Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- het herstelexploot van 15 november 2022
- de memorie van grieven.
2.De kern van de zaak
onder protest” betalen aan Imparts en € 4.474,79 incl. btw op de derdengeldenrekening van de advocaat van [appellant] storten tot zekerheid, waarna Imparts een bodemprocedure zou aanspannen voor dat laatste bedrag, terwijl [appellant] het volgens hem te veel betaalde zou terugvorderen. Over de betaling “
onder protest” heeft de advocaat van [appellant] in haar e-mail het volgende uitgelegd: “
betaling is onder protest vanwege het feit dat voor diverse werkzaamheden die Imparts aan cliënt in rekening brengt geen opdracht heeft[sic]
gegeven en diverse onderdelen die Imparts aan cliënt in rekening brengt hoger geprijsd zijn dan op de webshopsite van Imparts en cliënt de kosten hiervoor nadrukkelijk betwist en ontkent schuldig te zijn”.
Zo maak je het wel duur voor alle betrokkenen. (. . . ) Als er nog € 12.500,= overgemaakt wordt mag de auto opgehaald worden. (…) Hiermee geef ik een aanzienlijke korting op de werkelijk gemaakte kosten. Ingewikkelder moeten we het niet maken.”
onder nadrukkelijk protest betaalt de heer [appellant] € 10.000.” Na betaling daarvan diende de auto dan op een door [appellant] aangewezen adres afgeleverd te worden. Imparts heeft dat aanbod geaccepteerd met vermelding dat alle garantie op door haar uitgevoerde werkzaamheden verviel. In hoger beroep staat vast dat is afgesproken, dat geen garanties meer golden voor het verrichte werk.
3.Het oordeel van het hof
schikking” in zijn email van 23 juni 2021 en een regeling tegen finale kwijting in de mail van zijn advocaat van 6 september 2021). Toen hij vervolgens een aanbod deed waarbij geen finale kwijting zou worden afgesproken, maar over het betaalde bedrag geprocedeerd zou worden, heeft Imparts dat naar het oordeel van het hof duidelijk afgewezen. In de daaropvolgende mail schrijft Imparts ook dat met het bod van € 12.500 een korting gegeven zou worden. Als geen finale kwijting zou zijn afgesproken zou deze korting niet vaststaan. Daaruit kon [appellant] afleiden dat Imparts een finale regeling van het geschil wenste. Ten tweede omdat [appellant] zijn bod heeft verlaagd, na de afwijzing van het “ingewikkelde” aanbod waarbij betaald zou worden, om vervolgens nog te procederen. In haar e-mail van 20 september 2021 had de advocaat van [appellant] voorgesteld € 6.761,52 en € 4.474,79, samen: € 11.236,31, te betalen, maar over het bedrag vervolgens nog te procederen. Daarop heeft Imparts aangeboden met € 12.500 genoegen te nemen. In respons heeft [appellant] vervolgens € 10.000 geboden. Dat bod was dus lager dan het laatste bod van Imparts (wat voor de hand ligt), maar ook lager dan de in totaal € 11.236,31, die [appellant] eerder had geboden met de voorwaarde dat er nog geprocedeerd zou worden. Zouden dezelfde voorwaarden gelden als voor het “ingewikkelde” eerdere bod, dan is moeilijk te begrijpen dat [appellant] in respons op de afwijzing door Imparts juist minder heeft geboden. [appellant] zou dan een stap terug gezet hebben in de onderhandelingen. Dat ligt niet voor de hand en daarvan hoefde Imparts dan ook niet uit te gaan. Dat niet expliciet is gesproken over een regeling om aan het geschil een einde te maken is in het licht van deze omstandigheden onvoldoende om tot een ander conclusie te komen.
onder protest” betaald zou worden, maakt dit niet anders. De woorden “onder protest” kunnen ook uitgelegd worden als een uitdrukking van de opvatting van [appellant] , dat hij nog steeds vond dat Imparts hem te veel had gerekend. Zo had de advocaat van [appellant] de woorden “onder protest” ook uitgelegd in haar e-mail van 20 september 2021. Dat Imparts daarbij slechts een korting van € 200 heeft gegeven ten opzichte van haar eerste verzoek om extra betaling (r.o. 2.2) maakt dat ook niet anders, omdat inmiddels Imparts meer geld had gevraagd en het hier niet zozeer gaat om de hoogte van de concessie, als wel om het feit dat partijen in onderhandeling waren om tot een regeling te komen.