ECLI:NL:GHARL:2023:6887

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.329.313
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een eerder arrest en verzoek tot verwijzing naar ander hof in civiele procedure

In deze herroepingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen P.C.D. Products B.V. en ABN AMRO Bank N.V. P.C.D. Products B.V. (hierna: PCD c.s.) heeft in een dagvaarding van 26 april 2023 herroeping van een eerder arrest verzocht, dat op 29 november 2022 door het hof was gewezen. PCD c.s. heeft tevens verzocht om de behandeling van de zaak naar een ander hof te verwijzen, omdat zij een klacht had ingediend bij de Procureur-Generaal van de Hoge Raad over de eerdere behandeling door het hof. De bank heeft het verzoek tot verwijzing afgewezen.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 384 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de vordering tot herroeping moet worden behandeld door de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld, wat in dit geval het hof zelf is. Hoewel PCD c.s. niet expliciet een beroep heeft gedaan op artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO), heeft het hof het verzoek tot verwijzing als zodanig behandeld. Het hof heeft geoordeeld dat er geen reden is om de zaak naar een ander hof te verwijzen, aangezien er geen betrokkenheid van het hof bij de zaak is.

De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek tot verwijzing naar een ander hof wordt afgewezen. De zaak wordt terugverwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord door de bank in de herroepingszaak, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden. Deze uitspraak is gedaan door de rechters M.L. van der Bel, J.H. Lieber en H.L. Wattel en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.313 (herroeping van 200.280.533)
(zaaknummer rechtbank 159198)
arrest van 15 augustus 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.C.D. Products B.V.,
gevestigd te Borne,
2.
[eiser2],
wonende te [woonplaats1] ,
3.
[eiser3],
wonende te [woonplaats2] ,
eisers in de procedure tot herroeping,
hierna gezamenlijk PCD c.s.,
advocaat: mr. M.M. de Jong,
tegen:
de naamloze vennootschap
ABN AMRO Bank N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in de procedure tot herroeping,
hierna: de bank,
advocaat: mr. M. Huizenga.

1.Het verloop van de procedure in de herroepingszaak

Het hof heeft op 29 november 2022 eindarrest gewezen in de zaak tussen PCD c.s. en de bank. PCD c.s vordert in de dagvaarding van 26 april 2023 (met gronden) herroeping van dit arrest. Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte overlegging producties (1 tot en met 4) van PCD c.s.,
- de conclusie van antwoord in het incident.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald (op één dossier).

2.De beoordeling

2.1
PCD c.s. heeft verzocht om de behandeling van deze zaak naar een ander hof te verwijzen in verband met een door hem ingediende klacht bij de Procureur-Generaal van de Hoge Raad over onder meer de eerdere behandeling bij dit hof. De bank heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot verwijzing.
2.2
Op grond van artikel 384 lid 1 Rv wordt een vordering tot herroeping gebracht voor de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld. Dat is in dit geval dit hof.
2.3
Hoewel PCD c.s. zelf niet met zoveel woorden een beroep heeft gedaan op artikel 62b Wet RO, heeft de bank het verzoek tot verwijzing wel zo opgevat en zal het hof het ook zo behandelen. Verwijzing naar een ander gerecht op grond van artikel 62b Wet RO (en artikel 46b Wet RO) is mogelijk indien naar het oordeel van het verwijzend gerecht door betrokkenheid van het gerecht behandeling van de zaak door een ander gerecht gewenst is. Deze formulering omvat gevallen waarin een gerechtsmedewerker partij of betrokkene is bij de zaak, en maakt verwijzing ook mogelijk als bijvoorbeeld het gerecht zelf partij is (bijvoorbeeld bij een geschil over het al dan niet verlenen van een bouwvergunning) of als sprake is van een geschil van een advocaat die regelmatig bij de bevoegde rechtbank pleit voor zijn cliënten en nu een privégeschil heeft.
2.4
De gronden voor het verzoek tot verwijzing naar een ander hof komen erop neer dat PCD c.s. vindt dat het hof op de mondelinge behandeling PCD c.s. onvoldoende in staat heeft gesteld zijn verhaal te doen; PCD c.s. heeft ook op 20 april 2023 een klacht tegen (onder meer) het hof bij de Procureur-Generaal van de Hoge Raad ingediend.
Dit maakt echter niet dat daardoor sprake is van betrokkenheid van dit hof bij de zaak. Het hof ziet daarom geen aanleiding om deze zaak te verwijzen naar een ander hof.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
3.1
wijst het verzoek tot verwijzing naar een ander hof af;
3.2
verwijst de zaak naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord door de bank in de herroepingszaak,
3.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L. van der Bel, J.H. Lieber en H.L. Wattel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023.