In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de rechtbank Overijssel. De verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van witwassen, waarbij hij ongeveer € 250.000,-- op zijn bankrekening had ontvangen, afkomstig uit oplichting van een drankengroothandel. Dit bedrag werd gebruikt voor de aankoop van goudstaven. Het hof heeft de ontnemingsvordering tot een bedrag van bijna € 250.000,-- toegewezen. De zaak is behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat de verdachte had ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 20 januari 2020. Tijdens de zitting op 28 juni 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.J. Mesland.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte financieel voordeel heeft genoten van zijn handelen en dat de verklaringen van de verdachte over de hoogte van het verkregen voordeel ongeloofwaardig zijn. Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 252.713,10, en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 247.713,10, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank had de verdachte en zijn medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de betalingsverplichting, maar het hof heeft de medeverdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De beslissing van het hof is op 12 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.