In deze zaak hebben de grootouders, de grootvader en grootmoeder, verzocht om omgang met hun kleinkinderen. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat er geen sprake is van een meer dan normale band tussen de grootouders en de kleinkinderen, waardoor de grootouders niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoek. De grootouders zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de grootouders bijgestaan werden door hun advocaat, en de ouders, de moeder en de vader, ook bijgestaan door hun advocaat. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juli 2023.
Het hof heeft de feiten in overweging genomen, waaronder het feit dat de ouders in oktober 2020 het contact met de grootouders hebben verbroken. De grootouders hebben in eerste aanleg verschillende verzoeken gedaan, waaronder het recht op omgang met de kinderen en informatie over hun welzijn. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen, wat de grootouders heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
Het hof heeft de relevante wetgeving, zoals artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke band tussen de grootouders en de kleinkinderen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en geoordeeld dat het vaststellen van een omgangsregeling niet in het belang van de kinderen zou zijn, gezien de verstoorde verhoudingen tussen de grootouders en de ouders. De grootouders hebben ook verzocht om een informatieregeling, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, met de opmerking dat de ouders al onder druk staan in hun contact met de grootouders.