ECLI:NL:GHARL:2023:6977

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
P23/165
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) met twee jaren na vernietiging van de beslissing van de rechtbank tot verlenging van de tbs met één jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de terbeschikkinggestelde, geboren op 1 juli 1985. De rechtbank Amsterdam had eerder op 2 mei 2023 de tbs met één jaar verlengd, maar deze beslissing is door het hof vernietigd. Het hof oordeelt dat de tbs met twee jaren moet worden verlengd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit vereisen. De terbeschikkinggestelde is teruggeplaatst in het FPC en er zijn zorgen over zijn recidivegevaar, ondanks positieve ontwikkelingen in zijn resocialisatieproces. Het hof heeft de argumenten van zowel de terbeschikkinggestelde als het openbaar ministerie in overweging genomen. De terbeschikkinggestelde heeft verzocht om voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, maar het hof oordeelt dat dit op dit moment nog te vroeg is. De kliniek heeft gesuggereerd dat er onvoldoende beschermende factoren zijn voor een voorwaardelijke beëindiging. Het hof heeft ook de proportionaliteit van de verlenging van de tbs in overweging genomen en komt tot de conclusie dat de verlenging met twee jaren gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de indexdelicten en het recidivegevaar. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2023.

Uitspraak

TBS P23/165
Beslissing van 3 augustus 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [plaats] ( [land] ) op 1 juli 1985,
verblijvende in [kliniek] (verder te noemen: de kliniek),
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, met afwijzing van zowel het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege als het verzoek om een onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van zo een voorwaardelijke beëindiging.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
– het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
– de beslissing waarvan beroep;
– de akte van 16 mei 2023 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
– de appelschriftuur van de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde van 26 mei 2023;
– de aanvullende informatie van de kliniek van 5 juli 2023, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over het eerste kwartaal van 2023;
– de namens de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde verzonden e-mail van 19 juli 2023, met bijlagen.
Het hof heeft ter zitting van 20 juli 2023 gehoord de advocaat-generaal, mr. H.J. Lambers, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Marjanović, advocaat te Den Haag.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling verlengd met slechts een jaar. Ondanks de recentelijk gewijzigde omstandigheden zijn er nog steeds voldoende redenen om de duur van de verlenging van de terbeschikkingstelling te beperken tot een jaar. Doordat de terbeschikkinggestelde is teruggeplaatst in het FPC, is de verdere invulling van het traject onzeker. De kliniek noemt de optie van aankoersen op plaatsing in een voorziening voor longcare of langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ). Dat is een zeer zware optie, gegeven de leeftijd van de terbeschikkinggestelde en het feit dat hij sinds het indexdelict nooit is teruggevallen in het gebruik van geweld. Het is wenselijk dat deze casus wordt besproken in een zorgconferentie. In afwachting van de uitkomst van deze verlengingsprocedure is daartoe nog geen initiatief genomen, maar als de verpleging van overheidswege wordt voortgezet, zal dat de eerste stap zijn.
Het hof wordt verzocht te beslissen tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en daarbij minimale althans zeer beperkte voorwaarden te stellen. Subsidiair wordt het hof verzocht de beslissing aan te houden en opdracht te geven tot een onderzoek naar de mogelijkheden voor voorwaardelijke beëindiging. Meer subsidiair wordt het hof verzocht de beslissing aan te houden en de coördinerend regiebehandelaar van de kliniek te laten oproepen voor de nadere zitting om te worden gehoord als deskundige. Er is voldoende aanleiding om de regiebehandelaar te horen over de terugplaatsing van de terbeschikkinggestelde in het FPC, over de koers die de kliniek voor ogen heeft en over de wijze waarop de kliniek aankijkt tegen de optie van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Uit de aanvullende informatie blijkt niet dat de kliniek laatstgenoemde optie daadwerkelijk heeft onderzocht.
Een van de omstandigheden die pleiten voor de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is dat het recidivegevaar onvoldoende onderbouwd is. Volgens de kliniek is er bij beëindiging van de terbeschikkingstelling een hoog risico op gewelddadige recidive, maar de
pro justitia-rapporteurs Schouten en Geurkink kwamen in 2021 tot een andere risicotaxatie, vooral met betrekking tot gewelddadig gedrag. Gelet op de risicotaxaties van die rapporteurs en de wijze waarop de terbeschikkingstelling is verlopen, kan niet worden vastgesteld dat er nog een recidiverisico is dat verlenging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt. Dan ligt het voor de hand dat wordt beslist tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en dat daarbij minimale voorwaarden worden gesteld. Ook als het hof meent dat wel sprake is van een recidivegevaar dat voldoende hoog is voor verlenging van de maatregel, zijn er voldoende redenen om aan te nemen dat dit gevaar de afgelopen jaren zodanig is afgenomen dat voortzetting van de verpleging van overheidswege niet langer noodzakelijk is. De terbeschikkinggestelde heeft de afgelopen jaren een positieve ontwikkeling doorgemaakt, waardoor de huidige situatie heel anders is dan ten tijde van het indexdelict. Tijdens het verblijf in [afdeling van de kliniek 1] heeft hij vijf dagen per week hard gewerkt, onder meer in de asbestbestrijding, wat geen prettig werk is. Gegeven zijn inzet op de werkvloer, is het moeilijk voorstelbaar dat de terbeschikkinggestelde opnieuw diefstallen zal plegen.
Wel is het aannemelijk dat hij blijft belanden in discussies met de kliniek over wat wel en niet mag en dat hij de grenzen opzoekt van wat hem wordt toegestaan. De ontwikkelingen van de afgelopen maanden zijn heel zorgelijk. De klinische behandeling is afgerond. Het probleem lijkt te zijn dat wanneer de terbeschikkinggestelde buiten de kliniek komt, er terugkerend discussies ontstaan over de voorwaarden. Zo is een verdenking ontstaan van drugsbezit, naar aanleiding waarvan de terbeschikkinggestelde is teruggeplaatst in het FPC. Toen die verdenking onjuist bleek, is de terbeschikkinggestelde weer in [afdeling van de kliniek 1] geplaatst, maar de kliniek is vervolgens een lik-op-stukbeleid gaan voeren. Dit heeft geleid tot escalaties naar aanleiding van incidenten die qua ernst wel meevallen, in ieder geval geen strafbaar feit opleveren. Het lijkt erop dat niet alleen de terbeschikkinggestelde maar ook de kliniek een aandeel heeft in die escalaties, door onduidelijk te communiceren of te stevig te reageren. Inmiddels is de resocialisatiepoging beëindigd en koerst de kliniek aan op plaatsing in een voorziening voor longcare of langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ). Het zou buitenproportioneel zijn om alles wat de terbeschikkinggestelde afgelopen jaren bereikt heeft weg te gooien en daar een perspectiefloos bestaan voor in de plaats te stellen. Aangezien de kliniek niet meer open lijkt te staan voor een stapsgewijze resocialisatie, lijkt de optie van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege de enige weg voorwaarts voor de terbeschikkinggestelde.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De aanvullende informatie van de kliniek houdt in dat er in de visie van de kliniek twee opties zijn om de terbeschikkingstelling voort te zetten, namelijk (als eerste) aankoersen op plaatsing in een voorziening voor longcare of langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ) en (als tweede) de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Wat het openbaar ministerie betreft is de voorwaardelijke beëindiging op dit moment niet aan de orde. Uit de informatie van de kliniek blijkt dat de terbeschikkinggestelde zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt, waardoor men onvoldoende zicht op hem heeft. Daarnaast is het recidiverisico nog onvoldoende teruggebracht. Verlenging van de verpleging van overheidswege is in de visie van het openbaar ministerie dus de enige reële optie. Gelet op de recente ontwikkelingen dient de terbeschikkingstelling te worden verlengd met twee jaren. Door de kliniek is het punt opgeworpen van de proportionaliteit van die optie, maar gegeven de ernst van het indexdelict, de persoon van de terbeschikkinggestelde en het feit dat de terbeschikkinggestelde eerder al is veroordeeld voor een poging tot doodslag, verzet het proportionaliteitsbeginsel zich niet tegen de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren.
Het oordeel van het hof
Vernietiging van de beslissing van de rechtbank
Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank, omdat het hof tot een ander oordeel komt over de duur van de verlenging van de terbeschikkingstelling.
Indexdelict
De terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 december 2011. De maatregel is opgelegd voor de voortgezette handeling van (kort gezegd) diefstal met bedreiging met geweld en afpersing. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling is daardoor niet in duur beperkt.
Stoornis en recidivegevaar
De aanvullende informatie van de kliniek van 5 juli 2023 houdt onder meer in dat de terbeschikkinggestelde een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft met narcistische trekken en dat bij hem sprake is van psychopathie.
Diezelfde informatie houdt in dat de kliniek het risico op gewelddadige recidive in een situatie uit zorg inschat als hoog.
Psychiater drs. E.A.M. Schouten heeft in het
pro justitia-rapport van 18 februari 2021 gerapporteerd dat bij beëindiging van de terbeschikkingstelling de kans op recidive van een vermogensdelict met geweld wordt ingeschat als laag en dat de kans op recidive van een vermogensdelict zonder geweld wordt ingeschat als matig. Wanneer de terbeschikkinggestelde niet in staat is om werk te behouden, wordt het risico op een terugval in vermogensdelicten (zonder geweld) op de langere termijn ingeschat als hoog. Bij toenemende stress neemt ook de kans op gewelddadig gedrag toe.
Forensisch psycholoog drs. P.E. Geurkink heeft in het
pro justitia-rapport van 1 april 2021 over het recidiverisico gerapporteerd dat er zonder begeleiding en toezicht uiteindelijk een grote kans is op blootstelling aan destabiliserende factoren, met name teleurstellingen, waardoor de terbeschikkinggestelde ontregeld kan raken. Vanuit zijn beperkingen is er dan een hoog niveau van stress. De kans op recidive als de terbeschikkinggestelde uit zorg raakt is door de rapporteur ingeschat als hoog, maar vooral voor een antisociaal delict. Er zijn zeker geen aanwijzingen voor een agressieve escalatie.
In de aanvullende informatie van de kliniek van 5 juli 2023 wordt nog het volgende opgemerkt: “Gekeken naar het proportionaliteitsbeginsel, is de kliniek voornemens het Gerechtshof twee opties omtrent het traject voor te leggen: bij verlenging van de tbs zal de kliniek opteren voor een plaatsing in een longstay/longcare. Indien het Gerechtshof dit niet proportioneel acht, bestaat de mogelijkheid dat voorwaardelijke beëindiging wordt uitgesproken. Indien voorwaardelijke beëindiging wordt uitgesproken, zijn daar volgens de kliniek risico's mee gemoeid. Er zijn nog altijd onvoldoende beschermende factoren. Afhankelijk van het verloop van het verdere traject en de mate waarin de heer [terbeschikkinggestelde] zich committeert aan de behandeling en het verloftraject, wordt zijn traject nader concreet vormgegeven.”
Verlenging van de terbeschikkingstelling
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de risicotaxatie van psychiater Schouten en psycholoog Geurkink afwijkt van de risicotaxatie van de kliniek. Naar het oordeel van het hof laat dit echter onverlet dat er voldoende redenen zijn om vast te stellen dat bij beëindiging van de terbeschikkingstelling sprake zou zijn van een zodanig recidiverisico dat dit rechtvaardigt dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
Duur van de verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. In aanvulling hierop overweegt het hof het volgende.
Tot begin mei 2023 was de terbeschikkinggestelde bezig met een resocialisatietraject dat erop gericht was om in het kader van proefverlof uit te stromen naar de woning van zijn moeder. In dat traject verbleef de terbeschikkinggestelde in het kader van transmuraal verlof in [afdeling van de kliniek 1] en is hij op 15 februari 2023 doorgestroomd naar [afdeling van de kliniek 2] . Begin mei 2023 heeft de kliniek het resocialisatietraject voortijdig beëindigd en de verdachte teruggeplaatst in het FPC. De aanleiding hiervoor was onder meer een aantal incidenten met betrekking tot verlofbewegingen en aanwijzingen voor handel in verdovende middelen en andere goederen.
Volgens de kliniek is binnen het traject van de terbeschikkinggestelde meermaals gebleken dat bij uitbreiding van vrijheden de neiging ontstaat om afspraken te schenden en terug te vallen in risicovol gedrag. Stapsgewijs resocialiseren, waarbij de verantwoordelijkheid van de terbeschikkinggestelde langzaam groter wordt en het toezicht afneemt, is volgens de kliniek niet mogelijk. Met de optie van de voorwaardelijke beëindiging zijn volgens de kliniek risico’s gemoeid, omdat er nog altijd onvoldoende beschermende factoren zijn. De kliniek is ook in de aanvullende informatie van 5 juli 2023 gebleven bij het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren.
De raadsvrouw heeft op de zitting van het hof laten weten te zullen inzetten op een zorgconferentie indien de beslissing van het hof meebrengt dat de verpleging van overheidswege wordt voortgezet.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het voor de hand ligt dat een zorgconferentie zal plaatsvinden om te bespreken op welke wijze de terbeschikkingstelling dient te worden voortgezet. Tijdens die zorgconferentie kan onder meer de koers die is gewezen in het advies van de kliniek van 24 januari 2023 aan de orde komen om opnieuw een resocialisatiepoging te doen via proefverlof.
Bij de huidige stand van zaken acht het hof het niet aannemelijk dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aan de orde zal zijn binnen de termijn die resteert bij verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar.
Proportionaliteit
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 11 april 2013 en loopt inmiddels meer dan tien jaren. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij geldt dat naarmate de maatregel langer duurt, het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsvrouw is het hof echter van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is. Immers moet niet alleen het tijdsverloop – bezien in relatie tot de ernst van de indexdelicten – in aanmerking worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar.
Afwijzing van de verzoeken van de raadsvrouw
Het hof beslist tot afwijzing van het verzoek om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. Naar het oordeel van het hof is het daarvoor op dit moment nog te vroeg.
Het hof beslist ook tot afwijzing van de verzoeken die strekken tot het verrichten van een onderzoek naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en het horen van de coördinerend regiebehandelaar van de kliniek. Op basis van de aanwezige informatie acht het hof zich voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de terbeschikkinggestelde ingestelde beroep. Het hof acht niet gebleken dat de verzochte onderzoekshandelingen noodzakelijk zijn met het oog op de volledigheid van het onderzoek.

BESLISSING

Het hof:
Wijst af het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Wijst af het verzoek om een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Wijst af het verzoek om de coördinerend regiebehandelaar van de kliniek te horen als deskundige.
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde, [terbeschikkinggestelde] .
Verlengtde terbeschikkingstelling met een termijn van
twee jaren.
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
drs. C.J.J.C.M. van Gestel en drs. R.J.A. van Helvoirt, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 3 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter, mr. Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.