ECLI:NL:GHARL:2023:7397

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
200.314.298
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure over vermogensrechtelijke afwikkeling en partneralimentatie

In deze zaak heeft verzoekster, nadat haar advocaat zich heeft onttrokken, zelf een verzoek ingediend tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer. Dit verzoek is op grond van het vigerende wrakingsprotocol niet-ontvankelijk verklaard. De procedure betreft een civiele zaak tussen verzoekster en haar ex-echtgenoot over de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun ontbonden huwelijk en partneralimentatie. De mondelinge behandeling in deze procedure was gepland op 20 juli 2023. Op 6 juli 2023 is er een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend door de drie behandelend raadsheren, die in een gezamenlijke verklaring hebben aangegeven niet te berusten in de wraking. Verzoekster heeft op 18 augustus 2023 haar advocaat, mr. M.T. Psara, onttrokken en heeft daarna zelf diverse e-mails met wrakingsverzoeken gestuurd. De wrakingskamer heeft op 21 augustus 2023 de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gehouden, waarbij alleen verzoekster aanwezig was. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat verzoekster, na de onttrekking van haar advocaat, niet zelf een verzoek tot wraking kon indienen, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De wrakingsgronden die verzoekster heeft aangevoerd tegen de raadsheren zijn niet voldoende onderbouwd om tot een gegrondverklaring van het verzoek te komen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de rechters ongegrond verklaard en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 4 september 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummers W200.314.297/02 en W200.314.298/02
beslissing van de wrakingskamer van 4 september 2023
inzake het verzoek tot wraking, gedaan door
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. M.T. Psara (onttrokken op 18 augustus 2023)

1.De procedure

1.1
Bij dit hof is onder zaaknummers 200.314.297/01 en 200.314.298/01 een procedure aanhangig tussen verzoekster en haar ex-echtgenoot de heer [de ex-echtgenoot] (verder: [de ex-echtgenoot] ) over – kort samengevat - de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun ontbonden huwelijk en partneralimentatie. De mondelinge behandeling in die procedure zou plaatsvinden op 20 juli 2023.
1.2
Op 6 juli 2023 is bij de wrakingskamer een schriftelijk verzoek tot wraking binnengekomen van de drie behandelend raadsheren: mrs. M.L. van der Bel, J.U.M. van der Werff en M.H.H.A. Moes.
1.3
De drie raadsheren hebben in een gezamenlijke schriftelijke verklaring gereageerd op het wrakingsverzoek. Uit de schriftelijke reactie blijkt dat de raadsheren niet berusten in de wraking en dat zij niet bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig zullen zijn.
De schriftelijke reactie is aan de advocaat van verzoekster gezonden en verzoekster heeft kennisgenomen van die reactie, zo heeft zij desgevraagd ter zitting verklaard.
1.4
Bij brief van 27 juli 2023 heeft mr. Psara een achttal bijlagen aan de wrakingskamer gezonden met vermelding dat deze stukken inhoudelijk ter zitting zouden worden toegelicht.
1.5
Op 18 augustus 2023 is bij de wrakingskamer een bericht ingekomen van mr. Psara, waaruit blijkt dat zij zich onttrekt als advocaat van verzoekster.
Daarna heeft verzoekster zelf op vrijdag 18 augustus 2023, op zaterdag 19 augustus 2023 en op zondag 20 augustus 2023 diverse emailberichten met bijlagen aan de wrakingskamer gezonden. In het eerste email bericht is te lezen dat verzoekster de voorzitter van de wrakingskamer, mr. J.B. de Groot wraakt.
1.6
Op 21 augustus 2023 heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Daarbij was enkel verzoekster aanwezig.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer.
Indien een procespartij een rechter wraakt, dan gelden voor de wrakingsprocedure dezelfde regels omtrent (verplichte) procesvertegenwoordiging als voor de (bodem)procedure waarin het wrakingsverzoek plaatsvindt. Verplichte procesvertegenwoordiging houdt onder andere in dat een partij zelf geen proceshandelingen kan verrichten, zoals het indienen van stukken of het doen van nieuwe, gewijzigde of aanvullende verzoeken.
Dit betekent dat verzoekster, nadat mr. Psara zich aan de wrakingsprocedure had onttrokken, niet zelf een verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer kon indienen. Dat verzoek is op grond van artikel 4.2 onder b. en 4.3 van het vigerende wrakingsprotocol (vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 juni 2021) dan ook niet-ontvankelijk. De wrakingskamer heeft die beslissing ter zitting mondeling aan verzoekster medegedeeld en die beslissing is (in overeenstemming met artikel 4 sub 3 van het Wrakingsprotocol) vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting bij de wrakingskamer op 21 augustus 2023.
3. De ontvankelijkheid van het verzoek tot wraking van mrs. Van der Bel, Van der Werff en Moes.
3.1
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van de zitting kan het verzoek ook mondeling worden gedaan. Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen. Een en ander volgt uit artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.2
Het wrakingsverzoek is ontvankelijk, nu het schriftelijk en gemotiveerd is ingediend door een advocaat, zodra de feiten om omstandigheden aan verzoekster bekend waren geworden.

4.De door verzoekster toegezonden stukken

Zoals hiervoor onder 2. beschreven kon verzoekster nadat mr. Psara zich had onttrokken niet zelfstandig proceshandelingen verrichten. Het hof slaat dan ook geen acht op de door verzoekster op 18, 19 en 20 augustus 2023 ingezonden stukken, hiervoor vermeld onder 1.5.

5.De gronden voor het verzoek en de beoordeling

5.1
De grond voor wraking van mr. Van der Bel is er blijkens het verzoek in gelegen dat mr. Van der Bel reeds eerder een van de behandelend raadsheren was in een andere procedure tussen verzoekster en [de ex-echtgenoot] .
Diezelfde grond is ook aangevoerd ten aanzien van mr. Van der Werff. Daarnaast geldt als wrakingsgrond jegens mr. Van der Werff dat hij een dubbelpositie inneemt, omdat hij ook voorzitter is van de Raad van Discipline en verzoekster meerdere tuchtrechtzaken had en heeft lopen tegen de advocaat van [de ex-echtgenoot] . Deze nevenfunctie staat volgens verzoekster een eerlijk proces in de weg.
Ten aanzien van mr. Moes zijn in het verzoek geen wrakingsgronden vermeld. Ter zitting verklaarde verzoekster dat het feit dat mr. Moes de stukken voor de zitting van 20 juli 2023 al heeft gelezen, maakt dat ook mr. Moes niet meer onpartijdig is.
5.2
De wrakingskamer overweegt dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter voorop staat dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit vermoeden lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingsgronden en de omstandigheden waarop zij berusten dienen in het wrakingsverzoek te worden opgenomen.
5.3
Ten aanzien van de wraking van mr. Moes geldt dat wat door verzoekster ter zitting is aangevoerd niet alleen te laat is voorgedragen (zie 5.2), maar dat ook overigens het feit dat mr. Moes het dossier voorafgaand aan de zitting heeft gelezen niet zou leiden tot een gegrondverklaring van het verzoek.
5.4
Het enkele feit dat mr. Van der Bel reeds eerder een van de behandeld raadsheren was in een andere procedure tussen verzoekster en [de ex-echtgenoot] is evenmin, althans zonder nadere toelichting en nader gestelde feiten en omstandigheden - die ontbreken - een uitzonderlijke omstandigheid als hiervoor onder 5.2 wordt bedoeld.
5.5
Dat geldt ook ten aanzien van het wrakingsverzoek jegens mr. Van der Werff. Dat hij voorzitter is van de Raad van Discipline is op zichzelf ook geen grond voor wraking. Verzoekster voert ook geen concrete feiten en omstandigheden aan waarom deze nevenfunctie maakt dat hij in de (bodem)zaak vooringenomen of partijdig zou zijn. Het enkele feit dat verzoekster tuchtrechtklachten heeft ingediend tegen de advocaat van [de ex-echtgenoot] is in elk geval onvoldoende concreet. Bovendien is namens mr. Van der Werff in de schriftelijke reactie medegedeeld dat hij, voor zover hem bekend, niet betrokken is geweest bij inhoudelijke besluitvorming in tuchtzaken die betrekking hebben op de advocaten van partijen en raken aan de onderhavige (bodem)zaak.

6.De beslissing

De wrakingskamer van het gerechtshof, beslissende op het verzoek tot wraking:
verklaart het verzoek tot wraking van mrs. M.L. van der Bel, J.U.M. van der Werff, en M.H.H.A. Moes ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.B. de Groot, voorzitter, A. van Maanen en M.G.J.M. van Kempen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 september 2023.