ECLI:NL:GHARL:2023:6807

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
21-001020-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging van ex-partner door ex-militair met PTSS

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een ex-militair die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. De verdachte, geboren in 1980, heeft in de periode van 1 november 2018 tot en met 18 oktober 2019 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner door haar herhaaldelijk te bellen, berichten te sturen via e-mail en WhatsApp, en zich in de buurt van haar woning op te houden. Daarnaast heeft hij een GPS-tracker onder haar auto geplaatst en contact gezocht met haar familie en vrienden. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Tevens is er een contactverbod opgelegd als bijzondere voorwaarde. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder PTSS, en de impact van zijn gedrag op het slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en opnieuw recht gedaan. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak van een ander tenlastegelegd feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001020-21
Uitspraak d.d.: 16 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 oktober 2020 met parketnummer 18-090350-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1980,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 mei 2022 en 2 augustus 2023.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het (onder 1) tenlastegelegde feit tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan, waarbij de politie toezicht zal houden op de naleving van dit verbod. Tevens heeft de advocaat-generaal oplegging van een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M.P.K. Ruperti, naar voren is gebracht. De raadsman heeft zich ter zake van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof en voor wat betreft de strafoplegging is door de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit, kan verdachte daarin niet worden ontvangen, nu daartegen op grond van het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep mogelijk is. Het hof zal verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 7 oktober 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, en met oplegging van een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan, waarbij de reclassering toezicht houdt op de naleving van dit verbod.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 18 oktober 2019 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- haar meermalen e-mailberichten te sturen, en/of
- haar meermalen berichten te sturen via Whatsapp, en/of
- haar meermalen te bellen, en/of
- zich een of meermalen op te houden in de buurt van de woning en/of het werk en/of de verblijfplaats van die [slachtoffer] , en/of
- door tot tweemaal toe een GPS tracker onder haar auto te plaatsen, en/of
- door een of meermalen te bellen en/of berichten te sturen naar familie en vrienden van die [slachtoffer] , en/of
- door een naaktfoto van die [slachtoffer] te delen met (een) ander(en),
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2018 tot en met 18 oktober 2019 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- haar meermalen e-mailberichten te sturen, en
- haar meermalen berichten te sturen via Whatsapp, en
- haar meermalen te bellen, en
- zich meermalen op te houden in de buurt van de woning en de verblijfplaats van die [slachtoffer] , en
- door tot tweemaal toe een GPS tracker onder haar auto te plaatsen, en
- door meermalen te bellen en berichten te sturen naar familie en vrienden van die [slachtoffer] , en
- door een naaktfoto van die [slachtoffer] te delen met een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte verzocht om af te zien van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, nu verdachte momenteel in afwachting is van een behandelplek voor de vervolgbehandeling van zijn psychische problematiek en alcoholproblematiek. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit behandeltraject doorkruizen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 november 2018 tot en met 18 oktober 2019 schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Verdachte had moeite om te accepteren dat zijn relatie met aangeefster was beëindigd en heeft haar gedurende voornoemde periode stelselmatig lastig gevallen door haar meermalen op een dag te bellen en haar veelvuldig WhatsApp-berichten en e-mails te sturen. Verder heeft hij zich regelmatig in de buurt van haar woning opgehouden en heeft hij haar reisbewegingen gevolgd door tweemaal een GPS-tracker onder haar auto te plaatsen. Ook heeft verdachte contact gezocht met familieleden en collega’s van aangeefster, alsmede de sportschool die aangeefster regelmatig bezocht. Verdachte heeft met zijn handelen op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, zo blijkt uit het dossier. Hij heeft haar in haar vrijheid beperkt en gevoelens van onveiligheid bij haar veroorzaakt.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 juni 2023. Daaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze uit het dossier blijken en ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Daaruit blijkt dat verdachte een ex-militair is en na terugkeer van een missie in Afghanistan sinds 2008 te kampen heeft met PTSS-klachten en alcoholproblematiek. Na beëindiging van zijn relatie met aangeefster in 2018 verergerden de PTSS-klachten en nam het alcoholgebruik toe. In diezelfde periode is het tenlastegelegde feit gepleegd. Daarnaast is bij verdachte sprake van comorbide emotie- en agressieregulatieproblematiek en zijn er signalen van persoonlijkheidsproblematiek cluster B gezien. In 2020 is verdachte voor zijn PTSS-klachten behandeld bij [instelling] in [plaats] en bij het traumacentrum van de GGZ in [provincie] . Omdat de behandeling van de PTSS-klachten is afgerond en bij [instelling] geen permanent verblijf mogelijk is, verblijft verdachte momenteel bij familie en vrienden in het zuiden van Nederland, in afwachting van een behandelplaats voor de vervolgbehandeling van zijn comorbide emotie- en agressieregulatieproblematiek en alcoholproblematiek.
Hoewel gelet op de aard en ernst van het feit oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is, ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof acht het in het belang van verdachte en de samenleving dat het behandeltraject van verdachte niet wordt doorkruist door oplegging van een straf die meebrengt dat verdachte opnieuw gedetineerd raakt.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur 1 maand met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, passend en geboden is. Daarbij legt het hof, gezien het verleden van verdachte en zijn (grotendeels) ontkennende proceshouding met betrekking tot het bewezenverklaarde feit, alsmede de impact die het feit op het slachtoffer heeft gehad, als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer op, waarbij de politie toezicht zal houden op de naleving van dit verbod. Anders dan de politierechter zal het hof niet bevelen dat deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is, nu niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 14e Sr.
Voor wat betreft het tijdsverloop overweegt het hof als volgt.
In de onderhavige zaak is gebleken dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), bij de strafvervolging van verdachte in hoger beroep met vijf maanden is overschreden. Deze overschrijding is mede, zij het in mindere mate, veroorzaakt door de uitgevoerde onderzoekswensen van de verdediging. Gelet op het voorgaande en de hoogte van de op te leggen straf ziet het hof geen aanleiding om tot strafmatiging over te gaan en zal het volstaan met de vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , waarbij de politie toezicht zal houden op de naleving van dit verbod.
Heft op de door de politierechter aan het contactverbod verbonden dadelijke uitvoerbaarheid van het uit te oefenen toezicht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 16 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.