Uitspraak
[appellant]
[geïntimeerde]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven en schriftelijke conclusie van eis, tevens houdend een vordering in het incident om de uitvoerbaarheid van het bestreden vonnis voor de duur van het hoger beroep te schorsen
- de memorie van antwoord
2.Waar gaat het in deze zaak om?
In dit kort geding ligt de vraag voor of [appellant] moet meewerken aan verkoop van de gezamenlijke woning. De voorzieningenrechter heeft hem daartoe op vordering van [geïntimeerde] veroordeeld. Ook het hof is van oordeel dat [appellant] aan verkoop moet meewerken. Dat oordeel zal hierna worden toegelicht, nadat het hof eerst de relevante feiten en de procedure bij de voorzieningenrechter heeft geschetst.
3.De feiten en de procedure bij de voorzieningenrechter
4.Het oordeel van het hof
Dat [appellant] tot 1 juli 2023 de tijd kreeg om zelf de woning - die hij al sinds het uiteengaan van partijen in 2021 alleen bewoont - over te nemen, was het resultaat van de tijdens de zitting van de voorzieningenrechter gemaakte afspraak, die is vastgelegd in rechtsoverweging 4.6 van het vonnis. Tegen die rechtsoverweging heeft [appellant] geen grief gericht.
Grief IIIhoudt in dat de voorzieningenrechter het vonnis ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.
[appellant] heeft aangevoerd dat de woning in juni 2021 is getaxeerd en dat partijen toen mondeling hebben afgesproken dat [appellant] de woning zou overnemen en in verband met de overwaarde een bedrag van € 30.000,- aan [geïntimeerde] zou voldoen.
Volgens [appellant] had de (subsidiaire) vordering van [geïntimeerde] daarom moeten worden afgewezen. Subsidiair stelt [appellant] zich op het standpunt dat gezien het feit dat partijen overeenstemming hebben weten te bereiken over een datum dat hij [geïntimeerde] dient te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire lening, zijnde 1 juli 2023, de rechtbank enkel de bereikte overeenstemming had kunnen vastleggen, doch zonder hem te veroordelen tot dwangsommen om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning.
1 juli 2023 heeft plaatsgevonden. Daaruit leidt het hof af dat de bank [appellant] niet in staat heeft willen stellen om de woning over te nemen, met ontslag van [geïntimeerde] uit de hoofdelijkheid. Verdeling van de woning door overname door [appellant] is daarmee niet meer aan de orde. [appellant] miskent door de formulering van zijn subsidiaire vordering (in zijn mvg onder 11) overigens dat niet hij, maar de bank [geïntimeerde] uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid moet ontslaan. [appellant] ’ subsidiaire vordering komt om die reden hoe dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
5.De beslissing
22 augustus 2023.