ECLI:NL:GHARL:2023:7196

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
21-002320-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde verkrachting van dochter met gedeeltelijke vrijspraak en toewijzing schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1978, is veroordeeld voor meermalen gepleegde verkrachting van zijn dochter, waarbij het hof de eerdere veroordeling heeft vernietigd en opnieuw recht heeft gedaan. De verdachte heeft in de periode van 20 februari 2017 tot en met 31 december 2020 zijn dochter gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van zijn positie als vader en psychisch overwicht. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar en consistent beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er geen steunbewijs was en dat de verklaringen onbetrouwbaar waren. Het hof heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de primair tenlastegelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen geacht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, en er is een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij tot een bedrag van € 12.625,75, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, en de verdachte is verplicht om de schadevergoeding aan de Staat te betalen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002320-22
Uitspraak d.d.: 25 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 31 mei 2022 met het parketnummer 18-303251-21 in de strafzaak tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1978,
thans verblijvende in P.I. [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 11 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • veroordeling van de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 2 jaren, inhoudende een contactverbod met [benadeelde] , waarbij iedere overtreding wordt bestraft met 2 weken hechtenis met een maximum van 6 maanden;
  • toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van € 35.111,25, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het gerechtshof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. S.F.J. Smeets, naar voren is gebracht.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partij, door haar advocaat [advocaat] , naar voren is gebracht.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
  • de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
  • de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 12.885,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag en de vordering voor het overige gevorderde deels niet-ontvankelijk verklaard en deels afgewezen.
Het gerechtshof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2016 tot en met 31 december 2020, althans in het jaar 2016 en/of het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 en/of het jaar 2020 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente [pleeggemeente] , meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] , (te weten zijn verdachtes dochter/kind) (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte in voornoemde periode (telkens)
- een of meer vinger(s) in de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn (ontblote) penis in de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn (ontblote) penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn tong in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht, en/of/althans de vagina van die [benadeelde] gelikt en/of
- die [benadeelde] zogenoemd getongzoend en/of
- de borsten en/of billen en/of vagina van die [benadeelde] betast, althans aangeraakt, en bestaande dat geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkheid (en) hierin dat verdachte (telkens)
A.
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een psychisch overwicht welke verdachte, (mede) gelet op
- verdachtes leeftijd en/of
- de (in voornoemde periode grotendeels minderjarige) leeftijd van die [benadeelde] en/of
- verdachtes geestelijke ontwikkeling (en/of overwicht) en/of
- verdachtes positie als vader van die [benadeelde] en/of
- de omstandigheid dat die [benadeelde] (veel) geld (voor onder meer kleding) en aandacht kreeg van verdachte en/of dat verdachte tegen haar zei dat hij niets meer van haar moeder kreeg en/of dat hij dat niet meer bij haar moeder mocht doen en/of dat hij het dus bij haar mocht doen en/of dat ze hem ook wat moest geven, althans woorden/mededelingen van gelijke aard en/of strekking en/of dat verdachte haar de woorden toevoegde: "Voor wat hoort wat." en/of "Jouw lichaam is van mij, is mijn eigendom, is allemaal van mij." en/of "Even volhouden, even volhouden." en/of "Als je nieuwe kleren wil dan moet je nog even volhouden, anders krijg je het niet." en/of "Alle vaders doen dit bij hun dochters." en/of "Geloof me maar, zij doen dat." en/of (toen die [benadeelde] een vriendje had) "als het nog een keer gebeurt, ga ik je vermoorden." en/of "Als je wilt dat het goedkomt, moet je deze dingen doen.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- de ((mede) door de hierboven genoemde omstandigheden) voor die [benadeelde] ontstane afhankelijke en/of bedreigende situatie, (telkens) op die [benadeelde] had en/of
B.opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een fysiek overwicht welke verdachte (telkens) op die [benadeelde] had en zodoende haar kleding heeft uitgetrokken en haar op de rug heeft gelegd, in welke fysieke en/of psychische overwicht (situatie) die [benadeelde] zich(telkens) niet kon en/of durfde verzetten en/of onttrekken tegen/aan de seksuele gemeenschap en/of seks met hem, verdachte, en/of (aldus) voor die [benadeelde] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2016 tot en met 19 februari 2020, althans in het jaar 2016 en/of het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 en/of het jaar 2020 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente [pleegplaats] , meermalen, althans eenmaal,A.(in of omstreeks de periode van 20 februari 2016 tot en met 19 februari 2018) met [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] ), die telkens de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die telkens bestond(en) uit of telkens mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte (telkens) ontuchtig - een of meer vinger(s) in de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn (ontblote) penis in de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn (ontblote) penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn tong in de vagina van die [benadeelde] geduwd /gebracht, en/of/althans de vagina van die [benadeelde] gelikt en/of
- die [benadeelde] zogenoemd getongzoend en/of
- de borsten en/of billen en/of vagina van die [benadeelde] betast, althans aangeraakt en/ofB.

(in of omstreeks de periode van 20 februari 2018 tot en met 19 februari 2020) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] , hebbende verdachte (telkens) ontuchtig

- een of meer vinger(s) in de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn (ontblote) penis in de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn (ontblote) penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn tong in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht, en/of/althans de vagina van die [benadeelde] gelikt en/of
- die [benadeelde] zogenoemd getongzoend en/of
- de borsten en/of billen en/of vagina van die [benadeelde] betast, althans aangeraakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair onder A tenlastegelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen kan worden. Aangeefster heeft van meet af aan consistent verklaard. Haar verklaring bij de raadsheer-commissaris maakt dat niet anders. Bij de raadsheer-commissaris heeft zij op vragen met betrekking tot jaartallen geantwoord dat zij niet meer weet of er in dat jaar iets is gebeurd. Dat is iets anders dan weten dat er niets is gebeurd. De verklaring tegenover de raadsheer-commissaris kan derhalve voor het bewijs worden gebruikt. Er is geen sprake van een hervonden herinnering, maar van een authentieke herinnering. De verklaringen van aangeefster zijn daarnaast voldoende betrouwbaar. De verklaring van aangeefster wordt op onderdelen ondersteund door de verklaringen van [naam 1] , haar oma [naam 2] , haar zusje [naam 3] en haar moeder [naam 4] .
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Volgens de verdediging komt al het bewijs uit één bron, namelijk aangeefster. Er is geen steunbewijs. Deze bron is onbetrouwbaar want de verklaringen van aangeefster betreffen hervonden herinneringen. Zij heeft immers meermalen bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij hetgeen gebeurde ‘was vergeten’ en dat ze het zich later herinnerde.
Daarnaast heeft aangeefster haar eerder bij de politie afgelegde verklaringen herroepen tegenover de raadsheer-commissaris. Een herroepen verklaring kan niet voor het bewijs worden gebruikt. Er kan alleen worden uitgegaan van aangeefsters verklaring tegenover de raadsheer-commissaris en alle onderdelen die daarin worden weersproken of herroepen uit eerdere verklaringen kunnen niet meer voor het bewijs worden gebruikt.
Uitgaande van de verklaring van aangeefster bij de raadsheer-commissaris is er bovendien geen sprake van handelingen voor haar zestiende jaar. De subsidiair tenlastegelegde ontucht met een minderjarige van onder de zestien jaar kan derhalve ook niet bewezen worden.
Oordeel van het gerechtshof
Partiële vrijspraak van het tenlastegelegde
Het gerechtshof kan op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet vaststellen dat de verdachte zich in de periode van 20 februari 2016 tot en met 19 februari 2017 schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Ook zal het gerechtshof de verdachte partieel vrijspreken van het primair onder B tenlastegelegde, nu niet kan worden vastgesteld dat fysiek overwicht van de verdachte een rol heeft gespeeld in de tenlastegelegde handelingen. Het gerechtshof zal de verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
De verklaringen van aangeefster
Het gerechtshof overweegt dat verklaringen in een strafzaak kritisch en zorgvuldig moeten worden bezien. Zij dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en ook om de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Aangeefster heeft op verschillende momenten een verklaring afgelegd, onder meer tijdens haar aangifte op 10 augustus 2021, haar aanvullende aangifte op 13 november 2021 en vervolgens in aanwezigheid van de raadsman van de verdachte op 8 februari 2023 bij de raadsheer-commissaris. In deze verklaringen heeft aangeefster consistent en consequent verklaard over hetgeen zich heeft afgespeeld in de periode van 20 februari 2017 tot en met 31 december 2020 als ook over de (tweeslachtige) wijze waarop zij haar positie ten opzichte van haar ouders heeft beleefd. Het gerechtshof volgt de raadsman niet in diens stelling dat aangeefster bij de raadsheer-commissaris haar eerdere verklaringen heeft herroepen. Tegenover de raadsheer-commissaris bleek dat aangeefster minder in staat was om specifieke handelingen in de tijd te plaatsen. De door de verdediging aangehaalde ambivalentie van aangeefster ten aanzien van de relatie met de verdachte, haar vader, is voor het gerechtshof geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van aangeefster maar is voor het gerechtshof veeleer een bevestiging van de authenticiteit daarvan en passend bij de ingewikkelde dynamiek van verkrachting of ontucht in ouder-kind-relaties.
Ten aanzien van het seksueel binnendringen heeft aangeefster haar aangifte echter ondubbelzinnig en stellig bevestigd tegenover de raadsheer-commissaris. Aangeefster is bij haar eerder afgelegde verklaringen gebleven dat de verdachte seksuele handelingen bij en met haar heeft verricht.
Het gerechtshof heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen die aangeefster in haar aangifte, haar aanvullende aangifte en op onderdelen bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd. Het gerechtshof komt tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en consistent zijn en dat die verklaringen zijn gebaseerd op authentieke eigen herinneringen. De verklaringen kunnen als bewijsmiddel worden gebruikt.
Voorts stelt het gerechtshof vast dat de verklaring van aangeefster, dat de verdachte haar meermalen verkracht heeft, niet op zichzelf staat. Zo worden de verklaringen van aangeefster (op onderdelen) ondersteund door de verklaringen van haar vriendin [naam 5] , haar zus [naam 3] , haar moeder [naam 4] en haar oma [naam 2] , die niet enkel een weergave betreffen van hetgeen aangeefster verteld zou hebben maar ook eigen waarnemingen en heel specifieke details bevatten. Aldus concludeert het gerechtshof dat het dossier voldoende steunbewijs bevat.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard, dat de door aangeefster gestelde vraag of hij haar had ontmaagd, betrekking had op een andere gebeurtenis dan de context waarin aangeefster die vraag heeft benoemd. De verdachte verklaarde dat de ontmaagding van aangeefster ter sprake is gekomen bij een gebeurtenis waarbij van zijn kant geen seksuele bedoeling achter zijn handelen zat. Volgens de verdachte wilde aangeefster op een gegeven moment een billencorrectie/-vergroting en zou hij haar, omdat een medische ingreep te duur zou zijn, op aangeefsters verzoek hebben gemasseerd om dat op die manier te kunnen bewerkstelligen. Naar eigen zeggen zou hij, mede door het gebruik van olijfolie, zijn uitgeschoten tijdens het masseren waardoor hij met zijn vinger(s) haar maagdenvlies heeft geraakt. Daarna zou aangeefster aan de verdachte hebben gevraagd of hij haar had ontmaagd. Het gerechtshof acht dit alternatieve scenario op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Nog afgezien van de volstrekte onaannemelijkheid dat door de door verdachte beschreven handelingen het maagdenvlies geraakt zou worden, bevindt zich in het dossier voor dit scenario geen enkel aanknopingspunt.
De door verdachte en de verdediging gevoerde verweren, strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het gerechtshof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en acht de lezing van de feiten door de verdachte niet aannemelijk geworden. Het gerechtshof acht de primair onder A tenlastegelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij in de periode van 20 februari 2017 tot en met 31 december 2020 te [pleegplaats] , meermalen, door feitelijkheden en/of bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] , te weten zijn verdachtes dochter telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte in voornoemde periode telkens
- een of meer vinger(s) in de anus van die [benadeelde] geduwd en
- zijn (ontblote) penis in de anus van die [benadeelde] geduwd en
- zijn (ontblote) penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en
- zijn tong in de vagina van die [benadeelde] gebracht, en/of de vagina van die [benadeelde] gelikt en
- die [benadeelde] zogenoemd getongzoend en
- de borsten en billen en vagina van die [benadeelde] betast,
en bestaande die feitelijkheden en bedreiging met geweld of feitelijkheden hierin dat verdachte
A.
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een psychisch overwicht welke verdachte, mede gelet op
- verdachtes leeftijd en
- de in voornoemde periode grotendeels minderjarige leeftijd van die [benadeelde] en
- verdachtes geestelijke ontwikkeling en overwicht en
- verdachtes positie als vader van die [benadeelde] en
- de omstandigheid dat die [benadeelde] geld voor onder meer kleding en aandacht kreeg van verdachte en dat verdachte tegen haar zei dat hij niets meer van haar moeder kreeg en dat hij dat niet meer bij haar moeder mocht doen en dat hij het dus bij haar mocht doen en dat ze hem ook wat moest geven, althans woorden van gelijke aard of strekking en dat verdachte haar de woorden toevoegde: "Voor wat hoort wat." en "Jouw lichaam is van mij, is mijn eigendom, is allemaal van mij." en "Even volhouden, even volhouden." en "Als je nieuwe kleren wil dan moet je nog even volhouden, anders krijg je het niet." en "Alle vaders doen dit bij hun dochters." en "Geloof me maar, zij doen dat." en toen die [benadeelde] een vriendje had "als het nog een keer gebeurt, ga ik je vermoorden." en "Als je wilt dat het goedkomt, moet je deze dingen doen.", althans woorden van gelijke aard of strekking, en
- de mede door de hierboven genoemde omstandigheden voor die [benadeelde] ontstane afhankelijke en bedreigende situatie, telkens op die [benadeelde] had,
in welke psychische evenwichtssituatie die [benadeelde] zich telkens niet kon en durfde verzetten en onttrekken tegen/aan de seksuele gemeenschap en seks met hem, verdachte, en aldus voor die [benadeelde] telkens een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
verkrachting,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich gedurende een periode van bijna vier jaar schuldig heeft gemaakt aan het meermaals verkrachten van zijn dochter, die het grootste deel van de periode waarin de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden minderjarig was. De bewezenverklaarde handelingen hebben in het ouderlijk huis plaatsgevonden, een plek waar een kind zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen en in alle bescherming zou moeten kunnen opgroeien. De verdachte heeft dat van zijn dochter afgenomen;
  • de omstandigheid dat de verdachte een ernstige en zeer grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke, seksuele en geestelijke integriteit van zijn dochter. De verdachte heeft enkel zijn eigen lustgevoelens bevredigd en heeft geen enkel moment stilgestaan bij de geestelijke en lichamelijke gevolgen van zijn handelen voor zijn dochter;
  • de omstandigheid dat de verdachte van meet af heeft ontkend en geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de bewezenverklaarde handelingen. De verdachte heeft (ook nog ter terechtzitting in hoger beroep) een externaliserende houding aangenomen, waarbij hij de oorzaken van zijn gedrag buiten zichzelf plaatst;
  • de omstandigheid dat het binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunt (LOVS-oriëntatiepunten, dienende als handreiking voor de rechterlijke straftoemeting) ter zake van een verkrachting met overwicht een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden is. Daarbij kunnen in strafverzwarende zin de factoren de jonge leeftijd van het slachtoffer, het overwicht van de verdachte op het slachtoffer, het vertrouwen tussen vader en dochter en de bijzondere schadelijke gevolgen voor het slachtoffer een rol spelen. Het gerechtshof neemt deze genoemde omstandigheden in strafverzwarende zin mee in de strafoplegging. Er is sprake van een vader-dochter relatie met psychisch en lichamelijk overwicht plus een fors leeftijdsverschil. Het onderlinge vertrouwen is tevens beschaamd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 juli 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake soortgelijke strafbare feiten;
  • de inhoud van de reclasseringsrapporten van 10 november 2021, 23 november 2021, 13 januari 2022 en 27 januari 2023;
  • het Pro-Justitia rapport, psychologisch onderzoek van 16 februari 2022, opgemaakt door psycholoog drs. N. van der Weegen, waaruit blijkt dat de verdachte kampt met een persoonlijkheidsstoornis met vermijdende en narcistische trekken en aan een somatisch-symptoomstoornis. Ten tijde van het plegen van het delict was sprake van deze problematiek. Over de mate van toerekenbaarheid kan geen uitspraak worden gedaan omdat de verdachte het feit heeft ontkend. De verdachte is een persoon die zichzelf in een zo gunstig mogelijk daglicht probeert te plaatsen. Hij probeert tekortkomingen en kwetsbaarheden te bagatelliseren. Hij wijt problemen en zaken die misgaan in zijn leven aan factoren buiten hemzelf. Hij externaliseert, is autoriteitsgevoelig, heeft veel aandacht en bewondering nodig en wordt door anderen als prikkelbaar en manipulatief ervaren. Het gerechtshof neemt de conclusies van het psychologisch onderzoek over.
Alles afwegende en in onderlinge samenhang bezien, acht het gerechtshof -net als de rechtbank- een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. In de omstandigheid dat het gerechtshof een kortere pleegperiode bewezen acht dan de rechtbank deed, ligt niet een reden om tot een lagere strafoplegging te komen. Het gerechtshof heeft daarbij acht geslagen op de eis van de officier van justitie (te weten oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, bij welke eis werd uitgegaan van de gehele ten laste gelegde periode), de voornoemde aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheid dat verdachte de feiten pleegde als vader van het slachtoffer in de woning waarin zij nu juist veilig had moeten zijn, als ook de omstandigheid dat de feiten grotendeels werden gepleegd in een periode waarin het slachtoffer minderjarig was. Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, acht het gerechtshof de oplegging van een contactverbod in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht niet noodzakelijk. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard zijn leven na detentie te willen voortzetten in Hoensbroek en is niet gebleken van een concrete dreiging van het (zoeken van) contact met aangeefster.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ter terechtzitting heeft de verdediging de onmiddellijke invrijheidsstelling van de verdachte verzocht. Gelet op de straf die het gerechtshof aan de verdachte oplegt zal dit verzoek worden afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 35.370,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 12.885,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep, na aanpassing van de vordering, gevoegd voor een bedrag van € 35.111,25.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerechtshof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 12.625,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2020. Het gerechtshof acht de materiële schadepost eigen risico zorgverzekering toewijsbaar voor het bedrag van € 125,75. Ten aanzien van de overige gevorderde materiële schadeposten aanschaf beveiligingssysteem, jaarabonnement Verisure en kleding is het gerechtshof van oordeel dat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het gerechtshof maakt ten aanzien van de immateriële schade gebruik van zijn schattingsbevoegdheid. Het gerechtshof schat de immateriële schade op een bedrag van € 12.500. Hoewel het gerechtshof een kortere periode heeft bewezenverklaard, weegt de immateriële schade voor de benadeelde partij zwaar. Voor het meer gevorderde is het gerechtshof van oordeel dat nu dit door de verdediging gemotiveerd betwist is, behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom voor het overige thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 12.625,75 (twaalfduizend zeshonderdvijfentwintig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 125,75 (honderdvijfentwintig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 12.625,75 (twaalfduizend zeshonderdvijfentwintig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 125,75 (honderdvijfentwintig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 98 (achtennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 december 2020.
Wijst af het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 25 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.