ECLI:NL:GHARL:2023:6528

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
21-003665-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het achterlaten van een hulpeloze toestand na een aanrijding, rijden onder invloed van amfetamine en rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van het achterlaten van een ander in een hulpeloze toestand na een aanrijding, rijden onder invloed van amfetamine en rijden zonder geldig rijbewijs. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.M. Keizer. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast was er een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden opgelegd.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring voor feit 2, namelijk het rijden onder invloed van amfetamine, en heeft de strafoplegging aangepast. De verdachte had op 12 juni 2021 een verkeersongeval veroorzaakt en was na de aanrijding weggereden, terwijl hij wist dat er letsel was toegebracht aan het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat zijn verweer niet kon worden aangenomen. De verdachte had eerder al meerdere keren zonder rijbewijs gereden en was onder invloed van drugs.

De uiteindelijke straf die het hof oplegde bestond uit een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren. Tevens werd de rijbevoegdheid voor twaalf maanden ontzegd en werd er voor feit 3 twee weken hechtenis voorwaardelijk opgelegd. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en begeleiding, en besloot dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet passend was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003665-22
Uitspraak d.d.: 2 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 2 september 2022 met parketnummer 18-052311-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor het doorrijden na een aanrijding (feit 1), rijden onder invloed van cannabis en amfetamine (feit 2) en rijden zonder geldig rijbewijs (feit 3) veroordeeld. Voor feit 1 en 2 is verdachte tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren veroordeeld. Voor feit 1 is daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van twaalf maanden. Ten aanzien van feit 3 is twee weken hechtenis opgelegd. Tot slot heeft de rechtbank enkele inbeslaggenomen goederen aan verdachte teruggegeven.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een iets andere bewezenverklaring voor feit 2 en tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.

dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in of nabij [dorp] , gemeente [naam gemeente] op/aan [straatnaam] , op of omstreeks 12 juni 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;

2.

hij op of omstreeks 12 juni 2021 te of nabij [dorp] , gemeente [naam gemeente] een voertuig, te weten motorfiets heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, al dan niet in combinatie met een andere van deze aangewezen stof, te weten cannabis terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof(fen) 65 microgram amfetamine per liter bloed en/of 6.9 microgram THC per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen afzonderlijk (en/of in combinatie) vermelde grenswaarde;

3.

hij op of omstreeks 12 juni 2021 te [dorp] , gemeente [naam gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) heeft gereden op de weg, [straatnaam] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij na de aanrijding heeft gezien dat er meerdere mensen ter plaatse waren die aan het bellen of aan het filmen waren. Hij dacht ‘ik moet weg hier’, is op zijn motor gestapt en is weggereden. Het rijden onder invloed van amfetamine en het rijden zonder geldig rijbewijs heeft verdachte bekend.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde, aangezien uit meerdere getuigenverklaringen blijkt dat het slachtoffer reeds werd geholpen op het moment dat verdachte op zijn motor stapte en wegreed, zodat hij het slachtoffer niet in een hulpeloze toestand achter heeft gelaten. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is partiële vrijspraak bepleit van het rijden onder invloed van cannabis. Daartoe is aangevoerd dat verdachte na de aanrijding bij getuige [getuige] thuis een joint heeft gerookt, waardoor het hoge THCgehalte is veroorzaakt. Dit was nog niet het geval op het moment van het rijden op de motor. Wat betreft het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weersproken en het onder 2 en 3 tenlastegelegde wordt bewezen door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde dat verdachte na de aanrijding om zich heen heeft gekeken, zijn motor heeft opgepakt en is weggereden. Verdachte is niet zelf naar het slachtoffer toegegaan en heeft ook niet met de aanwezige omstanders gepraat over het slachtoffer. Naar het oordeel van het hof heeft hij zich op basis van die gedragingen schuldig gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij, als degene dieal dan nietals bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden inof nabij[dorp] , gemeente [naam gemeente] op/aan [straatnaam] , opof omstreeks20 juni 2021 de(voornoemde)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wistof redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
2.
hij opof omstreeks20 juni 2021 teof nabij[dorp] , gemeente [naam gemeente] een voertuig, te weten een motorfiets heeft bestuurdof als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine,al dan niet in combinatie met een andere van deze aangewezen stof, te weten cannabisterwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloedbij iedere aangewezen stof(fen)65 microgram amfetamine per liter bloeden/of 6.9 microgram THC per liter bloedbedroeg, in elk geval (telkens)zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen afzonderlijk (en/of in combinatie)vermelde grenswaarde;
3.
hij opof omstreeks20 juni 2021 te [dorp] , gemeente [naam gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) heeft gereden op de weg, [straatnaam] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat voor feit 1 een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden en voor feit 3 twee weken hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat de aanrijding veel indruk op hem heeft gemaakt en dat het een tijd daarna niet goed met hem is gegaan. In mei 2023 heeft hij een zorgmachtiging opgelegd gekregen, op basis waarvan hij nu begeleiding krijgt en waardoor het inmiddels veel beter gaat. Verdachte zegt geen amfetamine meer te gebruiken en begeleid te wonen. Twee weken hechtenis zou volgens verdachte tot gevolg hebben dat verdachte zijn woning moet verlaten en dat zijn begeleiding wordt bemoeilijkt. De raadsman heeft verzocht om de hechtenis ten aanzien van feit 3 in voorwaardelijke zin op te leggen en heeft opgemerkt dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf ook niet passend is, omdat de gevolgen van het ongeval beperkt zijn gebleven en verdachte zich uiteindelijk zelf heeft gemeld.
Oordeel van het hof
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is op 20 juni 2021, zonder dat hij daar een rijbewijs voor had en terwijl hij onder invloed van amfetamine was, op zijn motor gestapt en gaan rijden. Op de [straatnaam] in [dorp] is hij buiten zijn directe schuld in botsing gekomen met een fietser. Die fietser is gevallen en verdachte heeft hem in hulpeloze toestand achtergelaten, door vrijwel direct na de aanrijding te vertrekken. Ongeveer twee en een half uur na het ongeval heeft verdachte zich bij de politie gemeld. Verdachte heeft met zijn handelen verschillende gedragsnormen binnen het verkeer geschonden en heeft zijn medeweggebruikers onmiskenbaar in gevaar gebracht.
Uit het Uittreksel van de Justitiële Documentatie van 13 juni 2023 blijkt dat verdachte vaker verschillende keren eerder is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs.
Uit de verklaringen van de verdachte blijkt dat hij inmiddels is gaan inzien dat het rijden zonder rijbewijs en rijden onder invloed van drugs gevaarlijk is en dat dit geen optie is. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en is onder begeleiding bezig om zijn leven op orde te krijgen en zijn psychische ziekte te laten behandelen. Deze positieve ontwikkeling in het leven van verdachte dient naar het oordeel van het hof niet doorkruist te worden. Niet door de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, als ook niet door oplegging van een te zware taakstraf.
Alles afwegend komt het hof ten aanzien van feit 1 en 2 tot de oplegging van:
  • een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van feit 1 wordt aan verdachte daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van twaalf maanden.
Tot slot wordt voor het onder 3 bewezenverklaarde twee weken hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, opgelegd.

Beslag

Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de inbeslaggenomen helm, jas, motorfiets en telefoon reeds aan verdachte zijn teruggegeven. Gelet hierop volgt er geen beslissing meer ten aanzien van die inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde tot
hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. D.R. Sonneveldt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B. van Leeuwen, griffier,
en op 2 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 2 augustus 2023.
Tegenwoordig:
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. I.A.H.M. Schepers, advocaat-generaal,
mr. I.M.G. van der Lee, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.