ECLI:NL:GHARL:2023:6783
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak van verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een ontnemingsvordering tegen een verdachte die eerder door de rechtbank was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 252.713,10 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 28 juni 2023 heeft het hof het onderzoek heropend en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, alsook van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. Rommy.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een andere strafzaak, met parketnummer 21-000377-20, op 12 juli 2023 is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de grondslag voor de ontnemingsvordering is komen te vervallen. Gezien artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing een verplichting tot betaling kan opleggen aan een veroordeelde, is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing van het hof is om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering. Deze uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. N.E. Versloot, en is openbaar uitgesproken.