ECLI:NL:GHARL:2023:6817

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.322.855
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag moeder en benoeming voogdij door GI in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2017. De moeder, die kampt met niet-aangeboren hersenletsel en een alcohol- en drugsverslaving, had in eerste aanleg de beschikking van de rechtbank Overijssel van 12 december 2022 aangevochten, waarin haar gezag was beëindigd en de GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) was benoemd tot voogd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2023 werd duidelijk dat de moeder veel van haar kind houdt, maar dat zij niet in staat is om de benodigde stabiliteit en zorg te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder hard aan zichzelf werkt, maar dat haar gezondheidsproblemen en verslaving haar belemmeren in het opvoeden van haar kind. De moeder heeft zelf aangegeven dat zij begrijpt dat het voor haar kind beter is om in het pleeggezin te blijven, waar zij al een groot deel van haar leven woont.

Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing niet meer passend zijn, nu het perspectief van het kind in het pleeggezin ligt. De moeder heeft verzocht om het gezag te behouden en samen met de GI of pleegouders beslissingen te nemen, maar het hof oordeelt dat dit niet haalbaar is. Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de moeder afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd, waarmee de GI de voogdij over het kind behoudt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.855
(zaaknummer rechtbank Overijssel 269990)
beschikking van 15 augustus 2023
in de zaak van
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T. Şeker,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd in Almelo,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Belanghebbenden zijn:
[de pleegouders],
verder te noemen: de pleegouders,
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel van 12 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, binnengekomen op 17 februari 2023, en
  • het verweerschrift met bijlage.
2.2
De mondelinge behandeling was op 29 juni 2023. Aanwezig waren:
  • de moeder en haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • een persoonlijk begeleider van de moeder, als toehoorder, en
  • een medewerker van de raad, als toehoorder.

3.De feiten

3.1
[de minderjarige] is geboren [in] 2017. De moeder heeft het gezag over [de minderjarige] .
3.2
[de minderjarige] is op 16 maart 2017 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
3.3
Tussen 10 februari 2018 en 28 mei 2018 was [de minderjarige] uithuisgeplaatst. Daarna heeft zij tot 2 augustus 2018 met de moeder in de [naam1] van [naam2] gewoond. Na een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing is zij op 2 augustus 2018 opnieuw uithuisgeplaatst bij de pleegouders. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna steeds verlengd.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank het gezag van de moeder beëindigd en de GI benoemd tot voogd van [de minderjarige] .
4.2
De moeder komt met twee grieven in hoger beroep. In de grieven voert zij aan dat de gezagsbeëindiging niet noodzakelijk en niet proportioneel is. De moeder verzoekt het hof om voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de moeder het gezag over [de minderjarige] houdt.
4.3
De raad voert verweer in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De rechter kan volgens artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek het gezag van een ouder beëindigen als:
  • een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding kan dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbare termijn, of
  • de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Het hof is van oordeel dat de rechtbank het gezag van de moeder over [de minderjarige] terecht heeft beëindigd.
5.3
Voor het hof staat voorop dat de moeder heel veel van [de minderjarige] houdt. Dat blijkt uit de papieren die het hof heeft gekregen en dat heeft het hof op de mondelinge behandeling ook zelf gezien. Het hof stelt vast dat de moeder niet-aangeboren hersenletsel heeft en dat zij functioneert op verstandelijk beperkt niveau. De moeder kampt al lange tijd met een alcohol- en drugsverslaving, die af en toe zorgt voor een terugval in gebruik. Maar het staat ook vast dat de moeder in de afgelopen periode hard aan zichzelf gewerkt heeft. Zij heeft er zelf voor gekozen om begeleid te gaan wonen. De gezinsvoogd van de GI is op de dag voor de zitting bij het hof bij de moeder thuis geweest. De gezinsvoogd heeft toen gezien dat het huis van de moeder er netjes uit zag, zodat [de minderjarige] daar in de toekomst misschien op bezoek kan komen. De GI heeft verteld dat de gezinsvoogd goed in gesprek komt met de moeder, als zij elkaar zien. Het lukt de moeder beter om zich aan afspraken met de GI te houden dan eerder.
5.4
Het hof stelt vast dat het perspectief van [de minderjarige] niet meer bij de moeder ligt. De moeder kan [de minderjarige] niet de rust, stabiliteit en veiligheid bieden die [de minderjarige] nodig heeft. De moeder doet erg haar best, maar zij heeft niet de mogelijkheden en vaardigheden om [de minderjarige] zelf op te voeden. Dat komt ook door de (gezondheids)problemen van de moeder zelf, die het hof hiervoor onder 5.3 heeft beschreven.
5.5
Het hof stelt vast dat de moeder – met pijn in het hart – zelf ook weet dat [de minderjarige] niet meer bij haar komt wonen. De moeder heeft aan het hof verteld dat ze vindt dat [de minderjarige] niet weggehaald moet worden uit het pleeggezin waar zij nu al een groot deel van haar leven woont. Het is een grote en moeilijke stap voor de moeder om dat onder ogen te zien en het is belangrijk voor [de minderjarige] dat de moeder dit inzicht heeft.
Het hof is van oordeel dat de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing geen passende maatregelen voor [de minderjarige] meer zijn, nu vaststaat dat [de minderjarige] in het pleeggezin zal blijven en daar zal opgroeien.
5.6
De moeder wil graag het gezag houden en samen met de GI of - nog liever – met de pleegouders over [de minderjarige] beslissen. Het hof begrijpt die wens van de moeder, maar is van oordeel dat dit niet wenselijk en niet haalbaar is. Nu het perspectief van [de minderjarige] in het pleeggezin ligt, zijn de jaarlijkse verlengingen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer passend. Bovendien is voor het uitoefenen van het gezag door de moeder in het vrijwillig kader meer nodig dan dat de moeder erg haar best doet om aan zichzelf te werken en haar eigen bestaan op te bouwen. De GI heeft op de zitting verteld dat de moeder nog regelmatig afspraken niet nakomt en dat zij ook na de bestreden beschikking nog afspraken met de GI heeft afgezegd. De moeder is zelfs ook een keer niet naar de omgang met [de minderjarige] gekomen, zonder dat vooraf te laten weten. Voor [de minderjarige] was dat een grote teleurstelling. Zij voelde zich in de steek gelaten. De GI heeft verder verteld dat de moeder vaak niet bereikbaar is. Dat maakt het voor de GI lastig om bepaalde zaken voor [de minderjarige] te regelen, omdat de moeder daar toestemming voor moet geven, zolang zij nog gezag heeft en biedt ook onvoldoende basis voor het vrijwillig kader.
5.7
De moeder wil graag dat de pleegouders de voogdij over [de minderjarige] krijgen, maar dat willen de pleegouders zelf op dit moment niet. Zij zien graag dat de GI betrokken blijft als tussenpersoon voor de moeder en haar netwerk. Bovendien hebben de pleegouders en de GI zorgen over [de minderjarige] ’s gedrag. De GI wil daar nog onderzoek naar doen. Vanwege deze en de hierboven genoemde omstandigheden is het hof van oordeel dat het voor [de minderjarige] het beste is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd en dat de GI nu de voogdij over haar krijgt.
5.8
Het hof wijst het verzoek van de moeder af en bekrachtigt de bestreden beschikking.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 12 december 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 15 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.