ECLI:NL:GHARL:2023:6815

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.292.927
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling na ondertoezichtstelling en hulpverleningstraject voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor een minderjarige, na twee tussenbeschikkingen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, en de vader, verweerder in hoger beroep, zijn betrokken bij een zorg- en opvoedingskwestie die voortvloeit uit een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De ouders zijn verplicht om deel te nemen aan een hulpverleningstraject volgens de SCHIP-methode, maar het hof constateert dat dit traject niet goed van de grond is gekomen. De ouders hebben echter positieve stappen gezet, maar de GI heeft zorgen over de voortgang van het traject en heeft een verlenging van de ondertoezichtstelling gevraagd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juli 2023 zijn beide ouders, hun advocaten, en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Het hof heeft de brief van de moeder, die in strijd is met de twee-conclusieregel, buiten beschouwing gelaten. Het hof oordeelt dat er voldoende basis is voor een uitgebreide zorg- en contactregeling, ondanks de zorgen van de moeder over het welzijn van de minderjarige. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en een nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige bij de vader verblijft op bepaalde dagen en bij de moeder op andere dagen, met specifieke afspraken voor vakanties en feestdagen. De ouders zijn verplicht om de regeling uit te voeren en de communicatie te verbeteren, met de mogelijkheid voor beide ouders om aanwezig te zijn bij schoolactiviteiten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.927
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 508392)
beschikking van 15 augustus 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.P. Snoek te Utrecht,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.C. Tijsterman te Hoofddorp.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 8 september 2022 verwijst het hof naar zijn (tussen)beschikkingen van 19 oktober 2021 en 8 september 2022.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een journaalbericht namens de moeder van 22 juni 2023 met producties, en
  • een brief van de GI van 30 juni 2023 met een productie.
1.3
Op 4 juli 2023 is de mondelinge behandeling voortgezet.
Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

2.De motivering van de beslissing

Toepassing twee-conclusieregel
2.1
Bij journaalbericht van 22 juni 2023 is namens de moeder een door haar aan het hof geschreven brief overgelegd. Zoals op de mondelinge behandeling besproken heeft het hof deze brief niet gelezen. Naar het oordeel van het hof is deze brief van de moeder in strijd met de zogenoemde ‘twee-conclusieregel’. Deze regel houdt in dat in hoger beroep iedere partij één schriftelijke ronde voor beroep dan wel verweer heeft. Een extra schriftelijke ronde, zoals met de brief beoogd, is niet toegestaan. Het hof laat deze brief daarom buiten beschouwing.
Verdere overwegingen
2.2
Het hof verwijst naar de overwegingen en beslissingen van de tussenbeschikkingen van 19 oktober 2021 en 8 september 2022 en overweegt verder het volgende.
2.3
In de beschikking van 19 oktober 2021 heeft het hof:
  • de ouders verplicht om zich in te zetten voor en mee te werken aan het hulpverleningstraject volgens de SCHIP-methode;
  • bepaald dat de ouders schriftelijk verslag zullen doen en
  • bepaald dat voor de duur van het geding een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal gelden waarbij [de minderjarige] in de even weken van zondag 8.30 uur tot dinsdag 16.00 uur en in de oneven weken van zondag 8.30 uur tot maandag 16.00 uur bij de vader verblijft en waarbij de vakanties en feestdagen in overleg bij helfte zullen worden verdeeld.
2.4
Uit de stukken die na de beschikking van 19 oktober 2021 bij het hof zijn binnengekomen blijkt dat het hulpverleningstraject niet van de grond is gekomen. Het hof heeft in de beschikking van 8 september 2022 daarom overwogen dat de ouders zich voor het verbeteren van hun onderlinge communicatie nogmaals dienen te committeren aan het SCHIP-traject zodat dit nu wel doorgang vindt. Verder was het hof met de raad van oordeel dat het goed is al rekening te houden met de omstandigheid dat [de minderjarige] op 27 december 2022 vier jaar oud zou worden en naar school zou gaan en dat het goed zou zijn als een wisselmoment op school plaatsvindt. Tegen die achtergrond heeft het hof bepaald dat met ingang van 8 september 2022 voor de duur van de procedure de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal gelden:
[de minderjarige] verblijft bij de vader:
  • totdat [de minderjarige] naar school gaat: elke week van zondag 8.30 uur tot dinsdag 16.00 uur;
  • met ingang van het moment dat [de minderjarige] naar school gaat (januari 2023): elke week van zondag 8.30 uur tot woensdagochtend naar school.
2.5
[de minderjarige] is op 26 augustus 2022 onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar. De GI heeft inmiddels bij de kinderrechter een verzoek ingediend deze ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen.
2.6
Uit de onder 2.1 genoemde brief van de GI van 30 juni 2023 blijkt dat de ouders in oktober 2022 zijn gestart met het frequent volgen van afspraken bij het SCHIP-traject. De ouders hebben positieve stappen gezet. Alleen is het SCHIP-traject onlangs gestagneerd door de zittingen die er zijn over de financiële afwikkeling tussen de ouders en de zittingen rondom [de minderjarige] . De GI heeft daarom een verlenging van de ondertoezichtstelling gevraagd, ook omdat de GI er onvoldoende vertrouwen in heeft dat de ouders zonder sturing van de GI het SCHIP-traject gezamenlijk weer kunnen oppakken. Naast het SCHIP-traject hebben de ouders hulpverlening gehad vanuit [naam1] . Na afronding van de onderzoeksfase in april 2023 blijkt dat beide ouders ontwikkelpunten hebben ten aanzien van hun opvoedingsvaardigheden. Met de ouders is afgesproken dat zij beiden door zullen gaan met individuele ambulante hulpverlening vanuit [naam1] , aldus de GI.
2.7
De GI heeft op de mondelinge behandeling verteld dat er weliswaar zorgen zijn over [de minderjarige] maar dat die niet groot zijn. De terugval in de zindelijkheid van [de minderjarige] kan verschillende oorzaken hebben. In een gesprek met de huisarts is ook het onderwerp seksueel misbruik besproken, maar volgens de GI heeft de huisarts bevestigd dat hiervoor geen signalen zijn en dit ook niet blijkt uit het gedrag van [de minderjarige] . De medewerkers van de school zien een spontaan en gelukkig kind dat steeds meer opbloeit op school. Volgens de GI past de zorg- en contactregeling van 30 juni 2023 die in samenspraak met de ouders is gemaakt, het meest bij de huidige situatie. [de minderjarige] kan met deze regeling beide ouders wekelijks zien en haar band met ieder van hen verder ontwikkelen. Volgens de GI hebben de ouders laten zien dat zij wisselmomenten en overdrachten naar elkaar constructief vorm kunnen geven en maakt de zorgregeling het mogelijk om in beide opgroeisituaties hulpverlening vanuit [naam1] te realiseren. De GI zou graag aan de regeling willen toevoegen dat de ouder waar [de minderjarige] op dat moment verblijft aanwezig zal zijn bij schoolactiviteiten, afzwemmen of andere activiteiten waar een ouder bij mag zijn. Mocht die ouder niet kunnen, dan kan de andere ouder aanwezig zijn. Alleen in onderling overleg kunnen beide ouders aanwezig zijn bij een dergelijke activiteit.
2.8
De moeder heeft op de mondelinge behandeling verteld dat er volgens haar geen basis is voor een co-ouderschapsregeling zodat de regeling die op 30 juni 2023 met de GI is besproken te ruim is. De moeder vindt de onderlinge communicatie en samenwerking met de vader niet goed genoeg voor een dergelijke regeling en ook heeft zij nog steeds zorgen over het welzijn van [de minderjarige] . Zij zegt namelijk dat ze niet naar de vader wil en vraagt de moeder om hulp. De moeder is bang dat [de minderjarige] het vertrouwen in haar kwijtraakt, want zij kan [de minderjarige] daarbij niet helpen.
De vader is het in principe eens met de regeling zoals de ouders dat samen met de GI hebben afgesproken, maar hij zou het liefst de regeling uitbreiding in die zin dat [de minderjarige] pas op woensdagavond naar de moeder gaat in plaats vanuit school.
2.9
De raad is het eens met het advies van de GI. De raad ziet ouders die beiden in staat zijn [de minderjarige] op te voeden. De raad vindt het een gemiste kans dat de ouders niet het hof hebben gevraagd de overeengekomen zorgregeling vast te stellen, zodat zij aan [de minderjarige] hadden kunnen vertellen dat zij dit samen hebben afgesproken.
2.1
Anders dan de moeder ziet het hof wel een basis voor een uitgebreide zorg- en contactregeling. Het hof stelt vast dat de zorgen van de moeder over het welzijn van [de minderjarige] niet worden ondersteund door objectief verifieerbare gegevens of anderszins worden bevestigd. Bovendien hebben de ouders laten zien dat zij in het belang van [de minderjarige] in staat zijn om hun onderlinge communicatie te verbeteren, ook al gaat dat (nog) niet zonder hulp. Dat traject is nog niet afgerond. Het is daarom van belang dat de ouders de komende periode doorgaan met de hulpverlening vanuit SCHIP en [naam1] . Dat sprake is van een positieve ontwikkeling blijkt ook uit het feit dat het de ouders is gelukt samen met de GI afspraken te maken over de zorg- en contactregeling. Het hof is, net als de GI en de raad, van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de ouders uitvoering gaan geven aan deze onderling overeengekomen regeling en met de toevoeging dat er ook een regeling komt voor schoolactiviteiten en buitenschoolse activiteiten waarbij een ouder aanwezig mag zijn.
In de overeengekomen regeling is de regeling voor de meivakantie innerlijk tegenstrijdig. Er staat dat wie de eerste week van de meivakantie voor [de minderjarige] zorgt, afhangt van waar [de minderjarige] op dat moment is naar aanleiding van de zorg- en contactregeling, maar er staat ook dat de vader altijd de eerste week van de meivakantie heeft en de moeder altijd de tweede week. Het hof zal daarom beslissen dat voor de meivakantie geldt dat de vader altijd de eerste week heeft en de moeder de tweede week, omdat deze regeling het meest duidelijk is.

3.De slotsom

Op grond van wat het hof hiervoor heeft overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de daarin vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en beslissen als hierna zal worden vermeld.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 januari 2021 voor zover het de daarin vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en, in zoverre, opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders op de volgende manier:
week- en weekendregeling
  • [de minderjarige] verblijft vanaf zondagochtend 8.30 uur tot en met woensdagochtend naar school bij de vader;
  • [de minderjarige] verblijft van woensdag na school tot zondagochtend 8.30 uur bij de moeder;
zomervakantie (6 weken)
  • de wisselmomenten zijn op zondag om 8.30 uur;
  • week 1: wisseling volgens de zorg- en contactregeling;
  • week 2/3: is [de minderjarige] bij de vader (bij start van week 3 op zondag om 9.30 uur Facetime met de moeder);
  • week 4/5: is [de minderjarige] bij de moeder (bij start van week 5 op zondag om 9.30 uur Facetime met de vader);
  • week 6: wisseling volgens de zorg- en contactregeling;
De dag voor het Facetimen sturen de ouders elkaar een korte update over wat [de minderjarige] gedaan heeft, zodat de andere ouder daar bij [de minderjarige] naar kan vragen tijdens het Facetimen;
herfstvakantie
volgens de zorg- en contactregeling. [de minderjarige] is vanaf woensdag 12.30 uur bij de moeder, de moeder haalt [de minderjarige] op;
kerstvakantie
  • de wisselmomenten zijn om 8.30 uur, met uitzondering van 26 december;
  • zaterdagochtend 23 december 2023 8.30 uur bij de vader tot dinsdag 26 december 2023 8.00 uur (3 dagen);
  • dinsdag 26 december 2023 tot en met zaterdag 30 december 2023 bij de moeder, wisseling zondagochtend 31 december (5 dagen);
  • zondag 31 december 2023 tot en met donderdag 4 januari 2024 bij de vader, wisseling vrijdagochtend (5 dagen);
  • vrijdag 5 januari 2024 tot en met zondag 7 januari 2024 bij de moeder, vanuit de moeder naar school (3 dagen);
  • op de verjaardag van [de minderjarige] is er contact met de andere ouder via Facetime;
De kerstvakantie rouleert per jaar. Eerste jaar zo, volgend jaar wordt het omgewisseld. Het uitgangspunt is dat de ene ouder 24 en 25 december heeft en de andere ouder 26 en 27 december;
krokusvakantie
volgens de zorg- en contactregeling. [de minderjarige] is vanaf woensdag 12.30 uur bij de moeder, de moeder haalt [de minderjarige] op;
meivakantie
één week bij de vader en één week bij de moeder. De vader heeft altijd de eerste week van de meivakantie. De moeder heeft altijd de tweede week van de meivakantie;
Pasen & Pinksteren
  • [de minderjarige] is in de even jaren met Pasen bij de moeder vanaf vrijdagochtend 8.30 uur (als [de minderjarige] die dag geen school heeft) of vanaf vrijdagmiddag na schooltijd;
  • [de minderjarige] is in de even jaren met Pinksteren bij de vader vanaf vrijdagochtend 8.30 uur (als [de minderjarige] die dag geen school heeft) of vanaf vrijdagmiddag na schooltijd;
  • [de minderjarige] is in de oneven jaren met Pasen bij de vader vanaf vrijdagochtend 8.30 uur (als [de minderjarige] die dag geen school heeft) of vanaf vrijdagmiddag na schooltijd;
  • [de minderjarige] is in de oneven jaren met Pinksteren bij de moeder vanaf vrijdagochtend 8.30 uur (als [de minderjarige] die dag geen school heeft) of vanaf vrijdagmiddag na schooltijd;
  • als [de minderjarige] in het weekend bij de vader is dan is [de minderjarige] daar tot en met woensdagochtend tot en met naar school;
  • als [de minderjarige] bij de moeder is in een pasen- of pinksterweekend, dan is [de minderjarige] bij de moeder tot en met dinsdagochtend naar school;
feestdagen en verjaardagen
  • [de minderjarige] viert de feestdagen waar ze op dat moment is. Dit geldt voor Bevrijdingsdag, Hemelvaart, carnaval, Sinterklaas, Koningsdag en Sint-Maarten;
  • [de minderjarige] is bij de vader op zijn verjaardag en op Vaderdag en bij de moeder op haar verjaardag en op Moederdag, vanaf de avond ervoor tot na het avondeten;
schoolactiviteiten en buitenschoolse activiteiten
bij een schoolactiviteit of een buitenschoolse activiteit waarbij een ouder aanwezig mag zijn, geldt dat de ouder waar [de minderjarige] op dat moment verblijft hierbij aanwezig zal zijn. Mocht die ouder niet kunnen, dan kan de andere ouder hierbij aanwezig zijn. In onderling overleg kunnen beide ouders aanwezig zijn bij een dergelijke activiteit;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.B. de Groot en E. de Boer en is op 15 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.