Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[eiser2],
[eiser3],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze herroepingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen P.C.D. Products B.V. en ABN AMRO Bank N.V. P.C.D. Products B.V. (hierna: PCD c.s.) heeft in een dagvaarding van 26 april 2023 herroeping van een eerder arrest verzocht, dat op 29 november 2022 door het hof was gewezen. PCD c.s. heeft tevens verzocht om de behandeling van de zaak naar een ander hof te verwijzen, omdat zij een klacht had ingediend bij de Procureur-Generaal van de Hoge Raad over de eerdere behandeling door het hof. De bank heeft het verzoek tot verwijzing afgewezen.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 384 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de vordering tot herroeping moet worden behandeld door de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld, wat in dit geval het hof zelf is. Hoewel PCD c.s. niet expliciet een beroep heeft gedaan op artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO), heeft het hof het verzoek tot verwijzing als zodanig behandeld. Het hof heeft geoordeeld dat er geen reden is om de zaak naar een ander hof te verwijzen, aangezien er geen betrokkenheid van het hof bij de zaak is.
De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek tot verwijzing naar een ander hof wordt afgewezen. De zaak wordt terugverwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord door de bank in de herroepingszaak, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden. Deze uitspraak is gedaan door de rechters M.L. van der Bel, J.H. Lieber en H.L. Wattel en is in het openbaar uitgesproken.