In deze zaak betreft het een hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie. De verzoekster, de vrouw, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Gelderland aangevochten, waarin de kinderalimentatie voor hun minderjarige kind was vastgesteld op € 135,- per maand. De vrouw verzocht het hof om de alimentatie te verhogen naar € 226,- per maand, terwijl de man, de verweerder, in zijn incidenteel hoger beroep vroeg om de alimentatie op nihil te stellen. Het hof heeft vastgesteld dat er sinds de eerdere beschikking van 22 maart 2019 en de overeenkomst van 6 maart 2020 relevante wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden, waardoor een herbeoordeling van de kinderalimentatie gerechtvaardigd is. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 juni 2023, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren.
Het hof heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, inclusief de reiskosten die de man maakt voor de omgang met de minderjarige, en de verdiencapaciteit van de vrouw. De man heeft aanzienlijke reiskosten door de verhuizing van de vrouw, wat het hof heeft meegewogen in de berekening van de draagkracht. De vrouw heeft geen inkomen en de rechtbank had eerder ten onrechte rekening gehouden met een fictief inkomen aan haar zijde. Het hof heeft de kinderalimentatie uiteindelijk vastgesteld op € 183,- per maand voor de periode van 2 juni 2022 tot 1 januari 2023, € 72,- per maand van 1 januari 2023 tot 1 augustus 2023, en € 28,- per maand vanaf 1 augustus 2023. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de alimentatie aangepast, waarbij het meer of anders verzochte is afgewezen.