ECLI:NL:GHARL:2023:7275

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
200.327.412
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige na evaluatie van hulpverlening en communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hier aangeduid als [de minderjarige (M1)]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk was opgelegd door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De vader stelt dat hij in staat is om de zorg voor [de minderjarige (M1)] zelf te dragen en dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: GI), niet meer nodig is. De GI en de moeder van [de minderjarige (M1)] zijn van mening dat de ondertoezichtstelling moet blijven bestaan, gezien de onrustige situatie en de communicatieproblemen tussen de ouders.

Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige (M1)] al sinds 2016 onder toezicht staat en dat de situatie complex is. De vader heeft in de afgelopen periode stappen ondernomen om hulp in te schakelen en heeft laten zien dat hij bereid is om samen te werken met de hulpverlening. De zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige (M1)] verloopt goed, maar de communicatie tussen de ouders is nog onvoldoende. Het hof heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 18 december 2023, zodat de ouders onder regie van de GI een plan kunnen maken voor de toekomst, waarbij de GI op dat moment niet meer betrokken zal zijn.

De beslissing van het hof houdt rekening met de belangen van [de minderjarige (M1)] en de noodzaak voor de ouders om hun verantwoordelijkheden als gezaghebbende ouders te nemen. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.412
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 551208)
beschikking van 29 augustus 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.Y. Hofstra te Hilversum,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 mei 2023; en
- het verweerschrift met producties van de GI.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 juli 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder; en
- een vertegenwoordiger van de GI.
De raad is - met bericht vooraf - niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige (M1)] , geboren [in] 2015 in [plaats1] . De vader en de moeder oefenen samen het gezag uit over [de minderjarige (M1)] . [de minderjarige (M1)] woont bij de vader.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 18 maart 2016 is [de minderjarige (M1)] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van zes maanden. Deze termijn is nadien steeds verlengd.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de termijn verlengd tot 18 maart 2024. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.4
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter het volgende ten grondslag gelegd aan deze beslissing:

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
- het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige (M1)] voor de duur van een jaar af te wijzen;
- althans de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot uiterlijk 23 augustus 2023;
- kosten rechtens.
4.2
De GI voert verweer en zij vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De vader is het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige (M1)] . Hij voert aan dat de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde (meer) heeft. [de minderjarige (M1)] is in augustus 2022 vanuit het gezinshuis - zonder geleidelijke overgang - weer bij de vader thuis geplaatst. Door deze abrupte thuisplaatsing heeft [de minderjarige (M1)] een terugval gehad. [de minderjarige (M1)] heeft namelijk moeite met veranderingen. De vader doet er sindsdien alles aan om de rust weer terug te brengen. De vader doet dit in samenspraak met en met hulp van [naam1] , de instantie die de vader zelf heeft ingeschakeld. Naast de ambulante hulpverlening van [naam1] thuis heeft de vader in overleg met [naam1] speltherapie voor [de minderjarige (M1)] ingezet. De vader bespreekt met [naam1] of er nog andere therapie voor [de minderjarige (M1)] nodig is. De samenwerking met [naam1] is goed, aldus de vader.
Ook heeft de vader de praktische zaken na de plotselinge thuisplaatsing, zoals het vervoer naar school en de opvang van [de minderjarige (M1)] tijdens vaders werkuren, zelf geregeld. De GI heeft hierin geen rol gehad. Sterker nog, de aangewezen GI is tot 18 januari 2023 afwezig geweest.
De vader werkt voornamelijk rond de schooltijden van [de minderjarige (M1)] . Als ZZP’er is hij flexibel in het indelen van zijn werkuren. Als het noodzakelijk is, kan hij ook zijn netwerk (grootouders vaderszijde, broer en zus) inschakelen voor de opvang van [de minderjarige (M1)] . Verder heeft [de minderjarige (M1)] een nanny.
De zorgregeling tussen [de minderjarige (M1)] en de moeder staat ook vast. Uitbreiding daarvan is niet mogelijk en niet te bereiken binnen de ondertoezichtstelling, als uitbreiding überhaupt mogelijk is. De overdracht kan plaatsvinden via de vader, het gezinshuis en op termijn mogelijk via de buitenschoolse opvang. De GI heeft hierin geen rol meer.
Kortom, de GI voert geen regie, geeft geen feitelijke uitvoering aan de ondertoezichtstelling en de ondertoezichtstelling leidt niet tot het behalen van de gestelde doelen. Voor zover er nog doelen behaald moeten worden, kan de vader dat in het vrijwillig kader met behulp van [naam1] .
5.3
De GI voert verweer en stelt dat zij wel een actieve betrokkenheid heeft bij de (voortgang van) de hulpverlening en de monitoring van de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De GI betwist dat de aangewezen GI tot 18 januari 2023 afwezig was. Na een periode van mei 2022 tot augustus 2022 zonder gezinsvoogd is een vervangend gezinsvoogd gestart, die vanaf 18 augustus 2022 vele pogingen heeft ondernomen om met de vader en de hulpverlening in overleg te treden, maar de vader heeft afspraken afgezegd en was moeilijk beschikbaar voor overleg. Hierdoor is er in deze periode onvoldoende aan de doelen gewerkt en heeft de tijdelijke gezinsvoogd maar zeer beperkt kunnen werken aan hetgeen nodig was voor [de minderjarige (M1)] . Pas begin 2023 is hierin verbetering gekomen.
De GI ziet dat de opvoeding van [de minderjarige (M1)] (gezien zijn complexe zorgbehoefte) ondanks vaders goede intenties, een flinke kluif voor hem blijft. Wanneer [de minderjarige (M1)] onvoldoende structuur en duidelijkheid krijgt, dan zorgt dit voor spanning en zit hij minder goed in zijn vel. Dit is in de huidige situatie van [de minderjarige (M1)] bij de vader nog steeds het geval, aldus de GI. De GI ziet wel dat de vader openstaat voor de betrokken hulpverlening vanuit [naam1] , maar de GI is van mening dat een vrijwillig kader (in ieder geval nu) niet afdoende is om een veilige opvoeding en ontwikkeling van [de minderjarige (M1)] te garanderen. De GI is namelijk nauw en voortvarend betrokken bij de inzet en voortzetting van onder andere de individuele hulpverlening (speltherapie en buitenschoolse opvang) voor [de minderjarige (M1)] . De GI vindt het van belang om in het kader van zicht op en het voeren van regie met betrekking tot de veiligheid van [de minderjarige (M1)] betrokken te zijn en blijven bij de inzet en voortgang van de hulpverlening aan hem, waarbij de GI op basis van regelmatige evaluaties het proces kan bewaken en mogelijk nog aanvullende hulpverlening voor [de minderjarige (M1)] kan inzetten.
Er is een zorgregeling tussen [de minderjarige (M1)] en de moeder. De GI wil de rechtbank verzoeken om deze vast te leggen, zodat voor iedereen duidelijk is wanneer er contact is. Er is een slechte verstandhouding tussen de ouders. De gesprekken over de omgang met moeder zijn hierdoor lastig voor de vader, waardoor het in [de minderjarige (M1)] zijn belang is dat de GI deze gesprekken als neutrale partij leidt en regie voert op de (uitvoering van de) omgang in zijn geheel.
Daarbij heeft de GI nog steeds onvoldoende zicht op het netwerk van de vader om te kunnen stellen dat zij een (positieve) bijdrage leveren.
Een langere betrokkenheid van de GI is in het belang van de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige (M1)] en is nodig om te werken aan het verminderen van de ontwikkelingsbedreiging.
5.4
De moeder wil dat de ondertoezichtstelling in stand blijft. Zij vindt de situatie nog te onrustig om de ondertoezichtstelling af te sluiten. Ook wordt zij door de vader niet op de hoogte gehouden van bijvoorbeeld gesprekken op de school van [de minderjarige (M1)] . Zij is bang dat als de ondertoezichtstelling eindigt zij - zonder de GI - niet over belangrijke zaken die [de minderjarige (M1)] betreffen door de vader zal worden geïnformeerd.
5.5
Het hof overweegt als volgt. Niet in geschil is dat [de minderjarige (M1)] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De bestreden beschikking is in zoverre terecht gegeven. Het hof zal echter, anders dan de rechtbank, de duur van de ondertoezichtstelling beperken tot 18 december 2023.
[de minderjarige (M1)] staat al sinds 2016 onder toezicht, dus al ruim zeven jaar. Dat is een heel lange tijd, zeker voor een maatregel die bedoeld is als een tijdelijke maatregel. In die zeven jaar is er veel gebeurd met [de minderjarige (M1)] . Hij is twee keer uit huis geplaatst, waarvan één keer op verzoek van de vader, omdat het thuis niet goed ging met [de minderjarige (M1)] . In augustus 2022 is [de minderjarige (M1)] vrij plotseling, vanuit het gezinshuis, weer bij de vader gaan wonen. Dit overviel niet alleen de vader maar ook [de minderjarige (M1)] . Zoals de vader tijdens de mondelinge behandeling vertelde, heeft [de minderjarige (M1)] daardoor een terugslag gehad. Dit is zowel merkbaar thuis als op school in zijn gedrag en concentratie.
De vader is vanaf de thuisplaatsing van [de minderjarige (M1)] voortvarend aan de slag gegaan om hulp voor [de minderjarige (M1)] te regelen. Zo heeft hij zelf contact opgenomen met [naam1] met de vraag welke hulp zij [de minderjarige (M1)] kunnen bieden. Sindsdien is er ambulante thuishulp van [naam1] en heeft [de minderjarige (M1)] sinds kort therapie. Ook heeft de vader een nanny ingehuurd die [de minderjarige (M1)] verzorgt als de vader aan het werk is. Zowel de vader als de GI (als [de minderjarige (M1)] ) zijn tevreden over de inzet van de nanny.
Het hof volgt de GI niet in haar betoog dat er nog onvoldoende zicht is op het netwerk van de vader en dat dat een reden is waarom de ondertoezichtstelling ook na 18 december 2023 moet voortduren. Voor zover het voor [de minderjarige (M1)] nodig is, heeft de GI gedurende de resterende tijd tot 18 december 2023 voldoende gelegenheid om het netwerk in kaart te brengen.
Er is een zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige (M1)] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verteld dat zij [de minderjarige (M1)] twee keer per maand gedurende anderhalf uur ziet, onder begeleiding van een medewerker van het Leger des Heils. De moeder heeft verteld dat als de omgang een keer niet kan doorgaan deze wordt ingehaald. Het hof constateert dat over de (uitvoering van de) zorgregeling geen geschil is. Als de GI meent dat het vastleggen van de zorgregeling in een beschikking voor deze ouders helpend is, zoals de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft verteld, dan heeft zij nog de komende maanden de mogelijkheid om dat aan de (kinder)rechter te verzoeken.
Het hof is van oordeel dat de vader in de afgelopen periode heeft laten zien dat dat hij in staat is om hulp voor [de minderjarige (M1)] in te zetten en hij deze hulp ook aanvaard. Ook de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige (M1)] loopt goed. De communicatie tussen de ouders verloopt echter nog niet voldoende. Ook dat is voor het hof de reden om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 18 december 2023. Dat geeft de vader en de moeder, onder regie van de GI, de mogelijkheid om een plan te maken hoe zij - met de wetenschap dat vanaf 18 december 2023 de betrokkenheid van de GI wegvalt - met elkaar (denken te) gaan communiceren. Daarbij is het van belang dat de moeder haar verantwoordelijkheid als gezaghebbend ouder neemt om bijvoorbeeld zelf bij school te informeren op welke manier zij op de hoogte kan worden gehouden over de ontwikkeling van [de minderjarige (M1)] , de planning van schoolgesprekken enz. Ook de vader moet zijn verplichting als gezaghebbend ouder nakomen en de moeder op de hoogte stellen van belangrijke ontwikkelingen/ informatie die [de minderjarige (M1)] aangaan, voor zover de moeder die informatie niet zelf van de betrokken instanties als de school kan verkrijgen.
Het hof zal de ondertoezichtstelling derhalve tot 18 december 2023 verlengen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor wat betreft de daarin uitgesproken duur van de ondertoezichtstelling en te beslissen als volgt.
6.2
Gezien de aard van de zaak zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 februari 2023 voor wat betreft de daarin uitgesproken duur van de ondertoezichtstelling en in zoverre opnieuw beschikkende:
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige (M1)] tot 18 december 2023;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, M.H.F. van Vugt en I.J. Pieters, bijgestaan de griffier, en is op 29 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.