ECLI:NL:GHARL:2023:6903

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
200.314.654/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over loonvordering architect na verkennende gesprekken met huiseigenaren

In deze zaak heeft [de architect] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarin zijn loonvordering werd afgewezen op grond van verjaring. De architect had werkzaamheden verricht voor [de huiseigenaren] van omstreeks 2004 tot begin 2006 en vorderde betaling van € 6.003,20 met wettelijke rente vanaf 1 december 2021. De kantonrechter oordeelde dat er geen formele opdrachtbevestiging was en dat de vordering was verjaard, omdat de werkzaamheden in fases waren verricht en de architect pas in 2012 aanspraak maakte op betaling. Het hof heeft behoefte aan nadere informatie van partijen en heeft een comparitie van partijen gelast om te onderzoeken of er een minnelijke regeling mogelijk is. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata voor deze comparitie. De beslissing van het hof is op 12 september 2023 genomen, waarbij de verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.314.654
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9602475
arrest van 15 augustus 2023
in de zaak van
[appellant], die handelt onder de naam [naam1]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser
hierna:
[de architect]
advocaat: mr. J.G. Besling
tegen

1.[geïntimeerde1] en

2. [geïntimeerde2]
die wonen in [woonplaats1]
en bij de kantonrechter optraden als gedaagden
hierna:
[de huiseigenaren]
advocaat: mr. N.M. Bakker

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[de architect] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 10 mei 2022 dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, heeft gewezen.
1.2
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep, hersteld bij oproeping
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord.

2.De kern van de zaak

2.1
In deze zaak draait het om de vraag of [de architect] recht had op loon voor werkzaamheden die hij als architect voor [de huiseigenaren] heeft verricht van omstreeks 2004 tot begin 2006 en of hij nu nog aanspraak kan maken op betaling.
2.2
[de architect] wil dat [de huiseigenaren] alsnog veroordeeld worden tot betaling van € 6.003,20 met wettelijke rente vanaf 1 december 2021 voor hun opdracht tot ontwerp en voorbereiding van een uitbouw aan hun woning.
2.3
De kantonrechter heeft [de architect] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering omdat deze verjaard is en [de architect] veroordeeld in de proceskosten van [de huiseigenaren]
2.4
De bedoeling van het hoger beroep is dat de eis van [de architect] alsnog wordt toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

3.1
Het hof heeft behoefte aan nadere informatie van partijen. Dat zal het hof toelichten nadat eerst de feiten zijn vastgesteld en het oordeel van de kantonrechter is samengevat.
de feiten
3.2
[de architect] was in de jaren '90 architect van de huidige woning van [de huiseigenaren] en betrokken bij de bouw ervan. Omdat [de huiseigenaren] een aanbouw wilden, hebben zij in november 2000 een gesprek met [de architect] gehad waarna [de architect] een schetsvoorstel naar [de huiseigenaren] stuurde.
3.3
In de periode van september 2003 tot en met mei 2005 hebben partijen nog enkele
gesprekken gehad en heeft [de architect] diverse schetsen en tekeningen naar [de huiseigenaren] gestuurd.
Daarnaast heeft [de architect] contact opgenomen met de gemeente Groningen voor een
‘voorbehandeling’ van de bouwaanvraag. De gemeente liet op 12 augustus 2004 weten dat zij voorlopig akkoord ging met de vooraanvraag.
3.4
In mei 2005 hebben partijen nader overleg gevoerd, waarna [de architect] op 20 mei 2005 een aangepaste tekening toestuurde met het voorstel alvast een aanvraag voor de bouwvergunning bij de gemeente in te dienen, omdat eventuele wijzigingen zoals indeling van de badkamer en type deuren geen invloed hebben op de procedure. Op 24 mei 2005 stuurde [de architect] nog een kostenraming.
3.5
Hierna hebben [de huiseigenaren] een uitvoerige brief naar [de architect] gestuurd die zij begonnen te schrijven op 25 mei 2005 en hebben vervolgd met een op 31 mei 2005 en 1 juni 2005 geschreven stuk. Daarin hebben zij aangegeven dat de laatste tekening van [de architect] niet aansloot bij hun wensen op het gebied van onder andere de indeling en het voorgestelde bouwmateriaal. In die brief hebben [de huiseigenaren] [de architect] gevraagd of het mogelijk is dat [de architect] met een computertekenprogramma inzichtelijk maakt hoe zijn ideeën eruit komen te zien. Ook maakten zij melding van hun zorgen over de geraamde kosten, mede in verband met het feit dat mevrouw [geïntimeerde2] haar vaste baan had verloren.
Met zijn brief van 10 juni 2005 heeft [de architect] op punten van [de huiseigenaren] gereageerd, gewijzigde bouwtekeningen toegestuurd en [de huiseigenaren] uitgenodigd voor een bespreking.
3.6
Partijen hebben elkaar vervolgens op 14 juni 2005 gesproken. Afgesproken is dat verder contact over de uitbouw tot nader order wordt uitgesteld in verband met onder meer gezondheidsklachten van [geïntimeerde1] .
3.7
Op 17 juni 2010 hebben partijen op initiatief van [de huiseigenaren] opnieuw een gesprek gevoerd. Enkele dagen later stuurde [de architect] een raming van de totale bouwkosten naar [de huiseigenaren]
3.8
Nadat [de architect] in september of oktober 2012 ontdekte dat [de huiseigenaren] een aanbouw door een derde hadden laten realiseren, heeft hij op 5 oktober 2012 een brief aan [de huiseigenaren] gestuurd waarin hij aanspraak maakt op betaling van twee nota’s en rente. [de huiseigenaren] hebben die nota’s niet betaald.
3.9
Op 6 april 2016 heeft mr. Besling namens [de architect] een concept-dagvaarding naar de toenmalige gemachtigde van [de huiseigenaren] , gestuurd waarin aanspraak wordt gemaakt op betaling van de nota’s met rente. Verzocht werd om een reactie om de procedure te voorkomen. Op 8 maart 2021 stuurde mr. Besling een brief met vergelijkbare inhoud en dezelfde concept-dagvaarding naar de gemachtigde van [de huiseigenaren]
Uiteindelijk is de dagvaarding op 3 december 2021 aan [de huiseigenaren] betekend.
de motivering van het oordeel van de kantonrechter
3.1
De kantonrechter constateerde dat er geen formele opdrachtbevestiging was en overwoog dat een vrijblijvend eerste contact tussen een architect en een potentiële opdrachtgever gebruikelijk is. Maar in ieder geval in juni 2005 mochten [de huiseigenaren] geen vrijblijvendheid meer verwachten omdat [de architect] toen al te veel werk in overleg met hen had verricht. Dat konden zij ook afleiden uit de brief van [de architect] van 10 juni 2005, waarin hij de gevraagde animatie afwijst omdat hij qua uren al lang over het honorarium heen is en aangeeft dat de bouwaanvraagtekeningen vrijwel gereed zijn. Er was sprake van opdracht waarvoor zij (op grond van artikel 7:405 lid 1 BW) loon verschuldigd zijn, aldus de kantonrechter.
3.11
De kantonrechter overwoog verder dat [de architect] in ‘fasen’ van het ontwerpproces heeft gedeclareerd en dat partijen het erover eens zijn dat dat gebruikelijk is. [de architect] heeft gesteld dat hij op 10 juni 2005 een declaratie heeft gestuurd voor de voltooide fases A en B maar die nota naar aanleiding van het gesprek op 14 juni 2005 en de gezondheidssituatie van [geïntimeerde1] buiten invordering gesteld. Het werk voor fase C was volgens [de architect] in 2006 voltooid, aldus de kantonrechter, maar dit loon heeft hij pas op 5 oktober 2012 in rekening gebracht samen met de nota van 10 juni 2005 en de wettelijke rente. [de architect] stelt dat zijn vorderingen pas op 5 oktober 2012 opeisbaar zijn geworden en dat de verjaring daarna is gestuit, maar de kantonrechter volgde [de architect] niet in die stelling.
3.12
Daartoe overwoog de kantonrechter dat volgens de hoofdregel van artikel 6:38 BW een verbintenis onmiddellijk opeisbaar is. Het loon over een fase is dan opeisbaar zodra de fase is voltooid. [de architect] mag wel kiezen wanneer hij tot invordering overgaat, maar niet eenzijdig bepalen wanneer de bevoegdheid tot invordering ontstaat omdat hij dan zelf bepaalt wanneer de verjaring gaat lopen. [de huiseigenaren] betwisten dat [de architect] de fases A tot en met C heeft voltooid en dat zij de nota van 10 juni 2005 hebben ontvangen. Maar ook als de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de stellingen van [de architect] , kan zijn vordering niet worden toegewezen. Sinds de opeisbaarheid van de fases A en B (op of voor 10 juni 2005) en C (in 2006) zijn tenminste vijf jaren verstreken voordat [de architect] op 5 oktober 2012 aanspraak maakte op betaling. Gesteld noch gebleken is dat verjaring tussentijds is gestuit, aldus de kantonrechter, zodat de loonvorderingen zijn verjaard.
de bezwaren tegen dit vonnis en een niet prijsgegeven verweer
3.13
Met zijn drie bezwaren (‘grieven’) komt [de architect] op tegen het oordeel dat zijn factuur van 10 juni 2005 onmiddellijk opeisbaar is gebleven en dus al was verjaard voor
5 oktober 2012. Ook betwist hij dat fase C in 2006 was voltooid zodat de betalingsverplichting daarvoor ook al in 2012 zou zijn verjaard. Daarnaast betwist hij dat de gevorderde rente over die factuurbedragen zou zijn verjaard.
3.14
Voordat het hof ingaat op deze bezwaren, zal het hof eerst een door de kantonrechter verworpen, maar in hoger beroep niet prijsgegeven verweer van [de huiseigenaren] bespreken. Dat verweer houdt in dat zij nooit loon verschuldigd zijn geraakt omdat het bij verkennende gesprekken is gebleven. Er kwam geen plan waarin zij zich konden vinden en voor het maken van tekeningen hebben zij geen opdracht gegeven.
Als dit verweer slaagt, kunnen de bezwaren van [de architect] verder onbesproken blijven.
3.15
Het hof is het echter met de kantonrechter eens dat het stadium van vrijblijvendheid in juni 2005, maar zelfs al eerder, gepasseerd was. Nadat de gemeente in de loop van 2004 voorlopig akkoord was gegaan met de vooraanvraag heeft [de architect] in zijn brief van
22 april 2005 laten weten dat er nog een bespreking zou volgen waarmee de zaak afgerond kon worden zodat de bouwaanvraag kon worden ingediend. Door vervolgens in mei 2005 verdere besprekingen te voeren over concreet door [de huiseigenaren] gewenste aanpassingen was inmiddels geen sprake meer van louter verkennende gesprekken. Daarom dienden [de huiseigenaren] ervan uit te gaan dat zij loon verschuldigd werden.
loon in fases en de gestelde betalingsafspraak
3.16
Tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter heeft de toenmalige gemachtigde van [de huiseigenaren] verklaard niet te betwisten dat de door [de architect] toegepaste methode voor berekening van zijn loon (op grondslag van de bouwkosten volgens artikel 74 van de SR, de Standaardvoorwaarden 1997 Rechtsverhouding opdrachtgever - architect) de gebruikelijke is bij architecten.
Die methode komt erop neer dat het loon afhankelijk is van de bepaalde bouwsom en in fases, afhankelijk van het stadium waarin de opdracht verkeert, tegen vaste percentages in rekening wordt gebracht. De door [de architect] tot uitgangspunt genomen bouwsom en het totale honorarium van € 6.292,34 inclusief (toen) 19% btw is niet door [de huiseigenaren] betwist. Ook is niet betwist dat na fase A (voorlopig ontwerp) 12% verschuldigd is en na fase B (definitief ontwerp) 20%. Vervolgens begint fase C (bouwvoorbereiding, waaronder valt het bestek (5%), bouwvoorbereidingstekeningen (33%) en begroting (2%). Het hof zal daar dan ook van uitgaan.
3.17
[de architect] stelt dat hij op 9 juni 2005 gereed was met fase A en B en daarvoor bij nota van 10 juni 2005 € 2.013,55 inclusief btw in rekening heeft gebracht. Vervolgens hebben [de huiseigenaren] hem op 14 juni 2005 verzocht de werkzaamheden en facturatie op te schorten in verband met de gezondheidsproblemen van [geïntimeerde1] en onzekerheid over het arbeidscontract van mevrouw [geïntimeerde2] . Hij heeft hij daarmee ingestemd met dien verstande, dat wel wettelijke rente verschuldigd werd vanaf de op de nota vermelde datum van 27 juni 2005.
Hij heeft alleen nog in 2006 stukken voor de aanvraag van de bouwvergunning gereed gemaakt en aan [geïntimeerde1] afgegeven. Dit betreft werkzaamheden van fase C met uitzondering van het bestek en daarvoor heeft hij op 5 oktober 2012 de daarvoor geldende percentages
(33 en 2%) in rekening gebracht, uitkomend op € 2.429,15 inclusief inmiddels 21% btw.
3.18
[de huiseigenaren] betwisten dat zij de factuur van 10 juni 2005 hebben ontvangen en dat de door [de architect] gestelde afspraak over latere betaling en verschuldigdheid van rente is gemaakt. Juist is dat de verbouwplannen zijn stilgelegd om gezondheidsredenen. Er kwam geen plan waarin zij zich konden vinden. Voor het maken van tekeningen hebben zij geen opdracht gegeven.
Medio 2010 hebben zij opnieuw contact gezocht met [de architect] maar zij konden zich niet in zijn plannen vinden en hebben in 2012 een geheel andere aanbouw laten plaatsen door een aannemer.
3.19
Het hof heeft (voor wat betreft de met de factuur van 10 juni 2005 in rekening gebrachte werkzaamheden) behoefte aan nadere informatie van partijen. Met hun onder 3.5 vermelde brief van 25 mei – 1 juni 2005 hebben [de huiseigenaren] niet de stekker uit het project getrokken maar [de architect] tot nadere werkzaamheden aangezet. In dat verband zijn kennelijk nieuwe tekeningen gemaakt. Daarover is op 14 juni 2005 gesproken en partijen zijn het erover eens dat het project toen vooralsnog is stilgelegd.
- Het hof wil van partijen horen wat op 14 juni 2005 is afgesproken over betaling van tot dan toe verrichte werkzaamheden..
- [de architect] dient uit te leggen waarom op 14 juni 2005 fase B (het definitieve ontwerp) al was afgerond, gelet op het standpunt van [de huiseigenaren] dat zij nog aanpassingen wilden.
3.2
[de architect] heeft geen bewijs aangeboden van zijn stelling dat hij op 14 juni 2005 met [de huiseigenaren] heeft afgesproken dat zij wel wettelijke rente verschuldigd werden over het tot dan verschuldigde loon. Daarom wordt die rentevordering afgewezen. Dat geldt niet voor rente die mogelijk verschuldigd werd nadat de nota voor de onder 3.19 bedoelde werkzaamheden (volgens [de architect] op enig moment tussen 2010 en 2012) opeisbaar werd. Die rente zou dan verschuldigd zijn met ingang van 2 november 2012 (vier weken na de brief van 5 oktober 2012).
3.21
[de architect] heeft ook niet onderbouwd gesteld dat hij na 14 juni 2005 in opdracht van [de huiseigenaren] werkzaamheden heeft verricht die hij als onderdeel beschouwt van fase C, en waarvoor hij op 5 oktober 2012 een declaratie mocht sturen. Dit onderdeel van zijn vordering wordt daarom ook afgewezen.
3.22
Het hof zal voor het verkrijgen van de verlangde informatie, bedoeld in overweging 3.19, een enkelvoudige comparitie van partijen gelasten, waarbij [de architect] en [de huiseigenaren] in persoon aanwezig dienen te zijn. De enkelvoudige behandeling vindt plaats bij de hierna aangewezen raadsheer-commissaris. De zitting zal ook worden gebruikt om te onderzoeken of partijen hun geschil onderling kunnen regelen.
Omdat het nog om een beperkt belang gaat, doen partijen er goed aan om te bezien of zij hun geschil zonder zitting zelf kunnen oplossen. Voor het geval dat niet lukt, wordt de zaak verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata door beide partijen.

4.De beslissing

Het hof:
- verwijst de zaak naar de rol van
12 september 2023voor het opgeven van verhinderdata door beide partijen voor een enkelvoudige inlichtingencomparitie bij raadsheer-commissaris mr. M.E.L. Fikkers, waarbij partijen in persoon aanwezig dienen te zijn, en die ook zal worden benut voor onderzoek of een minnelijke regeling mogelijk is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, J.H. Kuiper en I. Tubben, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
15 augustus 2023.