In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 7 maart 2022. De rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De heffingsambtenaar, GBTwente, had de WOZ-waarde van een onroerende zaak vastgesteld, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. Na afwijzing van het bezwaar door de heffingsambtenaar, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 5 juli 2023 is de gemachtigde van belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, verschenen, terwijl de heffingsambtenaar niet aanwezig was. Het geschil draait om de vraag of de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De gemachtigde stelde dat er onduidelijkheid was over de griffierechtnota, die aan hem was gericht in plaats van aan de rechtspersoon.
Het Hof oordeelde dat de griffierechtnota duidelijk betrekking had op de zaak en dat er geen misverstand kon zijn ontstaan. Het Hof bevestigde dat het griffierecht niet tijdig was bijgeschreven en dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.