bij beschikking van 29 november 2011 is een bewind ingesteld over alle goederen die [verzoekster] (zullen) toebehoren wegens een lichamelijke of geestelijke toestand. De vader is daarbij benoemd tot bewindvoerder.
3.2
[verweerster] heeft de kantonrechter verzocht de vader te ontslaan als bewindvoerder.
3.3
Bij de beschikking van 16 november 2022 met zaaknummer 10189987 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, de vader met ingang van die datum ontslagen als bewindvoerder en met ingang van diezelfde datum [naam1] benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
Mentorschap
3.4
Bij beschikking van 29 november 2011 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoekster] en is de vader tot mentor benoemd. Bij beschikking van 17 september 2012 is de moeder mede tot mentor benoemd.
3.5
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 2 november 2022, heeft [verweerster] verzocht de vader en de moeder te ontslaan als mentor voor [verzoekster] en tot opvolgend mentor [naam1] te benoemen.
3.6
Bij de beschikking van 16 november 2022 met zaaknummer 10190077 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, de vader en de moeder met ingang van die datum ontslagen als mentoren en met ingang van diezelfde datum [naam1] benoemd tot opvolgend mentor.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] is met vier grieven in hoger beroep gekomen. Zij verzoekt - na wijziging van haar eerdere verzoeken- de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 16 november 2022 met zaaknummers 10189987 en 10190077 te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zo nodig met ontslag van de huidige bewindvoerder/ mentor [naam1] :
primair: [naam2] B.V. te [plaats1] te benoemen als (opvolgend) bewindvoerder en [naam3] van [naam4] te benoemen als (opvolgend) mentor;
subsidiair: [naam5] te [plaats2] te benoemen als (opvolgend) bewindvoerder en de moeder te benoemen als (opvolgend) mentor.
4.2
[verweerster] voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van [verzoekster] af te wijzen en de bestreden beschikkingen te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De beoordeling van het verzoek

Wettelijk kader ontslag bewindvoerder en mentor
5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.2
Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW kan de mentor ontslag worden verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.3
Uit artikel 1:432 lid 2 BW in combinatie met artikel 1:448 lid 2 en artikel 451 lid 2 BW in combinatie met 1:462 lid 2 volgt dat een verzoek tot ontslag ook kan worden gedaan door de instelling waar de rechthebbende/ betrokkene wordt verzorgd of die aan de rechthebbende/ betrokkene begeleiding biedt.
5.4
In dit hoger beroep zijn de vragen aan de orde wie het verzoek tot ontslag kan doen en of is voldaan aan de eisen van goede procesorde. Daarna gaat het om de vraag of er gewichtige redenen zijn om [naam1] als mentor/ bewindvoerder te ontslaan om vervolgens de door [verzoekster] verzochte opvolgende mentor en bewindvoerder te benoemen. Uit de wijziging van haar verzoek volgt namelijk dat [verzoekster] geen verweer meer voert tegen het ontslag van de vader als bewindvoerder en van de vader en de moeder als mentoren. Voor zover het hof de brief van de vader van 7 april 2023 moet begrijpen als een verzoek om hem (opnieuw) te benoemen tot bewindvoerder/ mentor zal het hof hier geen acht op slaan, omdat hij dat verzoek te laat heeft gedaan. Hij had tot 28 maart 2023 de gelegenheid om een verweerschrift tevens houdende een incidenteel hoger beroep in te dienen.
Wie kan het verzoek tot ontslag doen?
5.5
[verzoekster] voert aan dat [verweerster] niet bevoegd is tot het doen van een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en de mentoren en tot benoeming van een nieuwe bewindvoerder en mentor. [verzoekster] woont zelfstandig in een woonruimte die niet verbonden is aan [verweerster] . Zij verblijft niet bij [verweerster] als instelling die haar verzorgt. Ook ontvangt zij van [verweerster] geen begeleiding zoals bedoeld in artikelen 1:432 lid 2 BW en 1:451 lid 2 BW. Het FACT-team van [verweerster] heeft een coördinerende medische rol, maar biedt geen begeleiding aan [verzoekster] . De begeleiding krijgt [verzoekster] namelijk van een drietal hulpverleners die op geen enkele manier zijn verbonden aan [verweerster] . Ook voert [verzoekster] aan dat het verzoek niet is ingediend door de daartoe bevoegde personen van [verweerster] . [verweerster] heeft een machtiging verleend aan een maatschappelijk werker. Daarom moet [verweerster] niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus [verzoekster] .
5.6
[verweerster] voert verweer. [verweerster] heeft een langdurige en zeer intensieve zorgrelatie met [verzoekster] , zowel intramuraal als nu extramuraal. [verzoekster] krijgt zorg van het FACT-team van [verweerster] . Psychiater [naam6] en maatschappelijk werker [naam7] van [verweerster] zijn betrokken bij haar behandeling en begeleiding. Alleen al hierom is [verweerster] een zorginstelling zoals bedoeld in artikelen 1:432 lid 2 en 1:451 lid 2 BW. Uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken 11 2011/12, 33 054, nr. 3, p. 18-19) blijkt dat de wetgever niet alleen instellingen bedoeld heeft die binnen de instelling begeleiding aan betrokkenen biedt, maar ook om instellingen die mensen thuis behandelen of begeleiden. Uit de brief van de voorzitter van de raad van bestuur, waarin zij mevrouw [naam7] , de maatschappelijk werker van het FACT-team van [verweerster] , en dus een medewerker van [verweerster] machtigt volgt dat het verzoekschrift is ingediend namens [verweerster] , aldus het verweer.
5.7
Het hof is van oordeel dat [verweerster] ontvankelijk is in de verzoeken die zijn ingediend bij de kantonrechter. Uit de memorie van toelichting, kamerstuk 33054, nr. 3, (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33054-3.html) volgt dat de bevoegdheid tot het indienen van een verzoek tot benoeming en/of ontslag van de bewindvoerder en mentor ingeval de betrokkene thuis woont en in de eigen omgeving wordt verpleegd of behandeld ook toegekend wordt aan de instelling die aan de betrokkene begeleiding biedt met betrekking tot structuur in en regie over het eigen leven. [verweerster] heeft - en dat is niet door [verzoekster] betwist - een langdurige en zeer intensieve zorgrelatie met [verzoekster] . [verzoekster] heeft tussen 2011 en 2021 binnen verschillende instellingen van [verweerster] gewoond. In 2021 is zij - op initiatief van haar ouders - in [naam8] gaan wonen, een beschermd-wonen-project. [verweerster] is al die tijd betrokken gebleven bij [verzoekster] . Uit de processtukken is het hof voldoende duidelijk geworden dat (het FACT-team van) [verweerster] aan [verzoekster] begeleiding biedt. Uit haar elektronisch patiëntendossier blijkt dat psychiater [naam6] en mevrouw [naam7] (ook met de moeder en de vader als toenmalige mentoren) overleg hebben over en beslissingen nemen over in ieder geval het voorschrijven en wijzigen van medicatie, de inzet van [naam9] (ambulante begeleiding) en de inzet en samenwerking met de mentoren. Het hof is van oordeel dat hieruit volgt dat [verweerster] begeleiding biedt aan [verzoekster] met betrekking tot structuur en regie over haar leven.
Is voldaan aan de eisen van de goede procesorde?
5.8
[verzoekster] voert aan dat zij (en haar ouders) van de kantonrechter geen afschrift hebben gekregen van het verzoekschrift dat door [verweerster] is ingediend. Zij heeft zich daardoor niet tegen de verzoeken kunnen verweren. Hiermee is het recht op hoor en wederhoor geschonden. Verder is in de bestreden beschikkingen ten onrechte opgenomen dat de ouders het eens waren met het verzoek tot hun ontslag als bewindvoerder respectievelijk mentoren.
5.9
[verweerster] voert aan dat de namen van alle belanghebbenden bekend waren bij de kantonrechter. Voor zover het verzoekschrift niet volledig aan de eisen voldeed door het niet noemen van de namen en adressen van alle belanghebbenden, hoeft de beschikking nog niet vernietigd te worden.
De ouders hebben aan [verweerster] herhaaldelijk uitgesproken dat zij het goedvinden als het mentorschap (en de bewindvoering) door een professionele partij zou worden overgenomen, zodat zij weer gewoon als ouder en familielid kunnen fungeren. Wel waren de ouders wisselend in hun standpunt wanneer dit zou moeten gebeuren. [verweerster] heeft de ambivalentie van de ouders in haar brief van 20 oktober 2020, die als productie bij het verzoekschrift is overgelegd, tot uiting gebracht.
5.1
Het hof overweegt als volgt. Uit artikel 800 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat aan de belanghebbenden een afschrift van het verzoekschrift wordt toegezonden en zij worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling. [verzoekster] heeft - onbetwist - gesteld dat zij en haar ouders geen afschrift van het verzoekschrift hebben ontvangen en niet zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling. De inhoud van de bestreden beschikkingen bevestigt deze stelling. Hierin staat namelijk niet vermeld dat er een mondelinge behandeling is bepaald of dat [verzoekster] op andere wijze in de gelegenheid is gesteld om op het verzoek te worden gehoord. Evenmin maakt de bestreden beschikking gewag van bijzondere omstandigheden die het achterwege laten van het horen van [verzoekster] rechtvaardigen. De kantonrechter heeft dus ten onrechte [verzoekster] en haar ouders het verzoekschrift niet toegezonden en hen niet opgeroepen voor een mondelinge behandeling. Dit is in strijd met de eisen van de goede procesorde, waaronder begrepen het recht op hoor en wederhoor zoals dat is neergelegd in artikel 19 Rv. De grief van [verzoekster] is dus terecht voorgesteld, maar leidt niet tot vernietiging van de bestreden beschikkingen. Het instellen van hoger beroep is namelijk ook een gelegenheid om fouten en verzuimen in eerste aanleg te herstellen. Het hof heeft alle belanghebbenden een kopie van het beroepschrift van [verzoekster] toegestuurd en in de gelegenheid gesteld om daarop schriftelijk te reageren. Ook zijn alle belanghebbenden uitgenodigd voor de mondelinge behandeling. [verzoekster] en de moeder zijn op de mondelinge behandeling verschenen en hebben hun standpunten (nader) kenbaar kunnen maken. Hiermee is alsnog voldaan aan de eisen van de goede procesorde.
Zijn er gewichtige redenen voor het ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor?
5.11
[verzoekster] verzoekt het hof [naam1] te ontslaan als bewindvoerder en mentor. Zij heeft het gevoel dat [naam1] niet aan haar kant staat in het geschil dat tussen haar en [naam8] is ontstaan. Zij is bang is dat [naam1] haar zal verplichten om te vertrekken uit haar woning bij [naam8] .
De communicatie tussen [verzoekster] en [naam1] verloopt vanaf het begin niet fijn. Het verstrekken van informatie, het doen van voorstellen en het maken van keuzes gaan niet een manier die voor haar goed verloopt. Zij heeft er geen vertrouwen in dat dat beter zal worden. Zij voelt zich daarnaast ook niet gehoord door [naam1] . Zij is op zoek gegaan naar andere professionele partijen die haar bewindvoerder en mentor kunnen worden. De door haar verzochte bewindvoerders en mentoren hebben zich bereid verklaard om tot bewindvoerder/ mentor te worden benoemd. Zij voelt zich prettiger bij deze partijen dan bij [naam1] . Het is daarom volgens [verzoekster] in haar belang dat deze partijen tot bewindvoerder/ mentor worden benoemd.
5.12
[verweerster] betwist dat [naam1] aan de kant van [naam8] staat en [verzoekster] daar weg wil hebben. Doordat [naam8] wil dat [verzoekster] vertrekt is er echter geen sprake van een stabiele (woon)situatie, waardoor er geen goed zorgsysteem van de grond komt.
[verweerster] is tevreden over (de werkwijze van) [naam1] als bewindvoerder en mentor. De samenwerking met [naam1] loopt goed sinds de vader - als voormalig bewindvoerder - de (financiële) stukken heeft overgedragen aan [naam1] . [naam1] is goed op de hoogte van de situatie en toont zich betrokken bij [verzoekster] . Na een lange aanloopperiode, waar [naam1] veel in heeft geïnvesteerd, is de relatie met alle betrokkenen nu goed werkbaar. [naam1] heeft laten zien voor de belangen van [verzoekster] op te komen en steeds in haar belang te handelen. [naam1] voert haar taken goed uit. Dat is belangrijk voor [verzoekster] en ook in het belang van [verweerster] . Een goede vertegenwoordiging is helpend om goede zorg te kunnen verlenen. Er is dan ook geen reden voor ontslag. [verweerster] kent de beoogde mentor en bewindvoerder niet, maar vaststaat dat deze een nieuwe vertrouwensrelatie met alle betrokkenen zouden moeten opbouwen. Het is niet zeker dat de beoogd mentor en bewindvoerder in staat zijn om een vertrouwensband met alle betrokkenen te krijgen, en voldoende daadkrachtig te kunnen zijn. Een nieuwe wisseling leidt niet tot de stabiliteit die [verzoekster] op dit moment nodig heeft, aldus [verweerster] .
5.13
De moeder heeft aangevoerd dat zij wil dat [verzoekster] zich veilig voelt in haar woning bij [naam8] . [naam1] is teveel conflict mijdend. Er komt ook teveel informatie bij [verzoekster] terecht (onder meer e-mailberichten van de advocaat van [naam8] ) die zij bij [verzoekster] weg wil houden, omdat zij dat voor [verzoekster] te zwaar vindt.
5.14
[naam1] heeft aangevoerd dat zij sinds mei 2023 toegang heeft tot de bankrekeningen, nadat de vader die aan haar had overgedragen. Sindsdien verloopt het bewind goed. Alle kosten worden betaald, er zijn geen schulden en er is een week- en maandbudget afgesproken.
Ten aanzien van het mentorschap heeft [naam1] verteld dat zij [verzoekster] heeft gevraagd om mee te werken aan de voorwaarden die [naam8] stelt aan haar verblijf daar. [naam1] wil voorkomen dat [verzoekster] op straat komt te staan. [naam1] vindt dat [verzoekster] meer ondersteuning nodig heeft. [naam1] kijkt naar uitbreiding van de hulpverlening. Er is inmiddels sprake van een werkbare situatie, maar de hoeveelheid e-mailberichten die de moeder aan [naam1] stuurt moet wel verminderen om dat zo te houden.
5.15
Het hof overweegt als volgt. De kantonrechter heeft [naam1] met ingang van 16 november 2022 benoemd tot opvolgend bewindvoerder en mentor. De (financiële) overdracht van de taken van de vader/ moeder naar [naam1] is echter behoorlijk vertraagd, omdat [verzoekster] gedurende enige tijd geen contact wilde met [naam1] en zij de deur (letterlijk) gesloten hield voor [naam1] , zij geen kopie van haar identiteitsbewijs wilde geven en de vader langere tijd niet meewerkte aan de overdracht van de financiële administratie, waardoor [naam1] geen toegang kreeg tot het bankrekeningnummer van [verzoekster] . Feitelijk is [naam1] als bewindvoerder en mentor nog maar korte tijd aan de slag. Zo is onweersproken dat [naam1] pas sinds mei 2023, zes maanden na de bestreden beschikkingen, toegang heeft tot de bankzaken van [verzoekster] . Uit hetgeen door [verzoekster] naar voren is gebracht, is het hof niet gebleken dat [naam1] sinds de benoeming haar taken als bewindvoerder en mentor niet goed zou uitvoeren. [verzoekster] heeft weliswaar gesteld dat zij geen vertrouwen heeft in [naam1] , maar heeft dat verder niet onderbouwd met feiten en omstandigheden die dat gebrek aan vertrouwen objectief gezien rechtvaardigen. Het enkele (subjectief) ervaren gebrek aan vertrouwen is, gelet op voormelde omstandigheden, geen gewichtige reden om het ontslag te verlenen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikkingen bekrachtigen en beslissen als volgt.
6.2
Gelet op de aard van het geschil, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 november 2022, uitgesproken onder zaaknummer 10189987 en de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 november 2022, uitgesproken onder zaaknummer 10190077;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, P.B. Kamminga en I.J. Pieters, bijgestaan door de griffier, en is op 5 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.