ECLI:NL:GHARL:2023:6783

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
21-000376-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak van verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een ontnemingsvordering tegen een verdachte die eerder door de rechtbank was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 252.713,10 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 28 juni 2023 heeft het hof het onderzoek heropend en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, alsook van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. Rommy.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een andere strafzaak, met parketnummer 21-000377-20, op 12 juli 2023 is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de grondslag voor de ontnemingsvordering is komen te vervallen. Gezien artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing een verplichting tot betaling kan opleggen aan een veroordeelde, is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De beslissing van het hof is om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering. Deze uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. N.E. Versloot, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000376-20
Uitspraak d.d.: 12 juli 2023
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 januari 2020 met parketnummer 08-952114-16 in de ontnemingszaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door betrokkene en zijn raadsman, mr. L.R. Rommy, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

In eerste aanleg is betrokkene door de rechtbank - kort gezegd - de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten bedrage van € 252.713,10.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een ander oordeel komt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht houdt in dat op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit, de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Betrokkene is bij arrest van dit gerechtshof van 12 juli 2023 in de strafzaak (parketnummer 21-000377-20) vrijgesproken ter zake van de hem ten laste gelegde feiten, zodat de grondslag aan de ontnemingsvordering is komen te ontvallen. Het hof is daarom van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gewezen door
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. G. Dam en mr G. Voorhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 12 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.