In deze zaak heeft Drenthe Power B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, dat op 15 juni 2022 is uitgesproken. Het geschil betreft de rechtsgeldigheid van twee overeenkomsten tussen Drenthe Power en Buro Bloemen B.V. met betrekking tot zonnepanelen. De rechtbank oordeelde dat de opstalovereenkomst en de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig tot stand zijn gekomen en dat Drenthe Power niet door natrekking eigenaar is geworden van de zonnepanelen, die eigendom blijven van Buro Bloemen. Drenthe Power is veroordeeld om de zonnepanelen op het dak te laten liggen en aangesloten te houden op het elektriciteitsnetwerk.
In hoger beroep vordert Drenthe Power vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vorderingen in reconventie, terwijl Buro Bloemen in incidenteel hoger beroep schadevergoeding vordert wegens gemiste stroomproductie en andere kosten. Het hof heeft zich gebogen over de vraag of het bevoegd is om kennis te nemen van de vermeerderde eis van Buro Bloemen, waarbij Drenthe Power zich op onbevoegdheid heeft beroepen. Het hof heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat het bevoegd is om de vorderingen te behandelen.
De mondelinge behandeling is gepland voor 16 januari 2024, waarbij partijen hun standpunten kunnen toelichten. Het hof heeft de kosten van het incident aan Drenthe Power opgelegd en het verzet tegen de vermeerdering van eis van Buro Bloemen ongegrond verklaard. De zaak betreft dus een complex geschil over contractuele verplichtingen en de bevoegdheid van de rechter in hoger beroep.