ECLI:NL:GHARL:2023:7013

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
200.324.652
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regeling inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van een minderjarige, die in het kader van een hoger beroep is behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.V. Paniagua, en de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Vledder, zijn in geschil over de zorgregeling voor hun kind, geboren in 2014. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een beschikking gegeven, waartegen de moeder in hoger beroep is gegaan. De moeder is van mening dat de zorgregeling, die onder andere bepaalt dat de vader de minderjarige naar activiteiten moet brengen, haar contact met het kind onterecht beperkt. De vader daarentegen stelt dat het in het belang van de minderjarige is dat zij kan deelnemen aan activiteiten van haar sport- of hobbyvereniging.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juli 2023 is gebleken dat de communicatie tussen de ouders problematisch is en dat de spanningen tussen hen de ontwikkeling van de minderjarige negatief beïnvloeden. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige regeling niet in het belang van de minderjarige is en heeft de bestreden beschikking vernietigd. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder ook de mogelijkheid moet krijgen om de minderjarige naar activiteiten te brengen, mits dit in haar eigen omgeving gebeurt om verdere spanningen te voorkomen. De beslissing van het hof houdt in dat de verzoeken van de GI en de vader tot wijziging van de zorgregeling worden afgewezen, en dat de dwangsom die aan de moeder was opgelegd, niet wordt gehandhaafd.

De uitspraak is gedaan op 22 augustus 2023, waarbij het hof de beschikking van de rechtbank vernietigt en de verzoeken van de GI en de vader afwijst. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.324.652
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 547125)
beschikking van 22 augustus 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.V. Paniagua te Rotterdam,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. Vledder te Amsterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
De Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 maart 2023;
- een journaalbericht van mr. I. Vledder van 17 april 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. R.V. Paniagua van 6 juli 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. I. Vledder van 7 juli 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. R.V. Paniagua van 10 juli 2023 met een productie;
- een journaalbericht van mr. I Vledder van 10 juli 2023 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 juli 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, vergezeld van een tolk in de Spaanse taal, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2014 te [woonplaats1] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [de minderjarige] woont bij de vader.
3.2
Bij beschikking van 29 november 2018 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 19 december 2022.
3.3
De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 2 december 2020 de volgende
zorgregeling vastgesteld:
[de minderjarige] is in de ene week bij de moeder van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur
en in de andere week van woensdag uit school tot 19.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] naar de moeder brengt en haar daar ook weer ophaalt.
Voor de vakanties en feestdagen is het volgende bepaald:
- de vakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld, waarbij
[de minderjarige] in ieder geval bij de moeder is:
  • in de zomervakantie in de oneven jaren de eerste helft van de vakantie en
  • in de even jaren de tweede helft van de vakantie;
  • op Eerste Kerstdag in de oneven jaren en op Tweede Kerstdag in de even jaren;
  • op de verjaardag van [de minderjarige] in de oneven jaren;
- [de minderjarige] mag de verjaardagen van de moeder, de vader en [naam1] bijwonen als deze binnen de reguliere zorgregeling van de andere ouder vallen;
- Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag verblijft [de minderjarige] bij de ouder bij wie zij op dat moment volgens de reguliere zorgregeling verblijft;
- in alle gevallen brengt de vader [de minderjarige] naar de moeder en haalt hij [de minderjarige] ook weer bij de moeder op.
Daarnaast heeft de rechtbank Amsterdam bepaald dat de vader bij niet nakoming van de
zorgregeling tussen [de minderjarige] en de moeder een dwangsom verbeurt van € 300,- voor iedere
dag of ieder dagdeel dat de vader in gebreke blijft om aan de zorgregeling te voldoen, met
een maximum van € 50.000,-.

4.De omvang van het geschil

4.1
Partijen verschillen van mening over de zorgregeling voor [de minderjarige] . Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, (met wijziging van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2020) de volgende zorgregeling vastgesteld:
- [de minderjarige] is in de ene week bij de moeder van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur en in de andere week van woensdag na school tot 19.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] naar de moeder brengt en haar daar ook weer ophaalt;
- [de minderjarige] wordt zes keer per jaar in staat gesteld om, als zij volgens de reguliere zorgregeling bij de moeder is, deel te kunnen nemen aan activiteiten van een club of vereniging, waarbij de vader haar ophaalt en terugbrengt;
- de vakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld, waarbij [de minderjarige] in ieder geval bij de moeder is:
  • in de zomervakantie in de oneven jaren de eerste helft van de vakantie en
  • in de even jaren de tweede helft van de vakantie;
  • tijdens de overige vakanties in de oneven jaren de eerste helft van de vakantie en
  • in de even jaren de tweede helft;
  • op Eerste Kerstdag in de oneven jaren en op Tweede Kerstdag in de even jaren;
  • op de verjaardag van [de minderjarige] in de oneven jaren;
- [de minderjarige] mag de verjaardagen van de moeder, de vader en [naam1] bijwonen als deze binnen de reguliere zorgregeling van de andere ouder vallen;
- op Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag verblijft [de minderjarige] bij de ouder bij wie zij op dat moment volgens de reguliere zorgregeling verblijft;
- in al deze gevallen brengt de vader [de minderjarige] naar de moeder en haalt hij [de minderjarige] ook weer bij de moeder op;
- de vader maakt in de even jaren een schema en de moeder in de oneven jaren, binnen vier weken na de zomervakantie, waarin de verdeling van de vakanties en feestdagen wordt uitgewerkt, waarna de andere ouder twee weken de gelegenheid krijgt om hierop te reageren, waarna de verdeling vast staat;
- de vader verbeurt bij niet-nakoming van de hiervoor vermelde zorgregeling tussen [de minderjarige] en de moeder een dwangsom van € 300,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vader in gebreke blijft aan de zorgregeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,-;
- de moeder verbeurt een dwangsom van € 300,- per keer dat zij in gebreke blijft om in persoon de deur open te doen als [de minderjarige] (met de vader) volgens deze zorgregeling voor de deur staat, met een maximum van € 50.000,-.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder maakt bezwaar tegen de bepaling dat [de minderjarige] zes keer per jaar in staat wordt gesteld om, wanneer zij volgens de reguliere zorgregeling bij de moeder is, deel te kunnen nemen aan activiteiten van een club of vereniging, waarbij de vader haar haalt en terugbrengt en de veroordeling van de moeder tot betaling van een dwangsom van € 300,- per keer dat zij in gebreke blijft om in persoon de deur open te doen als [de minderjarige] (met de vader) volgens de zorgregeling voor de deur staat, met een maximum van € 50.000,-. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking op deze punten te vernietigen.
4.3
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof zonder zijn advocaat verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op grond van artikel 1:265g, derde lid, BW geldt de door de kinderrechter vastgestelde regeling als een regeling bedoeld in artikel 1:253a, tweede lid, onder a, dan wel artikel 1:377a tweede lid, zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd.
5.2
De moeder is het niet eens met de bepaling dat [de minderjarige] zes keer per jaar in staat wordt gesteld om, als zij volgens de reguliere zorgregeling bij de moeder is, deel te kunnen nemen aan activiteiten van een club of vereniging, waarbij de vader haar ophaalt en terugbrengt. De moeder stelt dat het contact tussen de moeder en [de minderjarige] door de bepaling ten onrechte wordt beperkt. Het zou voor [de minderjarige] juist fijn zijn als de moeder haar ook naar activiteiten kan brengen. Daarnaast is de moeder het niet eens met de bepaling dat zij bij overdrachtsmomenten in persoon de deur moet openen voor [de minderjarige] en de dwangsom die de kinderrechter hieraan verbonden heeft. De moeder werkt en woont in [woonplaats1] . Bovendien is zij afhankelijk van het openbaar vervoer. Hierdoor is zij soms net niet op tijd thuis om in persoon de deur voor [de minderjarige] te openen. Door de opgelegde dwangsom kan de moeder niet meer werken op de woensdag en de vrijdag.
5.3
De vader voert aan dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij naar evenementen van haar sport- of hobbyvereniging kan. De moeder kan [de minderjarige] hier niet naartoe brengen, omdat zij niet in de woonomgeving van de vader mag komen. De vader vreest namelijk dat de moeder daar (opnieuw) beschuldigingen zal uiten van seksueel misbruik door de vader van [de minderjarige] . De vader vindt het belangrijk dat de moeder zelf de deur opendoet bij een overdrachtsmoment. De moeder kan volgens de vader gemakkelijk ander werk vinden, waarmee zij dit kan combineren.
deelname aan activiteiten
5.4
Vast is komen te staan dat de communicatie en de samenwerking tussen de ouders nog steeds problematisch verloopt. Hierin is, ondanks de inzet van diverse hulpverleningstrajecten en een ondertoezichtstelling, onvoldoende verbetering gekomen. Het is voor [de minderjarige] belangrijk dat zij zo min mogelijk meekrijgt van de strijd tussen de ouders. Nu de ouders extra moeten communiceren over de zes momenten waarop [de minderjarige] in het weekend van de moeder mee kan doen aan hobby- of verenigingsactiviteiten, is de strijd tussen de ouders alleen maar verder opgelaaid. Ouders worden het niet eens over breng- en haalmomenten en de politie is inmiddels zelfs ingezet. [de minderjarige] heeft hier last van. Zij is om die reden van dansles afgegaan en heeft al aangekondigd in het weekend geen (turn)wedstrijden meer te willen doen. Zij wordt momenteel direct geconfronteerd met de daardoor opgelopen spanning tussen partijen, hetgeen het hof schadelijk voor haar ontwikkeling acht.
5.5
Het is belangrijk dat [de minderjarige] zich vrij voelt om in het weekend aan activiteiten mee te doen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verteld dat zij [de minderjarige] graag wil brengen en halen naar activiteiten tijdens haar weekend met [de minderjarige] . Het hof is van oordeel dat [de minderjarige] ook bij de moeder aan activiteiten kan deelnemen. Het hof vindt het belangrijk voor [de minderjarige] dat de spanning tussen de ouders wordt gereduceerd zodat [de minderjarige] hier zo min mogelijk last van heeft. Om daarvoor te zorgen is het belangrijk dat de moeder niet in de leefomgeving van de vader komt en activiteiten voor [de minderjarige] uitkiest in haar eigen omgeving, zodat de moeder dan zelf kan brengen en halen. Het is op dit moment niet reëel dat [de minderjarige] op tijdstippen waarbij zij volgens de regeling bij de moeder is, kan meedoen aan activiteiten in de omgeving van de vader zonder dat dit tot extra spanning leidt voor de vader en vervolgens voor [de minderjarige] . Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt daarom vernietigen. Net als veel andere kinderen van gescheiden ouders zal [de minderjarige] bij de vader dan aan andere (sport)activiteiten (kunnen) meedoen dan bij de moeder.
overdracht en dwangsom
5.6
Ook de wijziging in de zorgregeling met betrekking tot de overdracht van [de minderjarige] levert alleen maar meer strijd op. De moeder woont en werkt in [woonplaats1] en is afhankelijk van het openbaar vervoer. Dit maakt dat zij soms, door bijvoorbeeld verkeersdrukte, niet op tijd thuis kan zijn. Het is gebleken dat het de ouders niet lukt om hierover constructief met elkaar te communiceren, waardoor de spanningen direct oplopen en omgangsmomenten tussen de moeder en [de minderjarige] worden afgezegd. Het hof stelt voorop dat het voor [de minderjarige] fijn is als de moeder zelf thuis is tijdens de overdracht. Van de moeder mag ook worden verwacht dat zij ervoor zorgt dat zij thuis is als [de minderjarige] bij haar komt. Als dit onvoorzien en buiten de invloedsfeer van de moeder niet lukt, is het in het belang van [de minderjarige] dat de omgang toch door kan gaan doordat [naam1] of een andere voor [de minderjarige] vertrouwde persoon, de deur voor haar opendoet. Om verdere strijd over dit punt te voorkomen, zal het hof de bestreden beschikking ook op dit punt vernietigen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof vindt de door de GI aan de kinderrechter verzochte wijziging van de zorgregeling van 2 december 2020 niet noodzakelijk in het belang van [de minderjarige] . Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
15 december 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en opnieuw beschikkende:
wijst de verzoeken van de GI en de vader tot vaststelling van een regeling inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, waarbij [de minderjarige] in staat moet worden gesteld om deel te nemen aan activiteiten in de weekenden dat zij bij de moeder verblijft alsnog af;
wijst het verzoek van de vader om aan de nakoming van de zorgregeling door de moeder een dwangsom te verbinden, alsnog af;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K.A.M. van Os- ten Have en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier en is op
22 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.