In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een bezwaar van belanghebbende tegen een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018. De Inspecteur had het bezwaar tegen de voorlopige aanslag en de daarbij berekende belastingrente niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op de juiste wijze is verzonden en dat belanghebbende op de zitting niet is verschenen. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de Inspecteur beoordeeld. Het Hof concludeert dat de Inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat een voorlopige aanslag volgens de Wet IB 2001 niet voor bezwaar vatbaar is. Het Hof heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen, waarin werd gesteld dat beslissingen van de Ontvanger van de Belastingdienst over verrekening van belastingaanslagen niet voor bezwaar vatbaar zijn en dat alleen de burgerlijke rechter bevoegd is om hierover te oordelen.
De uitspraak van het Hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.