In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2021. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk met het gezag belast. De vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen, terwijl de moeder verzocht om de bestaande zorgregeling te handhaven. De rechtbank Midden-Nederland had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de moeder zou zijn, en dat de zorgregeling bestond uit een wisseling tussen de ouders in de oneven en even weken.
Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in acht genomen. De vader was het niet eens met de beslissing van de rechtbank en voerde aan dat de moeder zonder zijn toestemming was verhuisd, wat nadelige gevolgen had voor de zorgregeling. De moeder voerde verweer en stelde dat de huidige regeling in het belang van de minderjarige was. De raad voor de kinderbescherming adviseerde om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te handhaven.
Na beoordeling van de argumenten van beide ouders, oordeelde het hof dat de beslissing van de rechtbank om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te bepalen terecht was. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de zorgregeling, zoals vastgesteld door de rechtbank, in stand bleef. De vader's verzoek om financiële compensatie voor reiskosten werd afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor was. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en het belang van de minderjarige.